ECLI:NL:RBBRE:2004:AO7739
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tijdelijke voogdijvoorziening over minderjarige kinderen
Op 19 maart 2004 heeft mevrouw A.A. een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, met het verzoek om de heer E.H. te benoemen tot tijdelijk voogd over haar minderjarige kinderen. Dit verzoek werd nader toegelicht door de Raad voor de Kinderbescherming te Breda. De feiten tonen aan dat verzoekster en de minderjarigen in 1994 door de vader naar Marokko zijn meegenomen. Na het overlijden van de vader op 27 december 2001 zijn zij teruggekeerd naar Nederland. De minderjarigen verblijven momenteel bij verzoekster en de heer E.H. in Nederland. Verzoekster heeft de Marokkaanse nationaliteit en is niet in het bezit van een verblijfsvergunning, waardoor zij stelt niet in staat te zijn om formeel haar ouderlijk gezag uit te oefenen.
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster feitelijk het gezag over de minderjarigen heeft, ondanks het ontbreken van een geldige verblijfstitel. De kantonrechter oordeelt dat het ontbreken van een geldige verblijfstitel geen reden is om het ouderlijk gezag tijdelijk te schorsen, zoals bedoeld in artikel 1:253 r lid 1 BW. Bovendien heeft verzoekster ervoor gekozen om zonder geldige verblijfstitel in Nederland te verblijven, wat de kantonrechter niet kan honoreren met een beschikking.
De beschikking werd uitgesproken op 14 april 2004 door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter te Bergen op Zoom. Het verzoek tot tijdelijke voogdijvoorziening over de minderjarigen H.D., A.D. en O.D. werd afgewezen. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld door de verzoekster of andere belanghebbenden, afhankelijk van de bekendmaking van de beschikking.