ECLI:NL:RBBRE:2004:AO8758

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/004426-03
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kooijman
  • mr. Peters
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal en het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 29 april 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het in voorraad hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal, alsook het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De verdachte heeft gedurende anderhalf jaar actief kinderpornografisch materiaal verzameld en verspreid, waarbij hij gebruik maakte van verschillende internetsites en chatcontacten met jonge meisjes. Hij heeft geprobeerd seksuele gemeenschap te krijgen met een 13-jarig meisje en heeft pornografische foto's van haar gemaakt en verspreid via het internet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal en dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft de verplichting tot reclasseringscontact opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapporten en de omstandigheden van de verdachte, maar heeft de ernst van de feiten zwaar laten meewegen in de strafmaat. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 02/004426-03
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[M.E.M.],
geboren op [D.]
wonende te [D.]
thans gedetineerd in P.I. HvB Grave (Unit A + B), te Grave,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. A.J.M. van der Borst, advocaat te Etten-Leur.
2 De tenlastelegging.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 januari 2002 tot en met 24 juni 2003 te Dongen, in elk geval op een of meer
plaats(en) in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het verspreiden en/of
in voorraad hebben van een of meer afbeelding(en) van (een) sexuele
gedraging(en) en/of van een of meer gegevensdrager(s), bevattende een of meer
afbeelding(en) van een seksuele gedraging, waarbij (telkens) iemand die
kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken,
immers heeft hij
een of meer gegevensdrager(s) (te weten een of meer computer(s) en/of
harddisk(s) van een computer en/of diskette(s) en/of cd-rom('s) en/of dvd's),
bevattende 6.090, althans een of meer, afbeelding(en) en/of filmpje(s) van
onder meer de navolgende sexuele gedragingen, in voorraad gehad, althans
ongeveer 6.090, althans een of meer, afbeelding(en) en/of filmpje(s) van onder
meer de navolgende sexuele gedragingen in voorraad gehad en/of verspreid:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal door een volwassen persoon (man en/of
vrouw) bij een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk jonger dan zestien
jaar, inbrengen en/of ingebracht houden van zijn penis en/of een of meer
van zijn/haar vinger(s) en/of een voorwerp, zoals onder andere staande op
de afbeeldingen 0007_ en/of 0038 en/of 05[01] en/of club22 en/of
2478_08fuck04 en/of BabyJ-Little-Shot en/of
- het door een volwassen man/vrouw betasten en/of in de mond nemen en/of
likken aan/van/over de/het geslachtsde(e)l(en) van een persoon (jongen
en/of meisje), kennelijk jonger dan zestien jaar en/of
- het zich door een volwassen man/vrouw aan de/het geslachtsde(e)l(en) laten
likken en/of betasten door een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk
jonger dan zestien jaar en/of
- het door een of meer perso(o)nen (jongen en/of meisje) , kennelijk jonger
dan zestien jaar, bij elkaar of bij zichzelf (laten) verricht(en) van een
of meer van de voornoemde handelingen bij elkaar en/of zichzelf
verricht(en), zoals onder andere staande op de afbeeldingen ! en/of 16
en/of 06[2]
- het door een of meer perso(o)n(en) (jongen en/of meisje), kennelijk jonger
dan zestien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (laten) aannemen van
(een) pose(s) gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het
geslachtsde(e)l(en) en/of de anus van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in
beeld is/zijn gebracht, zoals onder andere staande op de afbeeldingen
000-0421 en/of 000-481 en/of 005 en/of brookedp2[1] en/of 11yoposing13
en/of 12-b en/of 23;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002
tot en met 31 december 2002 te Rijnsburg en/of te Katwijk, in elk geval in
Nederland, met H[N.]] die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet
die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van [N.]] hebbende verdachte een
of meer van zijn vinger(s) in de vagina van die [N.] geduwd/gebracht;
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002
tot en met 31 december 2002 te Rijnsburg en/of te Katwijk, in elk geval in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
H[N.]] die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van [N.]] heeft geprobeerd zijn penis
in de vagina van die [N.] te brengen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002
tot en met 31 december 2002 te Rijnsburg en/of te Katwijk, in elk geval in
Nederland, met H[N.]] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het zich af laten trekken door die [N.] en/of het met
ontbloot onderlijf op zich plaats te laten nemen en/of het met zijn penis
aanraken van de ontblote vagina van die [N.];
art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 januari 2002 tot en met 25 juni 2003 te Rijnsburg en/of te Katwijk en/of te
Dongen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland, één of meer
afbeelding(en) van seksuele gedragingen, te weten het door H.W. [N.]
(geboren op 4 juli 1988), die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had
bereikt, gedeeltelijk ontkleed (te weten met ontbloot onderlichaam) aannemen
van (een) pose(s) gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het
geslachtsde(e)l(en) van die [N.] nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht,
heeft vervaardigd en/of verspreid door een of meer van deze afbeeldingen naar
andere personen te verzenden via het internet;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat ten aanzien van feit 2 een tijdige klacht ontbreekt. Dit zou naar zijn mening dienen te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van dit feit. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Hetgeen verdachte is ten laste gelegd is een klachtdelict. Vastgesteld wordt dat ten aanzien hiervan op de bij de wet voorgeschreven wijze klacht is gedaan. De klacht is ingevolge artikel 65 lid 1 Sr gedaan door de moeder van het slachtoffer. Gelet op artikel 245 Sr doet zich thans de uitzondering van lid 4 voor en vervalt derhalve de termijn van drie maanden voor het indienen van de klacht zoals bedoeld in artikel 66 lid 1 Sr. De officier van justitie kan derhalve in zijn vordering worden ontvangen, nu ook overigens niets is gebleken dat daaraan in de weg staat.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Gelijk de officier van justitie en de raadsman van verdachte acht de rechtbank het seksueel binnendringen van het lichaam niet bewezen, nu op grond van de in het geding zijnde stukken naar haar oordeel is komen vast te staan dat de handelingen van verdachte weliswaar gericht zijn geweest op het binnendringen van het lichaam, maar dat dit delict niet is voltooid.
7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 januari 2002 tot en met 24 juni 2003 te Dongen, in elk geval op een of meer
plaats(en) in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het verspreiden en/of
in voorraad hebben van een of meer afbeelding(en) van (een) sexuele
gedraging(en) en/of van een of meer gegevensdrager(s), bevattende een of meer
afbeelding(en) van een seksuele gedraging, waarbij (telkens) iemand die
kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken,
immers heeft hij
een of meer gegevensdrager(s) (te weten een of meer computer(s) en/of
harddisk(s) van een computer en/of diskette(s) en/of cd-rom('s) en/of dvd's),
bevattende 6.090, althans een of meer, afbeelding(en) en/of filmpje(s) van
onder meer de navolgende sexuele gedragingen, in voorraad gehad, althans
ongeveer 6.090, althans een of meer, afbeelding(en) en/of filmpje(s) van onder
meer de navolgende sexuele gedragingen in voorraad gehad en/of verspreid:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal door een volwassen persoon (man en/of
vrouw) bij een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk jonger dan zestien
jaar, inbrengen en/of ingebracht houden van zijn penis en/of een of meer
van zijn/haar vinger(s) en/of een voorwerp, zoals onder andere staande op
de afbeeldingen 0007_ en/of 0038 en/of 05[01] en/of club22 en/of
2478_08fuck04 en/of BabyJ-Little-Shot en/of
- het door een volwassen man/vrouw betasten en/of in de mond nemen en/of
likken aan/van/over de/het geslachtsde(e)l(en) van een persoon (jongen
en/of meisje), kennelijk jonger dan zestien jaar en/of
- het zich door een volwassen man/vrouw aan de/het geslachtsde(e)l(en) laten
likken en/of betasten door een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk
jonger dan zestien jaar en/of
- het door een of meer perso(o)nen (jongen en/of meisje), kennelijk jonger
dan zestien jaar, bij elkaar of bij zichzelf (laten) verricht(en) van handelingen inhoudende het vaginaal inbrengen van een of meerdere vinger(s) en/of het inbrengen van de penis in de vagina bij elkaar en/of zichzelf verricht(en), zoals onder andere staande op de afbeeldingen ! en/of 16 en/of 06[2]
- het door een of meer perso(o)n(en) (jongen en/of meisje), kennelijk jonger
dan zestien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (laten) aannemen van
(een) pose(s) gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het
geslachtsde(e)l(en) en/of de anus van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in
beeld is/zijn gebracht, zoals onder andere staande op de afbeeldingen
000-0421 en/of 000-481 en/of 005 en/of brookedp2[1] en/of 11yoposing13
en/of 12-b en/of 23;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 3 Wetboek van Strafrecht
2. Subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002
tot en met 31 december 2002 te Rijnsburg en/of te Katwijk, in elk geval in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
H[N.]] die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van [N.]] heeft geprobeerd zijn penis
in de vagina van die [N.] te brengen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 januari 2002 tot en met 25 juni 2003 te Rijnsburg en/of te Katwijk en/of te
Dongen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland, één of meer
afbeelding(en) van seksuele gedragingen, te weten het door H.W. [N.]
(geboren op 4 juli 1988), die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had
bereikt, gedeeltelijk ontkleed (te weten met ontbloot onderlichaam) aannemen
van (een) pose(s) gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het
geslachtsde(e)l(en) van die [N.] nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht,
heeft vervaardigd en/of verspreid door een of meer van deze afbeeldingen naar
een andere persoon te verzenden via het internet;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van feit 1, vierde gedachtestreepje, met betrekking tot de zinsnede “een of meer van de voornoemde handelingen” is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de in het geding zijnde stukken, hiervoor in de plaats ingelezen dient te worden: “handelingen inhoudende het vaginaal inbrengen van een of meerdere vinger(s) en/of het inbrengen van de penis in de vagina”, nu de desbetreffende passage door het niet bewezen verklaren van hetgeen onder een eerder gedachtestreepje is vermeld, thans nergens meer naar verwijst.
De rechtbank heeft, gelet op de context van het tenlastegelegde onder feit 3, in de laatste regel het woord “personen” gewijzigd in “een persoon”.
Hetgeen onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van feit 1 betoogd dat het gewoonte maken van het voorhanden hebben van kinderporno niet kan worden aangenomen, nu zijn cliënt niet anders dan door tijdsverloop een gewoonte kan hebben gemaakt van het voorhanden hebben. Voorts zou het gewoonteaspect van artikel 240b lid 3 Sr zien op commerciële activiteiten met betrekking tot kinderporno, terwijl dit bij zijn cliënt niet het geval is geweest.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich gedurende anderhalf jaar actief heeft beziggehouden met het verzamelen en verspreiden van kinderporno. Zo heeft hij verschillende Cd-roms gebrand en heeft hij een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografisch materiaal van het internet gehaald en op de harde schijf van zijn computer geplaatst. Bovendien is verdachte medebeheerder geweest van een box, waardoor hij het uitwisselen van kinderpornografisch materiaal faciliteerde. Hierdoor heeft verdachte een gewoonte gemaakt van het voorhanden hebben van kinderporno.
Dat verdachte zich niet heeft bezig gehouden met de productie en verspreiding met commercieel oogmerk, zoals door de raadsman is betoogd, is gelet op hetgeen ten laste is gelegd niet relevant.
De omstandigheid dat veel pornografische afbeeldingen wellicht gedateerd zijn en veelal bekend bij de Landelijke Database Kinderporno doet aan de wederrechtelijkheid en de strafbaarheid van de handelingen met betrekking tot deze afbeeldingen, zowel ten aanzien van het voorhanden hebben als het verspreiden ervan, niet af. De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat dit feit niet bewezen kan worden geacht nu door zowel verdachte als[N.] werd afgezien van het hebben van gemeenschap. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de omstandigheid dat de gemeenschap uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden veeleer te danken is aan het disfunctioneren van het geslachtsdeel van verdachte dan aan een gewijzigd wilsbesluit van verdachte af te zien van zijn seksuele behoeften met betrekking tot het 13-jarige slachtoffer. Mede gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting is voor de rechtbank komen vast te staan dat verdachte de gemeenschap heeft gewild en heeft getracht dit te bewerkstelligen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:
Feit 1.
Een gewoonte maken van een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in voorraad hebben.
Feit 2. Subsidiair
Poging tot het plegen van ontuchtige handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, buiten echt, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt.
Feit 3.
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en vervaardigen en in voorraad hebben, meermalen gepleegd.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting ten aanzien van de feiten 1, 2 subsidiair en 3 een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 24 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact gevorderd.
Verdachte heeft gedurende ongeveer anderhalf jaar een gewoonte gemaakt van het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. Verdachte heeft hiertoe verschillende internetsites met betrekking tot kinderporno bezocht en zich daarop geabonneerd teneinde zich zoveel mogelijk materiaal te kunnen verschaffen. Dit materiaal heeft hij op de harde schijf van zijn computer gezet en op Cd-roms gebrand. Voorts heeft verdachte deze pornografische afbeeldingen en filmpjes uitgewisseld met andere betrokkenen. Daarnaast is verdachte medebeheerder geweest van een box op het internet waarbij de uitwisseling van kinderpornografisch materiaal centraal stond.
Teneinde in contact te komen met jonge meisjes rond de leeftijd van dertien jaar, heeft verdachte zich aangemeld bij chatsites alwaar hij gesprekken aanknoopte met deze meisjes. Vervolgens werden emailadressen uitgewisseld en kon verdachte met de meisjes via MSN privé gaan chatten. Uiteindelijk is verdachte met veel jonge meisjes in contact gekomen. De gevoerde gesprekken waren veelal van seksuele aard en niet zelden verstuurde verdachte pornografisch materiaal naar deze meisjes. Ook verzocht verdachte de meisjes foto’s van zichzelf (bij voorkeur naakt) naar hem op te sturen en trachtte hij met deze meisjes af te spreken.
Ten aanzien van[N.] hebben de inspanningen van verdachte ertoe geleid dat de geplande afspraak ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In het voorjaar van 2002 zijn ze samen naar het bos gegaan alwaar verdachte heeft getracht seksuele gemeenschap met het meisje te hebben. Toen dit tot verdachtes teleurstelling niet lukte, heeft hij zijn seksuele lusten op een andere wijze op haar gebotvierd, namelijk middels het maken van pornografische foto’s, welke hij later via het internet heeft verspreid.
De rechtbank acht de door verdachte gepleegde misdrijven zeer ernstig.
Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen vaak seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Algemeen bekend is, dat kinderen door deze handelingen in elk geval grote psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen en te verspreiden, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de uitwisseling ervan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno afnemen, verzamelen en verspreiden. Deze handelingen dienen naar het oordeel van de rechtbank dan ook met kracht te worden bestreden.
Door het plegen van ontuchtige handelingen heeft verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [N.] geschonden. De omstandigheid dat zij in zekere zin haar medewerking hieraan heeft verleend, doet daar niet aan af. Immers meisjes als het slachtoffer komen daartoe niet zelden uit een behoefte aan aandacht. Verdachte heeft daar misbruik van gemaakt. Het is verder een feit van algemene bekendheid dat het plegen van zedendelicten met een kind, ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn temeer omdat een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, door dit delict is doorkruist. Verdachte heeft evenwel zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
Het is naar het oordeel van de rechtbank moeilijk voorstelbaar dat verdachte bij het plegen van de onderhavige zeer ernstige feiten nimmer heeft gerealiseerd wat die seksuele handelingen, zowel ten aanzien het kinderpornografisch materiaal als met betrekking tot de door verdachte verrichte handelingen voor negatief effect op die kinderen zouden kunnen hebben.
De rechtbank heeft kennis genomen van het omtrent verdachte opgestelde psychologische rapport van drs. Zuidhof. Hierin komt naar voren dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht voor hetgeen hem ten laste is gelegd. De rechtbank wordt geadviseerd een gecombineerde gevangenisstraf met een zolang mogelijke proeftijd op te leggen. Daarnaast wordt verplicht reclasseringscontact in overweging gegeven. Tevens zou het onvoorwaardelijke gedeelte omgezet kunnen worden in een werkstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van de in het rapport vervatte conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt deze tot de hare.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 2 april 2004. Hieruit volgt het advies om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder terzake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
De raadsman van verdachte heeft in zijn pleidooi benadrukt dat de meisjes met wie verdachte chatte het erg spannend vinden om over seks te praten en zeer vrijmoedig en uitdagend over seksuele onderwerpen spreken. Zij zouden zich blijkens de chatverslagen urenlang voor de computer seksueel zitten op te winden en de meest grove schuttingtaal gebruiken. De raadsman heeft daarmee kennelijk getracht de ten laste gelegde feiten onder 7.2 te bagatelliseren. Indien de rechtbank zou zijn gebleken dat deze visie de opvatting van verdachte weergeeft over meisjes in de leeftijd als die van het slachtoffer, dan zou dat bij de rechtbank ernstige twijfels hebben doen ontstaan over de ernst die het verdachte is met zijn voornemen om handelingen als die welke hem ten laste zijn gelegd, achterwege te laten en zijn leven te beteren. Immers die visie getuigt van een gebrek aan begrip voor de ontwikkelingsfase waarin zulke meisjes verkeren en de afhankelijke positie die zij ten opzichte van volwassenen als verdachte hebben. Dat zou de rechtbank dan zeker ten nadele van verdachte hebben laten meewegen bij het oordeel omtrent de hoogte van de straf. Verdachte heeft echter ter zitting de feiten volledig bekend en er blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen te zijn gaan beseffen en in die zin afstand te nemen van hetgeen zijn raadsman heeft betoogd.
Alle omstandigheden in acht nemend, met name de ernst van de onderhavige feiten, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van enige duur passend en geboden is. Daarvan zal zij een gedeelte voorwaardelijk opleggen. Enerzijds wordt hiermee de ernst van het feiten tot uitdrukking gebracht, anderzijds wordt getracht te voorkomen dat verdachte zich andermaal schuldig zal maken aan dergelijke strafbare feiten. Tevens zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde verplicht contact met de reclassering opleggen.
12 De overwegingen omtrent het beslag.
12.1 De overwegingen omtrent de onttrekking aan het verkeer.
De volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen:
- de harde schijf bevattende kinderpornografisch materiaal uit de bij verdachte in beslaggenomen computer;
- 23 Cd-roms;
- doosjes bevattende diskettes;
- bescheiden met internetconnecties;
- de fototoestellen;
- stickervel,
zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
Voorts zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
12.2 Overwegingen met betrekking tot de teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de computers exclusief de harde schijf bevattende kinderpornografisch materiaal, de sleutelhanger en de videobanden, aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en deze onder verdachte in beslag zijn genomen.
13 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij H.W. [N.] heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van
€ 5000,-- terzake van hetgeen onder de feiten 2 subsidiair en 3 is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij H.W. [N.] als gevolg van het hiervoor onder de feiten 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde immateriële schade heeft geleden, welke schade door de rechtbank naar billijkheid zal worden begroot op een bedrag van € 1500,-. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding, nu de rechtbank onvoldoende inzicht heeft in de psychische gevolgen voor haar als gevolg van het handelen van verdachte. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer H[N.]] nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door de strafbare feiten, genoemd onder feiten 2 subsidiair en 3, is toegebracht.
14 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 240b, 245 van het Wetboek van Strafrecht.
15 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn vordering.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2. is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of na te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering.
Zij draagt overeenkomstig artikel 14d van het wetboek van strafrecht voormelde reclasseringsinstelling op de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij verklaart aan het verkeer onttrokken de onder 12.1 omschreven voorwerpen.
Zij gelast de teruggave aan verdachte van de onder 12.2 omschreven voorwerpen.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij H.W. [N.] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
Zij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer H[N.]] te betalen een som geld ten bedrage van € 1500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Peters en mr. Luijks, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Vliegenberg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 april 2004.