ECLI:NL:RBBRE:2005:AT4494
Rechtbank Breda
- Kort geding
- M.M. Steenbeek
- C.H.D.M. van de Kar
- Rechtspraak.nl
Voortgezet verblijf van tbs-passanten in huis van bewaring en de termijn voor plaatsing in tbs-inrichting
In deze zaak gaat het om het voortgezet verblijf van tbs-passanten in een huis van bewaring en de termijn waarbinnen zij geplaatst dienen te worden in een tbs-inrichting. De eiseres, die als tbs-passant in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda verblijft, heeft de Staat der Nederlanden aangeklaagd omdat zij niet tijdig in een tbs-kliniek is geplaatst. De Staat erkent dat plaatsing zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden, maar wijst op de lange wachtlijst van ongeveer 12 maanden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de termijn van maximaal 6 maanden voor plaatsing in een tbs-inrichting moet worden aangehouden, behoudens bijzondere omstandigheden. De rechter stelt dat het langdurig verblijf in een huis van bewaring onrechtmatig kan zijn, vooral als er geen adequate behandeling plaatsvindt. De voorzieningenrechter beveelt de Staat om eiseres binnen 9 maanden na 26 oktober 2004 te plaatsen in een tbs-kliniek, en als dat niet gebeurt, dient zij in vrijheid te worden gesteld. De Staat wordt ook veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.145,60. Dit vonnis is uitgesproken op 20 april 2005.