ECLI:NL:RBBRE:2003:AN8787
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzetprocedure tegen dwangbevel in het kader van verkeerssanctie
In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat is uitgevaardigd tegen [betrokkene] wegens een verkeerssanctie. De kantonrechter van de Rechtbank Breda heeft op 14 april 2003 een verzetschrift ontvangen, ingediend door [betrokkene] op basis van artikel 26 lid 3 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 9 oktober 2003, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mevrouw mr. M. Bos en [betrokkene] zelf aanwezig was.
De achtergrond van de zaak betreft een boete van € 40,84 die aan [betrokkene] was opgelegd voor het dubbel parkeren op 4 december 2001. Aangezien de boete niet tijdig was betaald, werd deze verhoogd tot een totaalbedrag van € 76,58. Op 18 december 2002 werd er een dwangbevel uitgevaardigd, dat op 31 maart 2003 aan [betrokkene] werd betekend. [betrokkene] stelde dat hij geen beroep kon instellen bij de officier van justitie, omdat hij de relevante documenten niet had ontvangen.
De kantonrechter oordeelde dat de persoonlijke en medische omstandigheden van [betrokkene] voldoende overtuigend waren om aan te nemen dat hij de inleidende beschikking en aanmaningen niet had ontvangen. Hierdoor was het dwangbevel prematuur en werd het verzet gegrond verklaard. De kantonrechter besloot het verzetschrift van [betrokkene] ook op te vatten als een beroep tegen de inleidende beschikking, dat met overschrijding van de beroepstermijn was ingediend.
De beslissing van de kantonrechter was dat het verzet gegrond werd verklaard, het dwangbevel werd vernietigd, en het griffierecht aan [betrokkene] werd terugbetaald. Tevens werd bepaald dat het dossier naar de officier van justitie in Rotterdam moest worden gestuurd, zodat deze alsnog een beslissing kon nemen over het beroep van [betrokkene].