ECLI:NL:RBBRE:2004:AO8693

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
130773 / KG ZA 04-127 Eindvonnis
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.M. Steenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op gebruik van lichtreclame door IKEA en Ondernemingsvereniging Woonboulevard Breda

In deze zaak hebben de buren van de lichtreclame van IKEA en de Ondernemingsvereniging Woonboulevard Breda een kort geding aangespannen. De eisers, wonende te Breda, vorderen een verbod op het gebruik van de lichtreclame, die volgens hen hinder veroorzaakt. De voorzieningenrechter heeft op 19 april 2004 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechter heeft vastgesteld dat de verlichting van de zuidzijde van de lichtreclame in de avonduren hinderlijk is voor de bewoners van de nabijgelegen woningen aan de Liesboslaan. De rechter heeft geconstateerd dat de verlichting van de letters van de handelsnaam IKEA fel oplicht en zichtbaar is vanuit de tuinen van de eisers. De rechter heeft geoordeeld dat de hinder die door de lichtreclame wordt veroorzaakt, onrechtmatig is, en heeft de gedaagden veroordeeld om de verlichting van de zuidzijde van de lichtreclame dagelijks te doven tussen 22:00 uur en 7:00 uur. Tevens is er een dwangsom van € 1.000,- per dag opgelegd voor het geval de gedaagden in gebreke blijven. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is geweigerd. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Steenbeek, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, waarnemend griffier.

Uitspraak

130773 / KG ZA 04-127 RECHTBANK BREDA
19 april 2004 Sector handelsrecht
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eisers],
allen wonende te Breda,
e i s e r s,
procureur: mr. M.A. Buntsma,
t e g e n :
1. de besloten vennootschap IKEA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
procureur: mr. E.C.M. Wagemakers,
advocaat: mr. R.J.G. Bäcker te Rotterdam,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ONDERNEMERSVERENIGING WOONBOULEVARD BREDA,
zetelend te Breda,
procureur: mr. W.L.H. Janssens,
g e d a a g d e n.
1. Het verdere verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende, door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- het tussenvonnis d.d. 31 maart 2004 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het proces-verbaal van de gerechtelijke plaatsopneming die op 6 april 2004 heeft plaatsgevonden.
De naam van gedaagde sub 2 dient te worden gelezen als: Ondernemingsvereniging Woonboulevard Breda.
2. De verdere beoordeling.
2.1
Bij voormeld tussenvonnis heeft de voorzieningenrechter, gesteld voor de vraag of eisers hinder ondervinden van de (licht)reclame van gedaagden, een gerechtelijke plaatsopneming gelast, welke heeft plaatsgevonden op dinsdag 6 april 2004. In dat kader heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de gele letters met de handelsnaam IKEA op de zuidelijke gevel van het woonwarenhuis door de verlichting daarvan in de avonduren fel oplichten en dat deze letters vanuit iedere tuin althans vanaf de eerste verdieping van elke woning tenminste gedeeltelijk zijn te zien. Door de nadrukkelijke aanwezigheid van deze oplichtende letters kan worden gesproken van enige mate van hinder. Het witte bord op die gevel met de openingstijden wordt in de avonduren niet verlicht en trekt daardoor niet de aandacht. De aanwezigheid van dit onverlichte bord geeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen hinder.
Verder is gebleken dat de lichtreclame van gedaagden op de mast met name de tuinen van de woningen aan de Liesboslaan 26 en 30 verlicht, hetgeen is aan te merken als hinder. Naar aanleiding van het gefaseerd doven van de verschillende zijden van die lichtreclame is gebleken dat de lichtreclame aan de zuidzijde meer licht in de tuinen van eisers laat schijnen dan de oostzijde van de lichtreclame.
De voorzieningenrechter heeft overigens geconstateerd dat de straatverlichting van de Verlegde Ettense Baan ten tijde van de gerechtelijke plaatsopneming reeds in werking was, zodat de aanwezigheid daarvan reeds is verdisconteerd in voornoemde waarnemingen.
2.2
Of gedaagden met voornoemde hinder onrechtmatig jegens eisers handelen, hangt af van de aard, de ernst en de duur van die hinder voor eisers alsmede van de omvang van de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval.
2.3
Bij de beantwoording van de vraag of de door gedaagden veroorzaakte hinder jegens eisers onrechtmatig is, zullen buiten beschouwing worden gelaten de eventuele gebreken die aan de aan Ikea B.V. verleende bouwvergunning en vrijstelling van het bestemmingsplan kleven, nu tegen de verlening van die vergunning met vrijstelling voor eisers een met waarborgen omklede rechtsgang open heeft gestaan en eisers daarvan geen gebruik hebben gemaakt. De suggestie van eisers dat Ikea B.V. heeft gebouwd in afwijking van de verleende bouwvergunning, is door Ikea B.V. gemotiveerd betwist. Tegenover deze gemotiveerde betwisting hebben eisers de juistheid van hun suggestie niet nader aangetoond. Onder deze omstandigheden zullen de grootte van de letters IKEA op de zuidelijke gevel van het woonwarenhuis, de verlichting daarvan en de lichtreclame van IKEA op de mast als een gegeven worden beschouwd.
2.4
Uit de gedingstukken blijkt dat Ikea B.V. een vergunning heeft voor het voeren van reclame. Blijkens artikel 71 van de APV van de gemeente Breda heeft ook de Ondernemingsvereniging voor het voeren van haar lichtreclame een reclamevergunning nodig, tenzij voor het bouwen van de lichtreclame een bouwvergunning is verleend. In beginsel is ingevolge artikel 44 Woningwet voor ieder bouwwerk een vergunning nodig. Het bouwen van lichtreclame is niet uitgezonderd van de vergunningplicht in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Aannemelijk is derhalve dat de Ondernemingsvereniging voor het bouwen van haar lichtreclame aan de mast van Ikea B.V. een vergunning nodig heeft. Ter zitting is gebleken dat die bouwvergunning niet is aangevraagd, zodat de lichtreclame illegaal is gebouwd. Dat enkele feit betekent echter nog niet dat de Ondernemingsvereniging door het voeren van illegaal gebouwde lichtreclame onrechtmatig jegens eisers handelen, nu het overtreden artikel 44 Woningwet niet beoogt de belangen van omwonenden te beschermen. Bovendien heeft de Ondernemingsvereniging onweersproken gesteld dat zicht op legalisering bestaat.
2.5
Niet aannemelijk is geworden dat eisers met recht stellen dat voor het voeren van (licht-) reclame een milieuvergunning is vereist. Ingevolge de Wet Milieubeheer bestaat een meldingplicht respectievelijk vergunningplicht voor het in werking hebben van een inrichting. Dat (licht)reclame is aan te merken als een inrichting in de zin van die wet is allerminst waarschijnlijk.
2.6
Voor het gebruik van verlichting bestaan (overigens) geen normen, wel aanbevelingen. Gedaagden hebben onweersproken gesteld en voorgerekend dat de door hen gevoerde verlichting in de avond en nacht binnen de aanbevolen waarden blijft. Ook aan deze aanbevelingen kan derhalve geen onrechtmatigheid worden ontleend. Daarmee komt de voorzieningenrechter thans toe aan een afweging van de wederzijdse belangen, bezien in het licht van alle omstandigheden van het geval.
2.7
De aanwezigheid van de grote letters met de handelsnaam IKEA op de zuidelijke gevel van het woonwarenhuis beschouwt de voorzieningenrechter zoals gezegd als een gegeven en de verlichting daarvan is op zich niet onrechtmatig. Gegeven het feit dat de verlichting van deze letters pas in de avondschemering wordt ingeschakeld en dagelijks één uur na sluitingstijd wordt gedoofd, acht de voorzieningenrechter de inbreuk van deze hinderbron op het leven van eisers onder deze omstandigheden zodanig gering, dat niet kan worden gesproken van onrechtmatige hinder. De met betrekking tot deze hinderbron gevorderde voorzieningen zullen worden geweigerd.
2.8
Het schijnsel van de lichtreclame van gedaagden aan de zuidzijde van de reclamemast verlicht de tuinen van de woningen aan de Liesboslaan 26 en 30 in zodanige mate dat dit schijnsel een wezenlijk verschil maakt tussen licht en donker tegen welke gevolgen in de tuinen moeilijk voorzieningen kunnen worden getroffen en in de woningen zelf slechts door het verduisteren van kamers aan de achterzijde van die woningen. De hinder is zodanig dat die als onrechtmatig dient te worden beschouwd. Dat aan Ikea voor de (licht)reclamemast een bouwvergunning is verleend doet hier niet aan af; overigens is niet gebleken dat de eventuele lichthinder bij de beslissing tot afgifte een rol heeft gespeeld. Onder deze omstandigheden hebben de bewoners van deze woningen er een gerechtvaardigd belang bij dat in de nachtelijke uren de lichtreclame aan de zijde die hun woningen en tuinen het meeste verlicht, te weten de zuidzijde, wordt gedoofd. Gedaagden hebben niet of onvoldoende aannemelijk gemaakt welk zwaarder wegend belang zij hebben bij het onbeperkt verlicht houden van die zuidzijde.
Het aan- en uitschakelen van alleen de zuidzijde van de lichtreclame is technisch reeds mogelijk en niet ingewikkeld. Onder deze omstandigheden zullen de door bewoners van de woningen aan de Liesboslaan 26 en 30 (eisers sub 1 tot en met 3) met betrekking tot deze lichtreclame gevorderde voorzieningen als navolgend worden toegewezen. Gedaagden zullen worden veroordeeld om de zuidzijde van hun lichtreclame dagelijks te doven en gedoofd te houden tussen 22:00 uur en 7:00 uur. Aan de gematigde dwangsom zal een maximum worden verbonden.
3. De kosten.
Aangezien partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, zullen de kosten van het geding worden gecompenseerd als na te melden.
4. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagde sub 1 om de verlichting van de zuidzijde van haar lichtreclame op haar mast aan de Kruisweide 1 te Breda dagelijks te doven en gedoofd te houden tussen 22:00 uur en 7:00 uur;
veroordeelt gedaagde sub 2 om de verlichting van de zuidzijde van haar lichtreclame op de mast aan de Kruisweide 1 te Breda dagelijks te doven en gedoofd te houden tussen 22:00 uur en 7:00 uur;
bepaalt dat de betreffende gedaagde een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag dat de betreffende gedaagde in gebreke blijft aan voormelde veroordeling te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 100.000,- per gedaagde kan worden verbeurd;
compenseert de kosten van het geding aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoer-baar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Steenbeek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 19 april 2004, in tegenwoordig-heid van mr. M.A.M. de Baar, waarnemend griffier.