ECLI:NL:RBBRE:2004:AO7715

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
15 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/003124-94
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Alferink
  • mr. Vos
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en vereisten voor dubbelrapportage

In de zaak met parketnummer 02/003124-94 heeft de rechtbank Breda op 15 april 2004 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De rechtbank constateerde dat er nog geen dubbelrapportage was overgelegd, zoals vereist door artikel 509o, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. Dit was het gevolg van een eerdere beslissing van het gerechtshof in Arnhem, die de terbeschikkingstelling met twee jaar had verlengd zonder dat aan de vereiste rapportage was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in deze situatie te ver zou gaan, gezien de belangen van de veiligheid van de samenleving.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek, waarin werd geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde niet succesvol was in zijn resocialisatie en dat er nog steeds een kans op delictrecidive bestond. De getuige-deskundige Wassenberg bevestigde deze bevindingen en benadrukte de noodzaak voor verlenging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de terbeschikkinggestelde zich eerder had onttrokken aan de behandeling en dat hij weerstand bood tegen verdere behandeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen, met de opdracht aan het openbaar ministerie om ervoor te zorgen dat er vóór een eventuele volgende beslissing een advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines wordt opgemaakt. Deze beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de terbeschikkinggestelde zelf.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 02/003124-94
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboortedatum en plaats],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Utrecht, locatie Nieuwegein,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
-de vordering van de officier van justitie d.d. 4 maart 2004, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaar;
-de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde] (t/m 10 februari 2004);
-het rapport van de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek d.d. 13 februari 2004, opgemaakt door drs. J. Gerrits, psychiater en directeur behandeling en drs. J.H.P.H. Wassenberg, hoofd behandeling, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht.
Voorts is de getuige-deskundige drs. J.H.P.H. Wassenberg gehoord.
2 De beoordeling
De raadsman van veroordeelde heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de totale duur van de terbeschikkingstelling een periode van zes jaar te boven gaat en dat, gelet op het bepaalde in artikel 509o, lid 4, Wetboek van Strafvordering, een dubbelrapportage had moeten worden overlegd door het openbaar ministerie. Nu dit thans niet is gebeurd, noch bij de vorige vordering tot verlenging is gebeurd, is de officier van justitie niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak nog niet eerder een dubbelrapportage als bedoeld in artikel 509o, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering is overlegd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het gevolg van de omstandigheid dat bij de vorige verlenging van de terbeschikkingstelling de vordering was: verlenging met één jaar. Omdat de totale duur op dat moment vijf jaar bedroeg, was een dubbelrapportage toen niet vereist. In hoger beroep heeft de penitentiaire kamer van het gerechtshof in Arnhem d.d. 18 maart 2002 de terbeschikkingstelling echter met twee jaar verlengd. Daardoor is de totale duur van de terbeschikkingstelling thans zeven jaar.
Bij die beslissing van het gerechtshof is uit het oog verloren dat voor de verlenging met twee jaar een dubbelrapportage nodig was. De strekking van de wet is dat eens per zes jaar door twee onafhankelijke gedragsdeskundigen wordt beoordeeld of veroordeelde nog een ernstig gevaar voor de samenleving vormt. Dat dit in de onderhavige zaak niet is gebeurd, is een gevolg van voornoemde procedurele complicatie en niet van een opzettelijke of grove veronachtzaming van de belangen van de veroordeelde. Onder die bijzondere omstandigheid zou de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, mede gelet op de belangen van een veilige samenleving, veel te ver voeren.
De rechtbank acht het wenselijk dat binnen één jaar een dubbelrapportage wordt uitgebracht om een onafhankelijke toetsing mogelijk te maken.
De rechtbank zal met het vorenstaande rekening houden bij haar beslissing op de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek d.d. 13 februari 2004, waarin wordt geconcludeerd dat [terbeschikkinggestelde] er opnieuw niet in is geslaagd te resocialiseren, ondanks intensieve steun en begeleiding. Door zijn ontvluchting heeft hij de opgebouwde structuur verloren. Volgens de rapporteurs is er nog immer sprake van kans op delictrecidive. Zonder verdere ontwikkeling met betrekking tot de in de risicotaxatie vermelde punten - zoals een hoge mate van impulsiviteit, weinig inzicht in eigen problematiek en uiting van negatieve opvattingen - achten zij terugval in gedragspatronen van waaruit hij destijds tot het door hem gepleegde delict kwam nog altijd aanwezig. Zij adviseren de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaar.
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de getuige-deskundige Wassenberg, die ter terechtzitting het rapport en het advies van de inrichting heeft toegelicht. Hij schat de recidivekans bij veroordeelde hoog in, indien hij niet langer begeleid zou worden en benadrukt derhalve de noodzaak voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen, dat [terbeschikkinggestelde] het niet eens is met het advies van de kliniek. Veroordeelde heeft kenbaar gemaakt dat hij de resocialisatiefase niet als een vorm van behandeling heeft ervaren en dat hij zich in 2003 op eigen initiatief heeft onttrokken aan de behandeling, omdat hij wilde aantonen klaar te zijn voor de maatschappij.
De rechtbank ziet aanleiding, gehoord de officier van justitie en de verdediging, gelet op de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, om de terbeschikkingstelling met verpleging van [terbeschikkinggestelde] te verlengen met één jaar. Daarbij heeft zij tevens rekening gehouden met de volgende bijzondere omstandigheden in deze zaak:
- de omstandigheid dat veroordeelde zich in de periode van 22 maart 2003 tot 21
augustus 2003 heeft onttrokken aan de behandeling in de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek;
- de omstandigheid dat veroordeelde zich ogenschijnlijk heeft ingelaten met het plegen
van strafbare feiten in de periode van zijn onttrekking;
- de omstandigheid dat veroordeelde weerstand biedt tegen behandeling in de kliniek voornoemd;
- de benodigde tijd om rapporten door twee gedragsdeskundigen op te laten maken;
- het feit dat veroordeelde zich momenteel in het Huis van Bewaring bevindt in afwachting van plaatsing voor behandeling in de kliniek en het door de rechtbank niet wenselijk wordt geacht dat veroordeelde vanuit het Huis van Bewaring direct terug zou keren in de maatschappij.
3 De beslissing.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] met één jaar.
De rechtbank draagt het openbaar ministerie op te bewerkstelligen dat vóór een eventuele volgende beslissing over verlenging van de terbeschikkingstelling ten behoeve van [terbeschikkinggestelde] een advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines wordt opgemaakt.
Deze beslissing is gegeven door mr. Alferink, voorzitter, mr. Vos en mr. Luijks, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Roebroeks en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 april 2004.