ECLI:NL:RBBRE:2003:AH9346

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
26 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
265480 AZ 03-465
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en verstoring arbeidsrelatie

In deze zaak verzoekt de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roantex Kantoorinstallaties B.V. de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de verweerder te ontbinden. Roantex stelt dat er gewichtige redenen zijn voor deze ontbinding, met name een zodanige verandering van omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn dient te worden beëindigd. De verweerder, die sinds 1 juli 2000 in dienst is bij Roantex, heeft zich gemotiveerd verweerd tegen het verzoek en betwist de verwijten die door Roantex zijn gemaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een verstoring van de arbeidsrelatie is ontstaan, mede door een affectieve relatie tussen de verweerder en een collega, wat heeft geleid tot spanningen op de werkvloer. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs onafwendbaar is, ondanks de zwangerschap van de verweerder, aangezien er geen verband is aangetoond met het ontbindingsverzoek. De kantonrechter heeft ook overwogen of er een vergoeding aan de ontbinding verbonden moet worden. Na afweging van de omstandigheden, zoals de lengte van het dienstverband en de leeftijd van de verweerder, oordeelt de kantonrechter dat een vergoeding van € 7.500,-- bruto billijk is. De beslissing om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wordt genomen met ingang van 15 juli 2003, met de mogelijkheid voor Roantex om het verzoek in te trekken tot 11 juli 2003. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Zaaknr. : 265480 AZ 03-465
Gegeven : 26 juni 2003
Typ : RvdK
RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - Locatie Bergen op Zoom
B E S C H I K K I N G in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROANTEX KANTOORINSTALLATIES B.V.,
gevestigd te Etten-Leur aan de Ecustraat 9,
verzoekster,
gemachtigde: mr. T. van der Dussen,
tegen
[verweerder], wonende te [adres]4,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.J.L. Mulderink
Partijen worden hierna "Roantex" respectieve[de man]weerder]" genoemd.
1. Procesgang
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift met producties,
- het faxbericht van de zijde van Roantex van 6 juni 2003 en de daarbij gevoegde producties,
- de mondelinge behandeling van het verzoek ter terechtzitting van woensdag 11 juni 2003, waarbij de heer R. H. Visser aanwezig was namens Roantex en werd bijgestaan door mr. Van der Dussen en waarbij [verweerder] in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door mr. Mulderink.
De inhoud van genoemde stukken, van de daarbij behorende producties en van de door mr. Dussen ter zitting overgelegde pleitaantekeningen geldt hier als ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht wordt hierna, voor zoveel nodig, teruggekomen.
2. Geschil
Roantex verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande in een zodanige verandering van omstandigheden, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn dient te worden beëindigd.
[verweerder] voert verweer.
3. Beoordeling
3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken het navolgende vast:
- De thans 32-jarige [verweerder] is sedert 1 juli 2000 in dienst van Roantex.
- Laatstelijk was [verweerder] werkzaam als [functie] tegen een salaris van € 2.300,-- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
- Tot haar oprichting op 1 oktober 2000 handelde Servecom onder de naam Roantex; nadien is Servecom opgericht ten behoeve van de (kantoor)automatiseringsvraag en ging Roantex verder als bedrijf dat kantoormeubilair en projectinrichtingen levert.
- De werknemers van beide bedrijven werken onder één dak en de (personeels)administratie wordt door dezelfde afdeling verwerkt.
- [verweerder] is in het jaar 2002 een relatie aangegaan met de bij Servecom werkzame heer [de man], met wie zij later in dat jaar is gehuwd.
- Tegen[de man] is door Servecom bij dit kanton eveneens een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend (hier bekend onder zaaknr. 265480 AZ 03-464), welk verzoek
-met instemming van partijen- gelijktijdig mondeling is behandeld met onderhavige zaak; de inhoud van de in het kader van die procedure gewisselde stukken geldt hier als ingelast.
- Begin februari 2003 is door Roantex aan de Centrale Organisatie Werk en Inkomen (CWI) verzocht haar toestemming te verlenen voor opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], zulks op bedrijfseconomische gronden.
- [verweerder] is lopende die procedure vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van werkzaamheden.
- Bij beslissing van 1 april 2003 heeft het CWI haar toestemming onthouden aan het ontslag van [verweerder] wegens het -kort gezegd- onvoldoende aangetoond zijn van een bedrijfseconomische noodzaak tot ontslag.
- De periode van non-activiteit duurt tot op heden onafgebroken voort.
3.2
Roantex heeft aan haar verzoek een verstoring van de arbeidsrelatie ten grondslag gelegd. In de visie van Roantex is het gedrag en de werkhouding van [verweerder], sedert haar relatie met [de man], in negatieve zin veranderd en heeft [verweerder] door haar ongewenste gedrag, tezamen met [de man], het gezag van de directie ondermijnd, de bedrijfsvoering geschaad en de werksfeer binnen het bedrijf negatief beïnvloed.
Voorts blijft Roantex, ondanks de afwijzende beslissing van het CWI van mening dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ook op bedrijfseconomische gronden is geïndiceerd.
3.3
[verweerder] heeft zich gemotiveerd verweerd en primair betoogd dat Roantex in haar verzoek niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu zij in onderhavige procedure poogt een soort appèl te vinden van de voor haar negatieve beslissing van het CWI. Subsidiair heeft zij geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. [verweerder] heeft gemotiveerd betwist dat de haar gemaakte verwijten juist zijn. Zij wijst er op dat die verwijten ook niet zijn geuit in de CWI-procedure.
Indien desondanks wordt gekomen tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt hij uiterst subsidiair aan die ontbinding een vergoeding te verbinden van € 22.365,-- bruto.
3.4
Het primaire betoog van [verweerder], strekkende tot niet-onvankelijk verklaring van Roantex in haar verzoek, faalt, nu een ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW ook aanhangig kan worden gemaakt, indien reeds een procedure bij het CWI is gevoerd. Bovendien is het onderhavige verzoek, anders dan de ontslagaanvraag bij het CWI, primair gebaseerd op een verstoring van de arbeidsrelatie.
Ook de gestelde zwangerschap van [verweerder] staat niet aan indiening van een ontbindingsverzoek in de weg.
3.5
Voldoende is gebleken, dat beide partijen -uiteindelijk- van oordeel zijn, dat er geen basis meer is voor een vruchtbare samenwerking. Hoewel zij ieder op eigen gronden tot dit oordeel komen, kan reeds op basis van dat oordeel de conclusie niet anders luiden dan dat een situatie is ontstaan, die maakt dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs onafwendbaar is. Daaraan doet de zwangerschap van [verweerder] niet af, nu niet is gebleken van een verband met het ontbindingsverzoek.
3.6
Nagegaan dient te worden of aan de ontbinding een vergoeding dient te worden verbonden en zo ja, van welke omvang die zou moeten zijn. Daartoe is van belang de oorzaak te kunnen aanwijzen van het ontstaan van de situatie die maakt dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs onafwendbaar is.
Gebleken is dat in 2002, derhalve lopende de dienstverbanden, tussen [de man] en [verweerder] een affectieve relatie is ontstaan, (het bestaan van) welke relatie, naar voldoende aannemelijk is geworden, heeft geleid tot spanningen, tweespalt en een onaangename sfeer op "de werkvloer". Voor dit oordeel wordt ook steun gevonden in de -overigens tegenstrijdige- verklaringen van (ex-)werknemers, die door partijen in het geding zijn gebracht, waaruit -wat er verder ook van zij- van een negatieve sfeer blijkt.
Het bestaan van een affectieve relatie op de werkvloer doet in zijn algemeenheid vaak geen goed aan het functioneren op het werk, maar in casu geldt dat temeer nu [de man] en [verweerder] -naar voldoende is gebleken- beiden deel uitmaken van het leidinggevend team van Servecom en Roantex. Er lijkt daardoor -mede gelet op de over en weer gemaakte verwijten- een wederzijds wantrouwen te zijn ontstaan tussen de eigenaar-directeur van beide bedrijven, Visser, enerzijds en [de man] en [verweerder] anderzijds. Visser heeft kennelijk niet goed geweten hoe daarmee om te gaan, waardoor de standpunten zich hebben verscherpt en een verwijdering is kunnen ontstaan.
Niet is gebleken dat één van partijen hiervan in overwegende mate een verwijt treft. De kantonrechter ziet dan ook aanleiding aan de ontbinding een vergoeding te verbinden.
3.7
Aan het vorenstaande doet het door Roantex gevoerde "habe nichts" verweer niet af, nu de gebleken financiële situatie onvoldoende aanleiding geeft om een dergelijk verweer te honoreren. Het verzoek om een betaling in termijnen toe te staan wordt om diezelfde reden eveneens gepasseerd.
3.8
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding zal, anders dan Roantex wenst, geen rekening worden gehouden met de periode van non-activiteit. Gebleken is dat Roantex [verweerder] begin februari 2003 op non-actief heeft gesteld en dat zij, kort na het bekend worden van de voor haar negatieve uitslag van het CWI, haar website heeft aangepast, in die zin dat zij [de man] en [verweerder] als personeelsleden heeft "gewist". Roantex heeft daarmee voor [verweerder] in redelijkheid de pas afgesneden de werkzaamheden te hervatten, althans om -in rechte- een dergelijke hervatting te vorderen, zodat dat thans niet met reden aan [verweerder] kan worden tegengeworpen.
Ook het (bestaan van een) concurrentiebeding zal niet worden meegenomen in de vergoeding. De kantonrechter heeft, na kennisname van dit beding, partijen in overweging gegeven het beding onderdeel te laten uitmaken van een eventuele regeling tussen partijen. Nu partijen een dergelijke regeling niet hebben bereikt, zal het beding in het kader van deze procedure verder buiten beschouwing worden gelaten.
3.9
Alles tegen elkaar afwegende en in aanmerking nemende gebruikelijke factoren als lengte van het dienstverband en leeftijd van [verweerder] oordeelt de kantonrechter dat een vergoeding van
€ 7.500,-- bruto billijk is.
3.1
Alvorens de ontbinding met die vergoeding uit te spreken, worden partijen van dat voornemen in kennis gesteld en wordt Roantex een termijn gegund om het verzoek in te trekken.
3.11
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding te bepalen, zowel bij handhaving als bij intrekking van het verzoek, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 15 juli 2003 onder toekenning aan [verweerder] ten laste van Roantex van de hierboven genoemde vergoeding;
- gunt aan Roantex een termijn tot uiterlijk 11 juli 2003 om het verzoek desgewenst alsnog in te trekken door middel van een schriftelijke verklaring aan de griffier van deze rechtbank, alsmede aan de gemachtigde van de wederpartij.
en voor het geval Roantex haar verzoek handhaaft:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen en wel per 15 juli 2003;
- kent aan [verweerder] ten laste van Roantex toe en veroordeelt Roantex tot betaling aan [verweerder] van een vergoeding van € 7.500,-- (zevenduizend en vijfhonderd euro) bruto;
en zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek:
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beslissing is gegeven te Bergen op Zoom door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 26 juni 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.