ECLI:NL:RBBRE:2004:AS4070
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid kantonrechter in arbeidsgeschil met internationale elementen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 25 augustus 2004, staat de bevoegdheid van de kantonrechter centraal in een arbeidsgeschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap BENELUX & JUSTUS GROUP B.V. (hierna: B&J Group). De werknemer vordert betaling van loon en andere vergoedingen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst die op 1 januari 2003 is gesloten. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 17 februari 2003, waarna de werknemer de vernietigbaarheid van het ontslag heeft ingeroepen. De werkgever betwist de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en stelt dat de arbeidsovereenkomst geen aanknopingspunten heeft met de Nederlandse rechtssfeer, en beroept zich op het internationale verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO). De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst voldoende verbonden is met Nederland, onder andere door de verwijzing naar dwingendrechtelijke bepalingen van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek en de omstandigheden waaronder de arbeidsovereenkomst is gesloten. De kantonrechter verklaart zich bevoegd om over de hoofdzaak te oordelen en verwijst de zaak voor het nemen van een conclusie van dupliek naar de rolzitting van 22 september 2004. De beslissing over de kosten van het incident zal tegelijk met de hoofdzaak worden genomen.