ECLI:NL:RBBRE:2004:AP1333

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
10 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
306679 \ VV 04-81
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige wijziging van arbeidsovereenkomst door werkgever niet toegestaan

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda werd behandeld, vorderde eiser, een werknemer van de Zuid-Nederlandse Ramenfabriek B.V. (ZNR), in kort geding zijn terugplaatsing in zijn functie als voorman. Eiser was sinds 14 november 1995 in dienst bij ZNR en had sinds 1 juni 2002 de functie van voorman. ZNR had eiser per 19 april 2004 teruggeplaatst in de functie van monteur met een lager salaris en zonder de ter beschikking gestelde bedrijfsbus en mobiele telefoon. Eiser was van mening dat deze terugplaatsing onrechtmatig was, omdat deze zonder zijn instemming was doorgevoerd en er geen gegronde redenen voor waren.

De procedure begon met een dagvaarding op 14 mei 2004, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 mei 2004. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat partijen niet tot een onderlinge regeling waren gekomen. ZNR voerde aan dat het vertrouwen in eiser als voorman ontbrak en dat er klachten waren over zijn functioneren. Eiser betwistte deze claims en stelde dat ZNR zich niet als goed werkgever gedroeg.

De kantonrechter oordeelde dat voor een wijziging van de arbeidsovereenkomst instemming van beide partijen vereist is. ZNR had niet aangetoond dat zij gerechtigd was om de arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen. De rechter concludeerde dat de vordering van eiser in een bodemprocedure waarschijnlijk zou slagen en wees de vordering toe, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen. ZNR werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton – locatie Bergen op Zoom
V O N N I S in kort geding in de zaak van
[eiser]
wonende te Bergen op Zoom,
eiser,
hierna ook te noemen “[eiser]”,
gemachtigde: mr. J.C.M. Nuijten, advocaat te Bergen op Zoom,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZUID-NEDERLANDSE RAMENFABRIEK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rucphen,
gedaagde,
hierna ook te noemen “ZNR”,
gemachtigde: mr. G.J. Kolen, bedrijfsjurist.
1. Procesgang
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding van 14 mei 2004, met producties;
- de brief van mr. Nuijten d.d. 21 mei 2004 en diens fax d.d. 24 mei 2004 met producties;
- de pleitnota/conclusie van antwoord, met producties;
- de mondelinge behandeling van de vordering ter zitting van 25 mei 2004, in aanwezigheid van [eiser] bijgestaan door mr. Nuijten en ZNR verschenen bij mevrouw J.E.M. Langeweg, hoofd P&O en de heer J. van Veghel, personeelschef, bijgestaan door mr. Kolen;
- de fax van mr. Kolen d.d. 3 juni 2004 en van mr. Nuijten d.d. 4 juni 2004 inhoudende dat partijen niet tot een onderlinge regeling zijn gekomen.
De inhoud van genoemde stukken -alsmede van de ter zitting overgelegde pleitnotities van mr. Nuijten- geldt hier als ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens ter zitting is aangevoerd, wordt -voor zover nodig- hierna teruggekomen.
2. Geschil
[eiser] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1) ZNR te veroordelen [eiser] in zijn functie als [functie] terug te plaatsen en deswege ZNR te veroordelen aan [eiser] te voldoen het daarbij behorende bruto salaris van € 2.314,09 per maand exclusief 8% vakantiegeld en exclusief reistijdvergoeding;
2) ZNR te veroordelen tot het ter beschikking stellen aan [eiser] van de bedrijfsbus en de mobiele telefoon op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat ZNR daarmee in gebreke blijft;
3) ZNR te veroordelen in de kosten van de procedure.
ZNR heeft zich hiertegen gemotiveerd verweerd.
3. Beoordeling
3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken het volgende vast:
a) de thans 34-jarige [eiser] is sedert 14 november 1995 in dienst van ZNR en sinds 1 juni 2002 in de functie van [functie] voor 38 uur per week tegen een bruto salaris van € 2.314,09 per maand, exclusief 8% vakantiegeld, exclusief reistijdvergoeding en exclusief overige emolumenten, waarbij ondermeer een bedrijfsbus en een mobiele telefoon aan [eiser] ter beschikking stond;
b) ZNR heeft [eiser] in een gesprek op 14 april 2004 en haar brief van gelijke datum bericht [eiser] per 19 april 2004 terug te zullen plaatsen in de functie van monteur, met aanpassing van het salaris per 19 april 2004 naar € 2.256,79 bruto per maand en per 19 oktober 2004 naar € 2.096,00 bruto per maand en het niet langer ter beschikking stellen van de bedrijfsbus en mobiele telefoon, welke bij de functie van voorman of eerste monteur horen;
c) de bedrijfsbus is door ZNR reeds ingenomen op 8 april 2004.
3.2
[eiser] is van mening dat ZNR zich niet als goed werkgever gedraagt door hem terug te plaatsen van de functie van [functie] naar de functie van monteur, nu deze terugplaatsingsmaatregel geschiedt zonder gegronde redenen. Het levert volgens [eiser] een ernstig plichtsverzuim op van ZNR jegens [eiser] en daarenboven handelt ZNR onrechtmatig jegens hem.
3.3
ZNR voert -kort samengevat- aan dat zij genoodzaakt is om [eiser] terug te plaatsen, omdat bij de bedrijfsleiding van ZNR het vertrouwen in [eiser] in zijn functioneren als voorman -een voorbeeldfunctie- ontbreekt. ZNR geeft aan dat zij diverse klachten heeft ontvangen van klanten en medewerkers omtrent het functioneren van [eiser] als voorman. Volgens ZNR is [eiser] voldoende gewaarschuwd en in de gelegenheid gesteld om de verantwoordelijkheid die hoort bij de functie van voorman waar te maken, doch hij is daar niet in geslaagd. Volgens ZNR is zij op grond van de CAO en de jurisprudentie gerechtigd om [eiser] in een andere functie te plaatsen met bijbehorend lager salaris.
3.4
Tijdens de mondelinge behandeling van 25 mei 2004 is de zaak aangehouden tot 4 juni 2004. Partijen zouden per laatstgenoemde datum berichten of zij onderling een regeling hadden bereikt zodat de procedure zou worden geroyeerd, dan wel dat er vonnis zou worden gevraagd. Een eventuele voortzetting van de mondelinge behandeling van het kort geding -zoals door mr. Kolen voorgesteld- is derhalve niet aan de orde.
Uit de faxberichten van partijen van respectievelijk 3 en 4 juni 2004 blijkt dat zij onderling niet tot een regeling zijn gekomen, zodat er door de kantonrechter vonnis is bepaald. Aan de andere zaken welke in de faxen -en dan met name door mr. Kolen- zijn genoemd en welke nog niet eerder in het geding waren gebracht, zal de kantonrechter -gezien het hiervoor overwogene- voorbij gaan.
3.5
In de onderhavige procedure spitst de kern van het geschil zich toe op de vraag of ZNR gerechtigd is om [eiser] -zonder diens instemming- terug te plaatsen in functie en salaris.
Uitgangspunt is dat voor wijziging van een contractuele relatie instemming nodig is van beide partijen. Gesteld noch gebleken is dat ZNR op grond van de arbeidsovereenkomst de bevoegdheid heeft de arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen. Desondanks vloeit uit de jurisprudentie voort dat een werknemer op bepaalde voorstellen van een werkgever in het algemeen positief behoort in te gaan.
In de onderhavige zaak weerspreekt [eiser] gemotiveerd de stellingen van ZNR dat er gegronde redenen zijn voor zijn terugplaatsing. ZNR overlegt ook geen verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken waarin een verbetertraject, inclusief evaluatiemomenten, met [eiser] is afgesproken ten aanzien van zijn functioneren als voorman. Nu voorshands van de door ZNR gestelde gegronde redenen onvoldoende is gebleken en [eiser] uitdrukkelijk niet akkoord gaat met een terugplaatsing in functie en salaris, kan ZNR hiertoe niet eenzijdig overgaan. De CAO ziet weliswaar op het trapsgewijs terugzetten van een werknemer in salaris, maar geeft geen bevoegdheid om een arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen. Zo’n eenzijdige wijziging is in de onderhavige situatie temeer niet rechtmatig daar het hier gaat om een substantiële wijziging in de bepalingen van de arbeidsovereenkomst ten nadele van de werknemer, waarvan aanvaarding door [eiser] -gezien diens gemotiveerde betwisting- redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
3.6
Gezien hetgeen hierboven is overwogen, is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat een overeenkomstige vordering van [eiser] in een bodemprocedure zal slagen, zodat zij thans toewijsbaar is, met dien verstande dat aan de te verbeuren dwangsommen een maximum zal worden verbonden van € 5.000,00.
3.7
Gezien het voorgaande behoeven de overige geschilpunten tussen partijen geen verdere bespreking.
4. Proceskosten
ZNR wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.
5. Beslissing bij wege van vonnis in kort geding
De kantonrechter:
- veroordeelt ZNR om [eiser] in zijn functie als [functie] terug te plaatsen en veroordeelt ZNR aan [eiser] te voldoen het daarbij behorende bruto salaris van € 2.314,09 per maand exclusief 8% vakantiegeld en exclusief reistijdvergoeding;
- veroordeelt ZNR tot het ter beschikking stellen aan [eiser] van de bedrijfsbus en de mobiele telefoon op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat ZNR daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00;
- veroordeelt ZNR in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op € 545,78, waaronder een bedrag van € 360,00 aan gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.