ECLI:NL:RBBRE:2003:AN8787

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
263506 MZ 03-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure tegen dwangbevel in het kader van verkeerssanctie

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat is uitgevaardigd tegen [betrokkene] wegens een verkeerssanctie. De kantonrechter van de Rechtbank Breda heeft op 14 april 2003 een verzetschrift ontvangen, ingediend door [betrokkene] op basis van artikel 26 lid 3 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 9 oktober 2003, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mevrouw mr. M. Bos en [betrokkene] zelf aanwezig was.

De achtergrond van de zaak betreft een boete van € 40,84 die aan [betrokkene] was opgelegd voor het dubbel parkeren op 4 december 2001. Aangezien de boete niet tijdig was betaald, werd deze verhoogd tot een totaalbedrag van € 76,58. Op 18 december 2002 werd er een dwangbevel uitgevaardigd, dat op 31 maart 2003 aan [betrokkene] werd betekend. [betrokkene] stelde dat hij geen beroep kon instellen bij de officier van justitie, omdat hij de relevante documenten niet had ontvangen.

De kantonrechter oordeelde dat de persoonlijke en medische omstandigheden van [betrokkene] voldoende overtuigend waren om aan te nemen dat hij de inleidende beschikking en aanmaningen niet had ontvangen. Hierdoor was het dwangbevel prematuur en werd het verzet gegrond verklaard. De kantonrechter besloot het verzetschrift van [betrokkene] ook op te vatten als een beroep tegen de inleidende beschikking, dat met overschrijding van de beroepstermijn was ingediend.

De beslissing van de kantonrechter was dat het verzet gegrond werd verklaard, het dwangbevel werd vernietigd, en het griffierecht aan [betrokkene] werd terugbetaald. Tevens werd bepaald dat het dossier naar de officier van justitie in Rotterdam moest worden gestuurd, zodat deze alsnog een beslissing kon nemen over het beroep van [betrokkene].

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom
Beslissing van de kantonrechter:
op het op 14 april 2003 ter griffie van de sector kanton van deze rechtbank ontvangen verzetschrift krachtens artikel 26 lid 3 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), gedaan door:
[betrokkene],
wonende te [adres],
nader te noemen "[betrokkene]".
Het door [betrokkene] gedane verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van donderdag 9 oktober 2003, waarbij het Openbaar Ministerie (OM) werd vertegenwoordigd door mevr. mr. M. Bos en betrokkene in persoon aanwezig was.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
1. Inleiding
Aan [betrokkene] is -na adresverificatie- bij beschikking van 8 juni 2002 een sanctie, te weten een boete ten bedrage van € 40,84 opgelegd, ter zake van de door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) als volgt omschreven gedraging: "dubbel parkeren", verricht op 4 december 2001 op de Dordtselaan te Rotterdam met een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken].
Aangezien de boete niet tijdig werd betaald is deze tot tweemaal toe van rechtswege verhoogd tot een bedrag van totaal € 76,58. Omdat [betrokkene] nalatig bleef de sanctie en de daarop gevallen verhogingen te voldoen is op 18 december 2002 een dwangbevel uitgevaardigd, dat op 31 maart 2003 aan [betrokkene] is betekend. Het door [betrokkene] gedane verzet richt zich tegen de tenuitvoerlegging van dit dwangbevel.
2. Beoordeling
[betrokkene] heeft in zijn verzetschrift -inhoudelijk- bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde sanctie, waartoe hij heeft gesteld, dat hij ten tijde van de gedraging bedlegerig was en dat hij zijn auto niet had uitgeleend.
Ter zitting heeft [betrokkene] zijn standpunten nader toegelicht en betoogd dat de inleidende beschikking en aanmaningen hem, vanwege zijn ziekte (ter onderbouwing waarvan hij een relevante verklaring van de verzekeringsarts heeft getoond) en de echtscheidingsprocedure waarin hij indertijd was verwikkeld, niet hebben bereikt.
De door [betrokkene] ter zitting geschetste en met stukken onderbouwde persoonlijke- en medische omstandigheden, op grond waarvan hij heeft gesteld dat de in deze relevante bescheiden hem niet hebben bereikt, komen voldoende overtuigend voor, zodat het er in dit bijzondere geval voor moet worden gehouden dat de inleidende beschikking en de daarop gevolgde aanmaningen [betrokkene] niet hebben bereikt. Voor deze aanname wordt ook steun gevonden in de omstandigheid dat [betrokkene] direct in contact is getreden met de deurwaarder, nadat hij via deze bekend was geworden met de hem opgelegde sanctie.
[betrokkene] heeft dientengevolge geen beroep kunnen instellen op de officier van justitie. Gelet daarop acht de kantonrechter het dwangbevel prematuur en moet het verzet gegrond worden verklaard.
Met inachtneming van de rechtspraak van de Hoge Raad moet het verzetschrift van betrokkene onder bovengenoemde omstandigheden worden opgevat als tevens inhoudende een beroep tegen de inleidende beslissing, ingesteld met overschrijding van de daarvoor voorgeschreven beroepstermijn en ingediend bij de kantonrechter in plaats van bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging heeft plaatsgevonden.
Nu in de gegrondverklaring van het verzet ligt besloten het oordeel dat betrokkene nog beroep openstaat tegen de inleidende beschikking, zal de kantonrechter, overeenkomstig de in de rechtspraak gegeven voorschriften, het aldus ingestelde beroep met de stukken van het geding doen doorzenden aan de officier van justitie te Rotterdam, zijnde het arrondissement waar de gedraging is verricht, teneinde deze in staat te stellen om -nadat hij een bij het CJIB opgevraagde en verkregen kopie van de inleidende beschikking aan betrokkene heeft overhandigd of toegezonden, betrokkene zoveel nodig in de gelegenheid heeft gesteld tot aanvulling van de gegevens vermeld in artikel 6, tweede lid WAHV, waaronder de gronden van het beroep en betrokkene voor zover vereist heeft gehoord- op dat beroep een beslissing te nemen. Betrokkene heeft na ontvangst van die beslissing de mogelijkheid om daarvan op de voet van artikel 9 lid 1 WAHV schriftelijk beroep in te stellen bij de kantonrechter.
Beslist zal derhalve worden als hierna aangegeven.
3. Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het door [betrokkene] gedane verzet tegen de tenuitvoerlegging van het tegen hem uitgevaardigde dwangbevel gegrond en vernietigt dit dwangbevel;
- bepaalt dat het door [betrokkene] voldane griffierecht aan hem dient te worden terugbetaald;
- bepaalt dat de griffier het onderhavige dossier dient door te zenden aan de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam teneinde deze in staat te stellen om met inachtneming van het hierboven overwogene alsnog een beslissing te nemen.
Deze beslissing is gegeven te Bergen op Zoom door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 23 oktober 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, alsmede door degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, binnen 2 weken na de verzending van (de mededeling van) deze beschikking hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden door inzending van een daartoe strekkend beroepschrift aan de griffie van de rechtbank Breda, sector Kanton, locatie Bergen op Zoom (Postbus 118, 4600 AC Bergen op Zoom).