ECLI:NL:RBBRE:2003:AF8763
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.E.C. van Rijckevorsel-Besier
- M.I. Lammertsma-van der Heij
- M.H.P. Beukelman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kostgangerrelatie in het kader van de Algemene Ouderdomswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 17 april 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een 65-jarige man, en de Sociale Verzekeringsbank over de toekenning van een pensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een gehuwdenpensioen, omdat hij zich beschouwde als kostganger en niet als partner van zijn huisgenoot, mevrouw [huisgenoot]. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de situatie van eiser en mevrouw [huisgenoot] zorgvuldig onderzocht. Eiser woont sinds 1962 bij het gezin van zijn collega, en na de scheiding van zijn collega en mevrouw [huisgenoot] in 1979 is hij bij haar blijven wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van wederzijdse zorg tussen eiser en mevrouw [huisgenoot], en dat eiser zijn eigen leven leidt zonder bij te dragen aan de huishouding. Eiser betaalt een vast bedrag per week voor kost en inwoning, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen indicatie is voor een gezamenlijke huishouding. De rechtbank concludeert dat eiser als ongehuwd moet worden beschouwd in de zin van de AOW, en vernietigt het bestreden besluit van de Sociale Verzekeringsbank. Eiser heeft recht op een ongehuwdenpensioen met terugwerkende kracht en de rechtbank veroordeelt de verweerder tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke situatie en de wijze waarop partijen zich naar buiten toe presenteren.