ECLI:NL:RBBRE:2005:AT2840

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
144090 /KG ZA 05-154
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom en bruikleen van beeldende kunstwerken tussen kunstenaar en vriend

In deze zaak staat ter beoordeling of eiser, een beeldend kunstenaar, twee beelden heeft geschonken aan gedaagde of dat er sprake was van bruikleen. Eiser heeft in 1983 drie beelden bij gedaagde achtergelaten en heeft in 1995 een van die beelden teruggekregen. In maart 2005 heeft eiser gedaagde gevraagd om de twee andere beelden af te staan voor een tentoonstelling in Portugal, waarop gedaagde aanvankelijk instemde. Echter, na een e-mail van de echtgenote van gedaagde, waarin zij haar bezorgdheid uitte over de afgifte van de beelden, ontstond er onduidelijkheid over de eigendomssituatie.

Eiser vordert in kort geding dat gedaagde de beelden binnen 48 uur na betekening van het vonnis aan hem teruggeeft, onder dreiging van een dwangsom. Gedaagde stelt dat de beelden aan hem zijn geschonken en dat hij slechts het betonnen beeld in bruikleen heeft gekregen. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde de beelden voor zichzelf houdt en dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn eigendomsrecht. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde de beelden moet afgeven, maar pas nadat eiser zekerheid heeft gesteld in de vorm van een bankgarantie van € 1.000,00. Gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van het geding, omdat het ontstaan van het geschil aan zijn handelwijze is toe te rekenen.

Uitspraak

144090 /KG ZA 05-154 RECHTBANK BREDA
24 maart 2005 Sector Handelsrecht
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser],
wonende te Lagoa, Portugal,
e i s e r bij dagvaarding van 17 maart 2005,
procureur: mr. P.C.H. Jansen,
t e g e n :
[gedaagde],
wonende te Dongen,
g e d a a g d e ,
i n p e r s o o n v e r s c h e n e n .
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de pleitnota van mr. Jansen en de door eiser in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. M.C.J. Heinz, rechtshelper, die namens gedaagde mede het woord heeft gevoerd;
- de door gedaagde in het geding gebrachte producties.
2. Het geschil.
Eiser vordert gedaagde, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om
binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de twee op de bij de dagvaarding overgelegde
productie 1 afgebeelde houtsculpturen in goede staat aan eiser af te geven zulks op straffe
van een dwangsom van € 2.500,-- per dag voor iedere dag dat gedaagde in gebrek zal
blijven aan die verlichting te voldoen en met veroordeling van gedaagde in de kosten van
het geding.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
De voorzieningenrechter gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
Eiser en gedaagde hebben elkaar als collega's in het onderwijs leren kennen en zijn
bevriend geraakt en gebleven tot het moment waarop het onderhavige geschil is gerezen.
Eiser is in 1983 geëmigreerd naar Portugal. Voor zijn vertrek naar Portugal heeft hij in
1983 een drietal door hem vervaardigde beelden bij gedaagde achtergelaten.
Omstreeks 1995 is een van die beelden, een betonnen beeld, door gedaagde op verzoek
van eiser in het bezit van eiser gesteld.
Op 6 maart 2005 heeft eiser telefonisch contact opgenomen met gedaagde waarbij hij
gedaagde heeft gevraagd de twee andere beelden af te staan voor een in Portugal
georganiseerde overzichtstentoonstelling van de kunstwerken van eiser. Gedaagde heeft
in dit telefoongesprek ingestemd met afgifte.
Vervolgens heeft de echtgenote van gedaagde op 11 maart 2005 het navolgende bericht
per e-mail aan eiser verzonden:
Naar aanleiding van het telefoongesprek van afgelopen zondag stuur ik je dit bericht.
Kees vertelde wat jullie afgesproken hadden, maar ik vind dat niet zo'n goed idee. Deze
objecten staan op een prominente plaats in ons huis en ik vind dat ze daar moeten blijven
staan. Helaas, Willem maar jouw expositie zal daar niet minder om zijn. Je hebt de
laatste tijd toch niet stilgezeten !!
Eiser heeft vervolgens bij brief van zijn raadsman van 14 maart 2005 het standpunt
ingenomen eigenaar te zijn van de beelden, dat deze onder de titel van bruikleen of
bewaarneming aan gedaagde waren afgestaan en gedaagde gesommeerd de beelden terug
te geven.
3.2
Het spoedeisend belang van eiser acht de voorzieningenrechter gegeven door het belang
van eiser zijn gehele artistieke oeuvre aan het publiek te kunnen presenteren.
3.3
Eiser stelt dat hij de beelden in 1983 ten titel van bruikleen of ten titel van bewaargeving
bij gedaagde heeft achtergelaten. Grondslag van de vordering in het lichaam van de
dagvaarding is dit door eiser gestelde eigendomsrecht en de inmiddels geëindigde
overeenkomst van bruikleen dan wel bewaargeving.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft eiser als primaire grondslag
aangevoerd de op 5 maart 2005 tussen partijen overeengekomen bruikleenovereenkomst
waarin gedaagde zich heeft verplicht om de beelden voor de duur van de expositie in
Portugal af te staan aan eiser. Subsidiair beroept eiser zich op zijn eigendomsrecht,
stellende dat de beelden aan gedaagde in bruikleen dan wel bewaargeving zijn afgestaan.
3.4
Gedaagde verweert zich met de stelling dat eiser in 1983 het betonnen beeld in bruikleen
heeft gegeven maar de beide houten beelden aan hem heeft geschonken zodat deze zijn
eigendom zijn.
Gedaagde erkent toegezegd te hebben de beelden in bruikleen af te staan doch wenst
daaraan thans zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie tot een bedrag van
€ 2.500,00 te verbinden als voorwaarde voor het geval eiser de beelden na het einde van
de expositie niet zou retourneren.
3.5
Uit de antwoorden van gedaagde op de vragen van de voorzieningenrechter is gebleken
dat eiser -volgens gedaagden- in het telefoongesprek van 5 maart 2005 desgevraagd aan
gedaagde heeft bevestigd dat gedaagde zich eigenaar mag noemen van de beelden en dat
hij de beelden na afloop van de expositie zou teruggeven. Gedaagde heeft voorts
meegedeeld dat na afloop van dat telefoongesprek bij zijn echtgenote aarzelingen zijn
gerezen over de vraag of eiser ook woord zou houden. Die aarzelingen heeft gedaagde
vervolgens overgenomen, zo heeft hij verklaard, en dit was de reden voor het verzenden
van de hiervoor geciteerde e-mail. Gedaagde heeft niet kunnen verklaren waarop die
aarzelingen waren gebaseerd.
Voor de voorzieningenrechter is onbegrijpelijk dat eiser reeds op dat moment, gegeven de
hechte vriendschapsrelatie tussen partijen, dergelijke gedachten heeft ontwikkeld.
3.6
Op grond van het in art. 3:109 BW bepaalde wordt gedaagde geacht de beelden voor
zichzelf te houden. Om die reden zal het in een eventuele bodemprocedure aan eiser zijn
het door hem gestelde eigendomsrecht te bewijzen. Eiser zal daartoe dus dienen aan te
tonen dat hij de beelden in 1983 ten titel van bruikleen of bewaargeving heeft afgestaan.
Dit bewijs is thans nog niet voorhanden zodat de vordering op de subsidiaire grondslag
niet kan slagen.
3.7
Ofschoon, zoals hiervoor onder 3.4 is overwogen, menselijkerwijs gesproken
onbegrijpelijk is dat gedaagde zonder enige aanleiding argwanend is geworden en om die
reden zijn aanvankelijke onvoorwaardelijke instemming met bruikleen voor de duur van
de expositie in Portugal, nadien afhankelijk heeft gesteld van het stellen van zekerheid,
dient thans vastgesteld te worden dat eiser zich inmiddels op het standpunt stelt eigenaar
te zijn gebleven van de beelden. Desgevraagd heeft de raadsman van eiser ter zitting ook
meegedeeld na revindicatoir beslag een vordering tot afgifte in te zullen stellen.
Een onvoorwaardelijke toezegging de beelden na de expositie opnieuw in bezit te stellen
van gedaagde heeft eiser (bij monde van zijn raadsman) niet gedaan.
Gegeven de huidige situatie, waarnaar de vordering beoordeeld dient te worden, is de
vrees van gedaagde dat de beelden na afloop van de expositie niet geretourneerd zullen
worden, hoewel aanvankelijk volstrekt ongegrond, thans niet langer denkbeeldig.
In deze omstandigheden kan van gedaagde niet langer gevergd worden de toezegging
gestand te doen zonder enige zekerheid.
Ofschoon de beelden volgens gedaagde een waarde vertegenwoordigen van € 2.500,--
acht de voorzieningenrechter zekerheid tot een bedrag van € 1.000,-- voldoende.
De slotsom van al het voorgaande is dat de vordering toewijsbaar is, echter met dien
verstande dat eiser een teruggaveplicht zal worden opgelegd en gedaagde eerst tot afgifte
gehouden is nadat eiser zekerheid heeft gesteld tot een bedrag van € 1.000,00, aldus zoals
hierna in de beslissing te vermelden.
4. De kosten.
Gedaagde zal in de kosten worden veroordeeld nu het ontstaan van de geschillen aan zijn
handelwijze is toe te rekenen.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter
veroordeelt gedaagde binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, nadat eiser zekerheid
heeft gesteld tot een bedrag van € 1.000,-- in de vorm van een bankgarantie, de twee op
de bij dagvaarding overgelegde productie 1 afgebeelde houtsculpturen in goede staat aan
eiser af te geven, onder gehoudenheid van eiser de beelden na afloop van de expositie,
doch uiterlijk op 1 oktober 2005, weer bij gedaagde af te leveren;
bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 500,-- per dag dat hij in gebreke
blijft aan voormelde veroordeling te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen
maximaal € 10.000,-- kan worden verbeurd;
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van
de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 1.145,60, waaronder begrepen een
bedrag van € 816,00 aan salaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.G.M. van der Weide, voorzieningenrechter, en bij
vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van donderdag 24
maart 2005, in tegenwoordigheid van mr. D.G.E.C.Th. Schütz, waarnemend griffier.