ECLI:NL:RBBRE:2003:AH9375

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
261113 MD 03-40/41/42/43
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot machtiging dwangmiddel in verband met onterecht opgelegde administratieve sancties

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda, sector Kanton, op 1 juli 2003 uitspraak gedaan over de vorderingen van de officier van justitie tot het toepassen van het dwangmiddel van gijzeling tegen een betrokkene. De vorderingen waren gebaseerd op een aantal administratieve sancties die aan de betrokkene waren opgelegd voor gedragingen met een voertuig in de periode september-oktober 2000. De betrokkene stelde dat hij ten tijde van de gedragingen geen bezitter meer was van het voertuig, aangezien dit voertuig op 28 september 1999 was verkocht na inbeslagname door de Domeinen. De officier van justitie had gevorderd om de betrokkene te machtigen tot gijzeling voor de duur van vier weken, omdat de sancties onbetaald waren gebleven en eerdere minder ingrijpende dwangmiddelen geen resultaat hadden opgeleverd.

Tijdens de zitting op 15 mei 2003 was de betrokkene aanwezig en heeft hij zijn standpunt toegelicht. Hij overhandigde een faxbericht waaruit bleek dat het voertuig op de genoemde datum was verkocht. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene ten onrechte sancties waren opgelegd, omdat hij geen bezitter meer was van het voertuig ten tijde van de gedragingen. Dit leidde tot de conclusie dat de vorderingen van de officier van justitie in strijd waren met de beginselen van behoorlijk bestuur. De kantonrechter heeft daarom de vorderingen afgewezen, wat betekent dat de betrokkene niet onderworpen kan worden aan het gevorderde dwangmiddel van gijzeling.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opleggen van administratieve sancties en de noodzaak voor overheidsinstanties om te handelen in overeenstemming met de beginselen van behoorlijk bestuur. De beslissing is genomen in het belang van rechtsbescherming van de betrokkene, die onterecht was aangesproken op gedragingen die hij niet had verricht.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom
Zaaknummers: 261113 MD 03-40
261114 MD 03-41
261115 MD 03-42
261116 MD 03-43
CJIBnummers: 37331453
37797172
37797176
37953602
BESLISSING op de vorderingen -met bovengenoemde zaak- en CJIBnummers- als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV)
AANGAANDE:
[betrokkene]
wonende te [adres],
nader te noemen "betrokkene".
1. Procesgang
Het verloop van de procedure blijkt uit de vorderingen van de officier van justitie met bovengenoemde zaak- en CJIBnummers.
De vorderingen zijn behandeld op de terechtzitting van donderdag 15 mei 2003, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mw. mr. B.C.M.M. Hertog en waarbij betrokkene in persoon aanwezig was.
Van de behandeling ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
2. Beoordeling
2.1
Vaststaat dat aan betrokkene -onder vermelde CJIBnummers- een viertal administratieve sancties is opgelegd terzake van in de periode september-oktober 2000 verrichte gedragingen met een voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken].
2.2
De officier van justitie te Leeuwarden heeft op grond van artikel 28 WAHV gevorderd hem te machtigen in die 4 zaken tegen betrokkene het dwangmiddel van gijzeling toe te passen telkens voor de duur van een week per gedraging, derhalve in totaal voor de duur van 4 weken.
Hij stelt daartoe -kort gezegd- dat de aan betrokkene opgelegde sancties en de daarop gevallen verhogingen geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven en dat toepassing van minder ingrijpende dwangmiddelen niet tot resultaat heeft geleid.
2.2
Betrokkene heeft dit ter zitting niet ontkend, maar gemotiveerd gesteld, dat hij ten tijde van de gedragingen geen bezitter meer was van het voertuig waarmee de gedragingen zijn verricht. Het voertuig is, nadat betrokkene wegens bezit van drugs werd aangehouden, in beslag genomen en op 28 september 1999 verkocht, aldus betrokkene.
2.3
Ter zitting is door betrokkene een faxbericht overgelegd van de Dependance Domeinen roerende zaken Herkenbosch van 12 november 2001, waaruit blijkt dat het voertuig met het betreffende kenteken op 28 september 1999 bij verkoping 99-382 (kavelnummer 742) is verkocht.
Evident is derhalve dat betrokkene ten tijde van de gedraging geen bezitter meer was van het voertuig waarmee de gedragingen zijn verricht. Dit betekent dat aan betrokkene ten onrechte sancties zijn opgelegd.
2.4
Op grond van het vorenstaande moet worden aangenomen, dat als gevolg van een fout van een overheidslichaam de sancties ten onrechte aan betrokkene zijn opgelegd. Dat de officier van justitie niettemin de inning van die sancties ter hand heeft genomen en heeft doorgezet moet om die reden in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur worden geacht. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
3. Beslissing
De kantonrechter, op de vorderingen als hiervoor vermeld:
- wijst de vorderingen af.
Deze beslissing is gegeven te Bergen op Zoom door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 1 juli 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.