ECLI:NL:RBBRE:2005:AS4071
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onregelmatige opzegging van arbeidsovereenkomst en schadevergoeding
In deze zaak, uitgesproken op 26 januari 2005 door de Rechtbank Breda, is de kantonrechter geconfronteerd met een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap BENELUX & JUSTUS GROUP B.V. (hierna: B&J Group). De werknemer vorderde doorbetaling van zijn loon na een ontslag dat hij als onterecht beschouwde. De werkgever stelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat de Nederlandse wetgeving, en specifiek het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA), niet van toepassing was op de arbeidsovereenkomst, aangezien de werknemer permanent in Bulgarije woonde en geen beroep deed op de Nederlandse arbeidsmarkt.
De kantonrechter oordeelde dat de BBA niet van toepassing was, omdat de sociaal-economische belangen van de Nederlandse arbeidsmarkt niet betrokken waren bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer had geen recht op tussentijdse opzegging, aangezien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was aangegaan zonder een geldige proeftijd. Hierdoor was de werkgever schadeplichtig op grond van artikel 7:677 lid 4 BW. De werknemer had de keuze om een gefixeerde schadevergoeding of een volledige schadevergoeding te vorderen, en de kantonrechter concludeerde dat hij had gekozen voor volledige schadevergoeding.
De kantonrechter verklaarde de vorderingen tot betaling van loon en overuren niet-ontvankelijk, omdat deze waren verjaard. De vorderingen tot vakantiebijslag en vakantiedagen werden echter toegewezen, omdat deze binnen de verjaringstermijnen waren ingesteld. De vordering tot onkostenvergoeding werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af.