ECLI:NL:RBBRE:2004:AR5582

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
137986/KG ZA 04-506
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige samenwerkingsovereenkomst tussen woningstichting en zorginstelling in strijd met Mededingingswet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 12 november 2004, stond de vraag centraal of een samenwerkingsovereenkomst tussen een woningstichting, die appartementen in een woonzorgcomplex verhuurt, en een zorginstelling in strijd is met de Mededingingswet (art. 6). Eiseres, een thuiszorgorganisatie, vorderde dat gedaagde, de woningstichting, haar zou toelaten tot het leveren van thuiszorg aan bewoners van het woonzorgcomplex. Eiseres stelde dat de overeenkomst tussen gedaagde en de zorginstelling de huurders verplichtte om zorg af te nemen bij deze zorginstelling, wat de concurrentie in de zorgsector zou beperken.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de samenwerkingsovereenkomst inderdaad onrechtmatig was, omdat deze de mededinging op de relevante markt beperkte. De rechter concludeerde dat de huurders van het woonzorgcomplex door de overeenkomst in hun keuzevrijheid werden beperkt, wat in strijd is met artikel 6 van de Mededingingswet. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseres toe, waarbij gedaagde werd veroordeeld om eiseres toe te laten tot het leveren van thuiszorg en het aanbieden van huurovereenkomsten te staken die de zorgafname bij de zorginstelling verplichtten.

De rechter legde ook dwangsommen op voor het niet naleven van deze veroordelingen en bepaalde dat de kosten van het geding voor gedaagde kwamen. Dit vonnis benadrukt het belang van concurrentie in de zorgsector en de bescherming van de keuzevrijheid van bewoners in zorginstellingen.

Uitspraak

137986/KG ZA 04-506 RECHTBANK BREDA
Sector Handelsrecht
12 november 2004
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de stichting
[eiser]
t e g e n :
[gedaagde]
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de door mr. Verberne in het geding gebrachte producties, genummerd 1 - 10;
- de door mr. Jonkers in het geding gebrachte producties, genummerd 1 - 7;
- de pleitnota van mr. Verberne;
- de pleitnota van mr. Jonkers.
Partijen hebben voorts ter zitting hun stellingen mondeling nader toegelicht.
2. Het geschil.
Eiseres, verder te noemen [eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde, verder te noemen [X], te veroordelen:
1. [eiseres] toe te laten tot het leveren van thuiszorg in de brede zin des woords in het wooncomplex voor ouderen, gelegen aan de Stadsweg 11 te Geertruidenberg bij bewoners die zulks verlangen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke keer dat zulks wordt geweigerd;
2. tot het staken en gestaakt houden van het aanbieden van koop- en/of huurovereenkomsten voor zelfstandige woonruimte met betrekking tot het wooncomplex voor ouderen, gelegen aan de [adres] met daarin de voorwaarde dat indien er sprake is van zorgverlening, d[Y] primair zorgverlener is, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke keer dat een dergelijke koop- en/of huurovereenkomst wordt aangeboden;
3. tot aanpassing van de door haar gebruikte advertentietekst met betrekking tot het werven van bewoners voor de wooncomplexen voor ouderen, gelegen aan de Stadsweg 11 te Geertruidenberg door weglaten van de gedwongen keuze voor [xx] dan wel enige andere zorgverlener, binnen veertien dagen na dit vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat [X] zulks nalaat, na betekening van dit vonnis en ommekomst van de gestelde termijn;
4. in de kosten van dit geding.
[X] heeft de vorderingen bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. [eiseres] is een thuiszorgorganisatie die thuiszorg in de brede zin des woords aan onder meer inwoners van de gemeente Geertruidenberg levert.
b. [X] is een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet. Zij bouwt diverse wooncomplexen voor ouderen in Geertruidenberg en ontvangt hiervoor subsidie van de overheid.
c. [X] heeft een appartementencomplex genaamd ‘de Mauritsstaete’ in Geertruidenberg gebouwd. Dit appartementencomplex is een woonzorgcomplex waarin wonen en zorg onder één dak is gebracht.
d. De Mauritsstaete bestaat uit 36 appartementen geschikt voor bewoners die intramurale zorg nodig hebben en 101 appartementen geschikt voor bewoners die extramurale zorg nodig hebben. Ten aanzien van deze laatste categorie sluit [X] als verhuurder huurovereenkomsten met bewoners. Met betrekking tot de eerste categorie treedt Stichting [xx], verder te noemen [xx], binnen het samenwerkingsverband met [X] op als wederpartij van bewoners in te sluiten ‘overeenkomsten zorgverlening en/of dienstverlening’.
e. De huurovereenkomst voor een appartement geschikt voor bewoners die extramurale zorg nodig hebben, luidt, voor zover relevant, als navolgt:
Huurovereenkomst voor zelfstandige woonruimte
Stichting [X], gevestigd en kantoorhoudend te [adres -]
hierna te noemen: verhuurder
en
hierna te noemen: huurder
komen het volgende overeen:
(..)
De woning maakt onderdeel uit van het appartementencomplex “Mauritsstaete”. (..)
Indien er sprake is van zorgverlening is Stichting [xx] te Geertruidenberg primair zorgverlener.
(..)
f. Een advertentie in het blad ‘Wooninfo’ houdt, voor zover relevant, het navolgende in:
Stadsweg 11.12,
Geertruidenberg
Eigenaar: [X]
Advertentienummer: 4.03.003
Kenmerken
Type: Appartement, 1e etage
(..)
Voorwaarden
(..)
Volgende doelgroep:
De zorg dient men af te gaan nemen van de Riethorst.
g. [xx] is een instelling die diverse verzorgingshuizen en een verpleeghuis exploiteert in Geertruidenberg en omgeving.
h. Met het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst zijn [X] en [xx] een langdurige samenwerking aangegaan voor de organisatie van de zorg- en dienstverlening aan bewoners van appartementen van het extramurale gedeelte van de Mauritsstaete.
i. Een informatiebrochure van de Mauritsstaete houdt, voor zover relevant, het navolgende in:
(..)
Met de Mauritsstaete hebben samenwerkingspartners [X] en [xx] als doel: “wonen met kwaliteit en de mogelijkheid van service en zorg op maat” voor mensen vanaf 55 jaar. [xx] is primair de service- en zorgleverancier.
(..)
j. Een andere informatiebrochure van de Mauritsstaete houdt, voor zover relevant, het navolgende in:
(..)
[X] is verantwoordelijk voor het woongenot, zorginstelling [xx] voor “zorg op maat”.
(..)
3.2
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [X] onrechtmatig jegens haar handelt door bewoners van de Mauritsstaete de verplichting op te leggen de door hen gewenste zorg af te nemen bij [xx]. [eiseres] stelt hiertoe dat [X] met [xx] een samenwerkingsovereenkomst is aangegaan die tot gevolg heeft dat [X] bewoners van de Mauritsstaete verplicht zorg af te nemen bij [xx]. Door deze verplichting stelt [eiseres] al cliënten na verhuizing naar de Mauritsstaete te zijn kwijtgeraakt en verwacht nog meer cliënten te verliezen. Dit handelen van [X] is volgens [eiseres] in strijd met artikel 12b van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) aangezien hieruit volgt dat de keuzevrijheid van de bewoner voorop dient te staan bij het samenstellen van zorgarrangementen. Voorts is het handelen van [X] ook in strijd met artikel 6 en artikel 24 Mededingingswet (MW) aangezien door het handelen van [X] de concurrentie in de zorgverleningsector in de betreffende regio wordt beperkt, aldus [eiseres].
3.3
[X] verweert zich primair door te stellen dat [eiseres] geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Voorts ontkent [X] dat de bewoners van de Mauritsstaete alleen zorg mogen afnemen van [xx]. Volgens [X] is weliswaar [xx] het eerste aanspreekpunt voor de bewoners, maar wanneer bewoners uitdrukkelijk aangeven dat zij zorg van een andere zorgverlener, zoals [eiseres] willen ontvangen dan wordt die mogelijkheid aan bewoners wel geboden. De bewoners behouden derhalve de keuze voor de door hen gewenste zorgverlener zodat [X] van mening is dat haar handelen niet in strijd is met artikel 12b BBSH, artikel 6 MW of artikel 24 MW.
3.4
De voorzieningenrechter overweegt dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft nu zij heeft gesteld dat zij reeds is geconfronteerd met cliënten die na verhuizing naar de Mauritsstaete gedwongen waren over te stappen op [xx] en dat zij voortdurend het risico loopt dat de overige cliënten bij verhuizing naar de Mauritsstaete ook verplicht worden hun zorg bij [xx] onder te brengen.
3.5
In de door [X] gebruikte huurovereenkomst en in één van de informatiebrochures van de Mauritsstaete wordt vermeld dat de zorg ‘primair’ door [xx] zal worden verleend. De door [X] gebruikte advertentietekst vermeldt zelfs dat men de zorg dient af te nemen van [xx]. Ter zitting is betoogd door [X], dat de feitelijke handelwijze van [xx] is, dat deze optreedt als eerste aanspreekpunt van de bewoner die aangeeft een vorm van zorg nodig te hebben. [xx] neemt de rol van coördinator op zich en heeft de regie op de zorgvraag van de bewoner. Voorts is het zo, aldus [X], dat indien een ander dan [xx] (een gedeelte van) de zorg verricht, [xx] door [X] kan worden aangesproken wat betreft niveau en kwaliteit van de geleverde zorg. De inhoud van de huurovereenkomst en die van de brochure, gevoegd bij deze feitelijke handelswijze wettigt de slotsom dat bewoners van de Mauritsstaete gehouden zijn om in voorkomende gevallen (een deel van de) zorg van [xx] af te nemen, al was het maar in de vorm van een aanspreekpunt, coördinator of regisseur, in plaats van bij een zorgaanbieder geheel naar eigen keuze.
3.6
De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst te beoordelen of het handelen van [X] in strijd met artikel 6 MW is.
3.7
Ingevolge artikel 6 MW is het ondernemingen verboden afspraken te maken die de mededinging negatief beïnvloeden. Of [X] dit verbod heeft geschonden door de overeenkomst met [xx] te sluiten, die tot gevolg heeft dat [X] enkel huurovereenkomsten aanbiedt met de verplichting tot zorgafname bij [xx], hangt af van het feit of deze overeenkomst er toe strekt dan wel ten gevolge heeft dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt, of vervalst.
Teneinde dit te kunnen vaststellen dient eerst duidelijk te worden wat in het onderhavige geval de relevante markt is. Deze markt valt uiteen in een productmarkt en een geografische markt. Blijkens hetgeen ter zitting door beide partijen is aangevoerd, is de productmarkt aan te merken als de markt van aanbieders van woningen voor mensen van ongeveer 55 jaar en ouder die op zoek zijn naar een combinatie van huisvesting en zorgverlening. Hierbij gaat het volgens [X] voornamelijk om mensen afkomstig uit de regio Midden en West Brabant. Nu dit door [eiseres] niet voldoende gemotiveerd is betwist, gaat de voorzieningenrechter er van uit dat de relevante geografische markt tot dat gebied is beperkt.
Voorts is uit hetgeen beide partijen hebben aangevoerd af te leiden dat de Mauritsstaete een bijzonder appartementencomplex is aangezien hierin verschillende vormen en fasen van zorg (intramurale en extramurale zorg) verleend kunnen worden. Dit heeft er volgens [X] toe geleid dat het aantal inschrijvingen voor woningen van de Mauritsstaete veel groter is dan het aanbod.
Gelet op de relevante markt, de exclusiviteit van de Mauritsstaete en nu overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die tot een ander oordeel dwingen, is voldoende aannemelijk geworden, dat de overeenkomst tussen [X] en [xx] zowel er toe strekt als ten gevolge heeft dat de mededinging op de relevante markt wordt beperkt. De slotsom hiervan is dat zij in strijd is met artikel 6 MW en dus van rechtswege nietig.
3.8
Doordat [X] bij het aangaan van een huurbetrekking met een bewoner van de Mauritsstaete telkens heeft gehandeld op basis van de mededingingsbeperkende overeenkomst met [xx], heeft zij onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld.
3.9
Nu reeds is overwogen dat [X] in strijd met artikel 6 MW heeft gehandeld, behoeven de verweren betreffende handelen van [X] in strijd met artikel 12b BBSH dan wel artikel 24 MW geen bespreking meer.
3.1
Aangezien het door [eiseres] gevorderde voor het overige door [X] niet is betwist, zullen alle vorderingen worden toegewezen met dien verstande dat het onder 2 gevorderde enkel voor huurovereenkomsten zal worden toegewezen, nu ter zitting is gebleken dat de Mauritsstaete geen koopwoningen heeft. Voorts wordt het onder 3 gevorderde aldus toegewezen, dat [X] zich blijft onthouden van de door haar eerder gebruikte advertentietekst met daarin de gedwongen zorgkeuze, een en ander zoals hierna beslist. Tenslotte ziet de voorzieningenrechter aanleiding de gevorderde dwangsommen te matigen en maximeren.
4. De kosten.
[X] dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt gedaagde eiseres toe te laten tot het leveren van thuiszorg in de brede zin des woords in het wooncomplex voor ouderen, gelegen aan de Stadsweg 11 te Geertruidenberg bij bewoners die zulks verlangen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke keer dat dit wordt geweigerd;
2. veroordeelt gedaagde tot het staken en gestaakt houden van het aanbieden van huurovereenkomsten voor zelfstandige woonruimte met betrekking tot het wooncomplex voor ouderen, gelegen aan de [adres] met daarin de voorwaarde dat wanneer sprake is van zorgverlening d[Y] primair zorgverlener is, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke keer dat een dergelijke huurovereenkomst wordt aangeboden;
3. veroordeelt gedaagde zich te blijven onthouden de advertentietekst met betrekking tot het werven van bewoners voor de wooncomplexen voor ouderen, gelegen aan de Stadsweg 11 te Geertruidenberg met daarin de zinsnede van de gedwongen keuze voor [xx] dan wel enige andere zorgverlener, te gebruiken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat gedaagde zich aan deze onthouding niet houdt;
4. bepaalt dat aan dwangsommen voor bovenstaande veroordelingen gezamenlijk maximaal € 50.000,- kan worden verbeurd;
5. veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, deze, voor zover aan de zijde van eiseres gevallen, tot op heden begroot op € 1.127,40 waaronder begrepen een bedrag van € 816,00 aan procureurssalaris;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoer-baar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.E. Poerink en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van vrijdag 12 november 2004, in tegenwoordigheid van mr. K. Weijers, waarne-mend griffier.