ECLI:NL:RBBRE:2003:AH9375
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vorderingen tot machtiging dwangmiddel in verband met onterecht opgelegde administratieve sancties
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda, sector Kanton, op 1 juli 2003 uitspraak gedaan over de vorderingen van de officier van justitie tot het toepassen van het dwangmiddel van gijzeling tegen een betrokkene. De vorderingen waren gebaseerd op een aantal administratieve sancties die aan de betrokkene waren opgelegd voor gedragingen met een voertuig in de periode september-oktober 2000. De betrokkene stelde dat hij ten tijde van de gedragingen geen bezitter meer was van het voertuig, aangezien dit voertuig op 28 september 1999 was verkocht na inbeslagname door de Domeinen. De officier van justitie had gevorderd om de betrokkene te machtigen tot gijzeling voor de duur van vier weken, omdat de sancties onbetaald waren gebleven en eerdere minder ingrijpende dwangmiddelen geen resultaat hadden opgeleverd.
Tijdens de zitting op 15 mei 2003 was de betrokkene aanwezig en heeft hij zijn standpunt toegelicht. Hij overhandigde een faxbericht waaruit bleek dat het voertuig op de genoemde datum was verkocht. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene ten onrechte sancties waren opgelegd, omdat hij geen bezitter meer was van het voertuig ten tijde van de gedragingen. Dit leidde tot de conclusie dat de vorderingen van de officier van justitie in strijd waren met de beginselen van behoorlijk bestuur. De kantonrechter heeft daarom de vorderingen afgewezen, wat betekent dat de betrokkene niet onderworpen kan worden aan het gevorderde dwangmiddel van gijzeling.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opleggen van administratieve sancties en de noodzaak voor overheidsinstanties om te handelen in overeenstemming met de beginselen van behoorlijk bestuur. De beslissing is genomen in het belang van rechtsbescherming van de betrokkene, die onterecht was aangesproken op gedragingen die hij niet had verricht.