ECLI:NL:RBBRE:2003:AF9189
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.M. Steenbeek
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over aanbesteding van ambulances en vorderingen van betrokken partijen
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 23 april 2003, zijn twee kort gedingen aan de orde. In zaak I vordert C. Miesen Nederland B.V. (hierna: Miesen) dat de gedaagden, waaronder de stichting Provinciaal Instituut voor GGD's in Brabant/Zeeland en de Gemeente Rotterdam, worden verboden om de opdracht tot het leveren van ambulances aan een ander dan Miesen te gunnen. Miesen stelt dat de aanbestedingsprocedure onrechtmatig is verlopen en dat zij op basis van de criteria voor gunning in aanmerking had moeten komen. In zaak II vordert De Vries Assen B.V. (hierna: De Vries) dat de verweersters, waaronder de Provinciale Vereniging voor GGD's in Brabant en Zeeland, worden verplicht om de overeenkomst tot afname van ambulances na te komen. De voorzieningenrechter heeft beide vorderingen afgewezen.
De voorzieningenrechter overweegt dat de aanbestedingsprocedure correct is verlopen en dat de gunning van de opdracht aan De Vries op basis van de economisch voordeligste aanbieding gerechtvaardigd is. Miesen heeft onvoldoende aangetoond dat de beoordeling van haar offerte onjuist is geweest. De voorzieningenrechter wijst erop dat de aanbestedende diensten een ruime beoordelingsvrijheid hebben bij het vergelijken van offertes en dat de criteria voor gunning transparant zijn gecommuniceerd.
Wat betreft de vorderingen van De Vries, oordeelt de voorzieningenrechter dat er geen bindende overeenkomst tot stand is gekomen, omdat de RAV's een voorbehoud hebben gemaakt in hun communicatie. De vorderingen van De Vries om de onderhandelingen over de mantelovereenkomst te verplichten worden eveneens afgewezen. De voorzieningenrechter concludeert dat de kosten van het geding voor beide zaken voor rekening van de in het ongelijk gestelde partijen komen.