ECLI:NL:RBBRE:2003:AN8784

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
274070 MB VERZ 03-70
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctie opgelegd aan betrokkene wegens fouten in de procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 23 oktober 2003, gaat het om een beroep tegen een sanctie die aan betrokkene was opgelegd wegens het overschrijden van de maximumsnelheid met een bromfiets. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing vernietigd. De zaak kwam ter zitting op 9 oktober 2003, waar het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mw. mr. M. Bos. Betrokkene was aanwezig en werd bijgestaan door zijn vader. De kantonrechter oordeelde dat er vele fouten waren gemaakt door de betrokken instanties, wat leidde tot de vernietiging van de opgelegde sanctie. De kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van een deel van de kosten die betrokkene had gemaakt in verband met zijn beroep, vastgesteld op € 75,--. De kantonrechter benadrukte dat de kosten lager waren dan door betrokkene opgegeven, omdat een groot deel van de opgevoerde kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwam. De beslissing houdt in dat de eerder opgelegde sanctie niet meer van toepassing is, waardoor hoger beroep tegen deze beslissing niet mogelijk is. De zaak illustreert de noodzaak van zorgvuldigheid in de administratieve procedures van verkeerssancties en de gevolgen van fouten in de vastlegging van gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom
BESLISSING van de kantonrechter
op het op 13 mei 2003 ten parkette van de officier van justitie te Middelburg ontvangen beroepschrift ex artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) van:
[betrokkene],
wonende te [adres],
nader te noemen "betrokkene".
Het beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van donderdag 9 oktober 2003, waarbij het Openbaar Ministerie (OM) werd vertegenwoordigd door mw. mr. M. Bos en betrokkene in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn vader [vader].
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
1. Inleiding
Aan betrokkene is bij beschikking van 15 augustus 2002 een sanctie, te weten een boete van € 63,00
opgelegd ter zake van de door het Centraal Justitieel Incasso Bureau ("CJIB") als volgt omschreven gedraging: "bromfiets (constructie max. 45 km/h) overschrijdt max. constructiesnelheid meer dan 15 en t/m 20 km/h", welke gedraging volgens die beschikking zou zijn verricht op 18 juli 2002 op de Leliestraat te Fijnaart met een bromfiets voorzien van het kenteken [kenteken]. Tegen die beschikking is door betrokkene beroep ingesteld bij de officier van justitie. Bij beslissing van 1 april 2003, waarin voor de motivering is verwezen naar de aan betrokkene verzonden brief van 21 maart 2003, heeft de officier van justitie het beroep gegrond verklaard met betrekking tot de pleeglocatie (thans "De Langeweg") en de soort gedraging (thans overschrijding "meer dan 10 en t/m 15 km/h) en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. In verband met de gegrondverklaring op de punten als hiervoor omschreven is de sanctie nader vastgesteld op een bedrag van € 40,--. Het onderhavige beroep richt zich tegen die beslissing.
2. Beoordeling
Betrokkene heeft in beroep het verweer gevoerd, zoals nader omschreven en neergelegd in het beroepschrift van 13 mei 2003 en in de ter zitting van 9 oktober 2003 overgelegde pleitaantekeningen.
In het beroepschrift en de pleitaantekeningen wijst betrokkene kort gezegd -nogmaals- nadrukkelijk op de vele fouten die in deze door de verscheidene betrokken instanties zijn gemaakt en betwist hij in zijn algemeenheid de hem verweten gedraging te hebben verricht.
Het beroep van betrokkene treft doel. Weliswaar heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 31 januari 1995 bepaald dat -kort gezegd- onjuistheden in de inleidende beschikking niet zonder meer tot vernietiging van de bestreden beslissing behoeven te leiden, maar in deze zijn in de loop der procedure dermate veel onvolkomenheden en/of administratieve onjuistheden naar voren gekomen komen, dat de bestreden beslissing reeds op die grond redelijkerwijs niet -langer- stand kan houden.
In dit verband wordt onder meer vermeld, de onjuiste vastlegging in de inleidende beschikking van de pleeglocatie (ook na verbetering hiervan in het zaakoverzicht van 18 mei 2003!), de soort gedraging en de hoogte van de opgelegde sanctie, het aanvankelijk zoek zijn van het brondocument en de afwijkingen
-op relevante punten- in het proces-verbaal ten opzichte van dat brondocument.
Daar komt bij, dat het op zijn zachtst gezegd merkwaardig voorkomt dat het proces-verbaal van aanvulling van 10 december 2002 is opgemaakt door verbalisant Molewijk, van wie is gebleken dat hij slechts betrokken is geweest bij de staandehouding en niet bij de feitelijke uitvoering van de technische controle, terwijl het inhoudelijke verweer van betrokkene nu juist ziet op de wijze waarop die controle heeft plaatsgehad.
Nu de kantonrechter reeds op grond van het vorenstaande zal overgaan tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de bestreden beslissing, behoeft het overigens door betrokkene gevoerde verweer in deze geen verdere bespreking.
De kantonrechter ziet in de gegrondverklaring van het beroep aanleiding om de officier van justitie, overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek van betrokkene, te veroordelen in (een deel van) de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van zijn beroep bij de kantonrechter heeft moeten maken. De vergoeding zal evenwel -veel- lager zijn dan de door betrokkene in zijn specificatie van die kosten opgenomen bedragen. De specificatie van kosten, zoals door betrokkene ter zitting van 9 oktober jongstleden is overgelegd, vermeld een totaalbedrag aan kosten van € 437,50, nog te vermeerderen met reiskosten. Nog daargelaten dat in de specificatie kennelijk slechts de kosten zijn weergegeven, die in verband met de behandeling van het beroep bij de officier van justitie zijn gemaakt, komt een groot deel van die kosten, op de gronden zoals die reeds zijn neergelegd in de bestreden beschikking van de officier van justitie, niet voor vergoeding in aanmerking. Een specificatie van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van het beroep bij de kantonrechter ontbreekt.
De kantonrechter zal de kosten, mede in aanmerking nemende het vorenoverwogene, in redelijkheid en billijkheid bepalen op € 75,--.
Beslist zal derhalve worden als hierna aangegeven.
3. Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing;
- bepaalt dat hetgeen door betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV tot zekerheid is gesteld aan hem dient te worden terugbetaald;
- veroordeelt de officier van justitie in de kosten die de betrokkene in verband met de behandeling van het beroep bij de kantonrechter heeft moeten maken, tot een bedrag van € 75,--.
Deze beslissing is gegeven te Bergen op Zoom door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 23 oktober 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.
Aangezien de bestreden beslissing is vernietigd en er derhalve geen sanctie meer is, is ingevolge de WAHV het instellen van hoger beroep tegen deze beslissing niet mogelijk.