ECLI:NL:RBBRE:2003:AH9369

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
260596 MD 03-39
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling wegens onredelijke toepassing van dwangmiddelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 1 juli 2003, werd een verzoek tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling afgewezen. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens het lopen over de vluchtstrook van een snelweg. De betrokkene had een boete van € 54,45 ontvangen, maar deze was niet betaald. De officier van justitie had gevorderd om het dwangmiddel gijzeling toe te passen, omdat eerdere, minder ingrijpende dwangmiddelen zoals de inname van het rijbewijs en de buitengebruikstelling van het voertuig geen resultaat hadden opgeleverd.

De kantonrechter, mr. W.E.M. Verjans, oordeelde dat de aard en ernst van de gedraging niet in verhouding stond tot de zwaarte van het gevraagde dwangmiddel gijzeling. De rechter benadrukte dat de gedraging, het lopen over de vluchtstrook, niet gerechtvaardigd was en dat er geen deugdelijke motivering was voor het kiezen van gijzeling als dwangmiddel. De vordering werd dan ook afgewezen, omdat de rechter vond dat de gekozen dwangmiddelen niet passend waren voor de situatie.

De beslissing werd genomen na een zitting op 15 mei 2003, waar het Openbaar Ministerie vertegenwoordigd was door mw. mr. B.C.M.M. Hertog. De betrokkene was niet verschenen. De rechter concludeerde dat de vordering om gijzeling niet gerechtvaardigd was en dat de zaak niet voldeed aan de vereisten voor het toepassen van zo'n ingrijpend dwangmiddel. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom
Zaaknummer: 260596 MD 03-39
BESLISSING op de vordering -met bovengenoemd zaaknummer- als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV)
AANGAANDE:
[betrokkene],
wonende te [adres],
nader te noemen "betrokkene".
1. Procesgang
Het verloop van de procedure blijkt uit de vordering van de officier van justitie met bovengenoemde zaaknummer.
De vordering is behandeld op de terechtzitting van donderdag 15 mei 2003, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mw. mr. B.C.M.M. Hertog. Betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Van de behandeling ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
2. Beoordeling
2.1
Vaststaat dat aan betrokkene bij beschikking van 25 januari 2001 een sanctie, te weten een boete van € 54,45 is opgelegd terzake van de door het Centraal Justitieel Incasso Bureau ("CJIB") als volgt omschreven gedraging: "anders dan met een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 km/u een autosnelweg gebruiken", verricht op de Rijksweg A58 te Roosendaal.
2.2
De officier van justitie te Leeuwarden heeft op grond van artikel 28 WAHV gevorderd hem te machtigen tegen betrokkene het dwangmiddel van gijzeling toe te passen voor de duur van 7 dagen.
Hij stelt daartoe -kort gezegd- dat de aan betrokkene opgelegde sanctie en de daarop gevallen verhogingen geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven en dat toepassing van minder ingrijpende dwangmiddelen, zoals inname van het rijbewijs en buiten gebruik stelling van het voertuig, niet tot resultaat heeft geleid.
2.3
Uit de toelichting van de verbalisant, zoals opgenomen in het van het procesdossier deel uitmakende zaakoverzicht, blijkt dat betrokkene ten tijde van de gedraging over de vluchtstrook van de snelweg liep.
Hoewel evident is dat dit niet is toegestaan, had in dit geval, waarin de gedraging lopend is begaan, zonder deugdelijke motivering redelijkerwijs niet gekozen mogen worden voor de dwangmiddelen inname van het rijbewijs en buitengebruikstelling van het voertuig. De toelichting in de processtukken is -te- beperkt.
Nu de aard en ernst van de gedraging zich bovendien niet verhoudt tot de -zwaarte- van het dwangmiddel gijzeling is toepassing van dit dwangmiddel naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet gerechtvaardigd. De vordering zal derhalve om die reden worden afgewezen.
3. Beslissing
De kantonrechter wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven te Bergen op Zoom door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 1 juli 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.