ECLI:NL:RBBRE:2005:AS5640

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
10 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
004588-03
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Breeman
  • mr. Kooijman
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie van synthetische drugs en het bezit van vuurwapens

Op 10 februari 2005 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de productie van synthetische drugs en het bezit van vuurwapens. De rechtbank heeft de gedingstukken bekeken en de zaak ter terechtzitting onderzocht. De officier van justitie heeft zijn vordering gedaan, maar de verdachte was niet aanwezig, aangezien er verstek was verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in 2003 en 2004 betrokken was bij de productie en distributie van synthetische harddrugs, waaronder MDMA en XTC-pillen. De verdachte had grondstoffen en apparatuur voorhanden die bestemd waren voor de productie van deze drugs. Daarnaast was hij in het bezit van vuurwapens en munitie van categorie III. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder al veroordeeld was voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een aantal punten waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van het voorarrest. Tevens zijn de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, omdat deze van zodanige aard waren dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De uitspraak is gedaan op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 004588-03
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
[geboortedatum, geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord. Zij heeft in aanmerking genomen dat tegen verdachte verstek is verleend.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 tot 24
april 2004 te Tilburg, tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I synthetische harddrugs, in elk geval (een) middel(en)
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- stoffen en/of apparatuur voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte
en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden
dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en)
immers, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes
mededader(s)(telkens);
- grondstoffen voor de productie van synthetische harddrugs
( onder andere aceton en/of zoutzuur en/of methanol en/of PMK
(piperonylmethylketon) ) en/of
- een (gedeelte van) mobiel laboratorium voorhanden gehad;
[plaats delict]
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2004 te respectievelijk Tilburg en/of Breda
tesamen en in vereniging met (en) nader(en), althans alleen, een of meer
wapens van categorie III, te weten:
* op het adres [plaats delict] twee, althans een vuurwapen(s),
en/of munitie van categorie III, te weten meerdere patronen en/of
* op het adres [plaats delict2], een vuurwapen, en/of munitie van
categorie III, te weten meerdere patronen,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
juni 2003 tot en met 23 oktober 2003 te Wernhout, gemeente Zundert en/of
Breda, althans in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben bereid, bewerkt,
verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd (een)
(grote) hoeveelhe(i)d(en) (zogeheten) XTC-pillen, in elk geval (een)
hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA, zijnde MDMA
(een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en/of
hij op of omstreeks 23 oktober 2003 te Wernhout, gemeente Zundert en/of Breda,
althans in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad ongeveer:
- 36 kilogram, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) N-ethyl MDA base en/of
- 4 kilogram en/of 6 liter, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) N-ethyl MDA, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en)
van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA, zijnde (een)
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond D Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 23 oktober 2003 te Breda, althans in het arrondissement
Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om
een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren van (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (zogenoemde)
XTC-pillen, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en)
bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA, zijnde MDMA en/of MDA en/of
N-ethyl MDA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen
- (een) hoeveelhe(i)d(en) safrool en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) zwavelzuur en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) aceton en/of
- een gelaatsmasker en/of
- een groot aantal jerrycans en/of
- een diepvrieskist, voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of
verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden,
dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 eerste * is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het wettig bewijs dat verdachte deze vuurwapens met munitie voorhanden heeft gehad ontbreekt.
7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 22 tot 24
april 2004 te Tilburg, tesamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren van middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I synthetische harddrugs, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte
en diens mededader wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden
dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten
immers, hebbende verdachte en verdachtes mededader
- grondstoffen voor de productie van synthetische harddrugs (aceton en methanol en PMK (piperonylmethylketon) voorhanden gehad;
2.
op 24 april 2004 te Breda
een wapens van categorie III, te weten:
*op het adres [plaats delict2], een vuurwapen, en/of munitie van
categorie III, te weten meerdere patronen, voorhanden heeft gehad;
3.
op tijdstippen in de periode van 1
juni 2003 tot en met 23 oktober 2003 te Wernhout, gemeente Zundert , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt,
verwerkt, afgeleverd, vervoerd en vervaardigd grote hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
op 23 oktober 2003 te Wernhout, gemeente Zundert
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
- 36 kilogram, N-ethyl MDA base en
- 4 kilogram en 5 liter, MDMA en
- een hoeveelheid N-ethyl MDA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 23 oktober 2003 te Breda, om
een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA, zijnde MDMA en N-ethyl MDA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen
- een hoeveelheid safrool en
- een hoeveelheid zwavelzuur en
- een hoeveelheid aceton en
- een gelaatsmasker en
- een groot aantal jerrycans en
- een diepvrieskist, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Hetgeen hem meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De in feit 2 van de telastelegging vermelde datum 24 juni 2004 beschouwt de rechtbank, gelet op hetgeen uit de processen-verbaal naar voren komt, als een kennelijke misslag. Dit is in de bewezenverklaring verbeterd in 24 april 2004.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:
1. Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie (munitie), meermalen gepleegd.
3. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod.
4. Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voorbereiden of bevorderen door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet
dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
De officier van justitie heeft voor de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 7 jaar met aftrek van het voorarrest.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van synthetische drugs. Verdachte heeft hiertoe in garages in Breda en Tilburg een aantal voorwerpen en vele liters grondstoffen voorhanden gehad waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren voor die productie.
Voorts heeft verdachte zich op grote schaal schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie en het vervoeren van synthetische drugs en het aanwezig hebben van de grondstoffen die nodig zijn voor de productie van die synthetische drugs. De omvang van het laboratorium in Wernhout duidt erop dat er sprake is van een grote productie van XTC-pillen.
Tevens zijn er in de woning van verdachte een vuurwapen en de daarbij behorende munitie aangetroffen.
De rechtbank ziet, gelet op de verklaringen van medeverdachten en de aangetroffen stoffen en voorwerpen, verdachte als degene die de leiding had bij deze strafbare feiten. Uit deze verklaringen komt naar voren dat er een aantal mensen voor verdachte hebben gewerkt en dat er sprake is geweest van een grootschalige samenwerking.
In zijn algemeenheid geldt dat het gebruik van XTC-tabletten gezondheidsrisico's voor de
ebruikers meebrengt. Uit medisch onderzoek naar de klinische en toxicologische aspecten van XTC-gebruik is immers gebleken dat inname van de in XTC-tabletten voorkomende stof MDMA tot afbraak van serotonine leidt, welke juist een belangrijke rol in het centrale zenuwstelsel speelt voor de regulering van diverse lichaamsfuncties. Deze schade is naar het zich laat aanzien blijvend. Voorts is op grond van onderzoek geconcludeerd dat gebruik van XTC een bijzonder groot risico op psychiatrische stoornissen meebrengt en geldt dat de al dan niet opzettelijke toevoeging van schadelijke stoffen aan XTC-tabletten, eveneens naar het zich laat aanzien, onomkeerbare schade aan het menselijk lichaam kan toebrengen. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van XTC-tabletten nog ander gevaar. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie van XTC-tabletten vrijkomende chemische afvalstoffen in riool of elders en op het ontploffingsgevaar dat bij de productie van XTC-tabletten aanwezig is, welk gevaar zich in het bijzonder doet gelden bij laboratoria in de nabijheid van woningen zoals ook hier het geval was.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank voorts meegewogen dat verdachte blijkens het uittreksel uit het documentatieregister twee maal eerder tot forse gevangenisstraffen is veroordeeld terzake van overtreding van de Opiumwet.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
12 De overwegingen omtrent het beslag.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 5, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat met behulp van die voorwerpen het feit is begaan.
Voorts zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36d, 47, 57 en 91 van het wetboek van strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a, 13 en 14 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2, eerste * is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij verklaart aan het verkeer onttrokken de onder 12 omschreven voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Luijks, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van Hamme en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 februari 2005,
zijnde mr Luijks buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.