02/1655 WAO RECHTBANK BREDA
02/1922 WAO Sector bestuursrecht
Meervoudige kamer
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. W.H. Beishuizen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV Gak te Breda), verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen verweerders besluiten van 17 juli 2002 (bestreden besluit I) en 23 september 2002 (bestreden besluit II) waarbij het bezwaar tegen toekenning van een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar de ongeschiktheidsklasse van 15 tot 25% per 25 februari 2002 en de ongewijzigde voortzetting per 4 juni 2002 ongegrond zijn verklaard.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van 27 februari 2003, waarbij eiseres noch haar gemachtigde, na schriftelijke kennisgeving, zijn verschenen. Namens verweerder zijn verschenen J.B. Snoek en P. Blom (bezwaararbeidsdeskundige).
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is voor 34 uur per week werkzaam geweest als salaris administrateur. Voor dat werk is eiseres in februari 2001 ongeschikt geworden vanwege arm-, nek- en schouderklachten.
Bij primair besluit van 21 februari 2002 heeft verweerder eiseres met ingang van 25 februari 2002 een WAO-uitkering toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Op 28 maart 2002 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend en op 21 juni 2002 is een aanvullend bezwaarschrift ingezonden waarbij twee medische rapportages van de behandelend revalidatiearts van 21 maart 2002 en 27 mei 2002 zijn overgelegd. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid haar bezwaren tijdens de hoorzitting nader toe te lichten.
Vervolgens heeft verweerder op het bezwaar van eiseres beslist. Bij bestreden besluit I is de loonwijziging die nog voor einde wachttijd heeft plaatsgevonden in het maatmanloon verwerkt en zijn de overige bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
In de bezwaarprocedure gericht tegen het besluit van 4 juni 2002 is door eiseres op 5 juli 2002 een bezwaarschrift ingediend en is bij schrijven van 3 september 2002 nieuwe medische informatie, bestaande uit een verklaring van de revalidatiearts van 28 augustus 2002, ingebracht.
Dit bezwaar is bij bestreden besluit II ongegrond verklaard.
2.2 Namens eiseres is tegen de bestreden besluiten I en II, samengevat, aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het oordeel van de behandelend specialist die heeft verklaard dat voor eiseres 25 uur werken per week momenteel het maximaal haalbare is. Verzocht is een onderzoek te gelasten door een onafhankelijk deskundige. In een brief van 2 september 2002 heeft eiseres zelf nog aangegeven dat zij in haar dagelijkse bezigheden een aantal dingen heeft moeten aanpassen en niet begrijpt dat zij zou moeten solliciteren voor de resterende uren terwijl zij wegens de klachten parttime werkzaam is in het eigen werk.
Verzocht is het besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2.3 Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid te verdienen hetgeen soortgelijke gezonde personen met arbeid gewoonlijk verdienen. Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zhij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid inkomsten te verwerven.
2.4 Bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling heeft verweerder gebruik gemaakt van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Het CBBS vervangt het Functie Informatiesysteem (FIS). Het FIS-belastbaarheidspatroon is vervangen door de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De FML is ontwikkeld door uitvoerende verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en universitaire vakspecialisten. De verzekeringsarts vult de FML niet in indien er geen sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden.
De FML is ingedeeld in zes rubrieken: 1. persoonlijk functioneren; 2. sociaal functioneren; 3. aan-passing aan omgevingseisen; 4. dynamische handelingen; 5. statische houdingen; en 6. werktijden. Elke rubriek bevat items waarin de normaalwaarden en beperkingen zijn genoemd. De normaalwaarden vertegenwoordigen een niveau van functioneren waartoe een gezond persoon van 16 tot 65 jaar (de beroepsbevolking) minimaal in staat is. De verzekeringsarts kan ten opzichte van de normaalwaarden lichte, matige en sterke beperkingen aangegeven.
Nadat de verzekeringsarts de FML heeft ingevuld, vindt er een arbeidskundige beoordeling plaats. De arbeidsdeskundige onderzoekt de resterende verdiencapaciteit van de verzekerde. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het CBBS. Het CBBS bevat een bestand van functies die geanalyseerd zijn door regionaal arbeidsanalisten. De arbeidsanalist onderzoekt de belastingsaspecten die kenmerkend zijn voor de functie en vermeldt deze op de bij de functie behorende belastinglijst. De functiebeschrijvingen zijn geclusterd onder circa 360 SBC-codes. De SBC-codering is de Standaard Beroepen Classificatie 1992 van het Centraal Bureau voor Statistiek.
Het systeem signaleert per geselecteerde functie de mogelijke overschrijdingen van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De arbeidsdeskundige vergelijkt die betreffende punten van de FML met de corresponderende belastingitems (gematcht punt) van de geselecteerde functie. Hij beoordeelt of de functie passend is, eventueel na overleg met de verzekeringsarts. Tevens signaleert het systeem de niet-gematchte punten. Dit zijn items op de FML die niet voorkomen op de functiebelastinglijst. Bij een niet-gematcht punt beoordeelt de arbeidsdeskundige steeds aan de hand van de functiebeschrijvingen of de geselecteerde functie passend is. Hij kan daarbij nader overleg hebben met de verzekeringsarts.
De rechtbank acht het CBBS niet strijdig met de bepalingen van de WAO en de bepalingen van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Evenmin is de rechtbank gebleken dat het CBBS de rechterlijke toetsing anderszins niet kan doorstaan. De rechtbank ziet dan ook geen grond om te oordelen dat verweerder geen gebruik heeft mogen maken van het CBBS als hulpmiddel voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige om de belastbaarheid van een verzekerde en de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid te objectiveren.
2.5 Het bestreden besluit is voor wat betreft het medische oordeel gebaseerd op rapportages van (bezwaar)verzekeringsartsen en een bezwaarverzekeringsarts.
De verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht en het dossier van eiseres bestudeerd. Op basis van bovengenoemde onderzoeksactiviteiten heeft de verzekeringsarts de diagnose nek-, schouder- en armklachten, met name rechts (dominant), gesteld en zijn de beperkingen van eiseres vastgelegd in de FML. In de verzekeringsgeneeskundige rapportage zijn de mogelijkheden en beperkingen aan de hand van de probleemanalyse in hun onderlinge samenhang beoordeeld, gemotiveerd en beschreven.
Uit dit rapport volgt dat er beperkingen bestaan ten aanzien van langdurig en/of frequent eindstandige nekbewegingen alsmede zeer langdurig snel repetitieve vingerbewegingen. Eveneens beperkt zijn zwaar fysieke activiteiten, waarbij tillen tot soms 10 kg mogelijk is. Voor het overige zijn er geen fysieke of psychische beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek. In de arbeidssituatie van het eigen werk van eiseres lijkt er sprake te zijn van een onevenredig opgevoerde werkdruk ten gevolge van personele onderbezetting en vergrote workload. Voorts concludeert de verzekeringsarts dat gezien de belastbaarheid er sprake dient te zijn van een normale werkdruk waarbij eiseres in staat is gedurende 34 uur per week werkzaamheden te verrichten.
De bezwaarverzekeringsarts heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, waaronder de tijdens de bezwaarprocedure ingebrachte informatie van de behandelend revalidatiearts van 21 maart 2002, 27 mei 2002 en 28 augustus 2002.
De bezwaarverzekeringsarts heeft op basis van het vorenstaande geconcludeerd dat, met betrekking tot beide beoordelingsdata, in het bezwaarschrift en uit de verkregen medische informatie geen nieuwe gezichtspunten naar voren zijn gekomen met betrekking tot de medische situatie die aanleiding vormen de medische grondslag voor de bestreden beslissing onjuist te achten. Uit de nadere medische gegevens blijkt niet dat er sprake is van ernstiger beperkingen dan waarvan de verzekeringsarts is uitgegaan. De bezwaarverzekeringsarts merkt voorts op dat de manier waarop eiseres de gegevens interpreteert vooral gebaseerd is op haar persoonlijke beleving, terwijl de primaire verzekeringsarts bij de vaststelling van de belastbaarheid is uitgegaan van het meer geobjectiveerde deel van het klachtenpatroon. Het FML bevat forse beperkingen in de belastbaarheid van het bewegingsapparaat. De revalidatiearts vond bij lichamelijk onderzoek geen duidelijke objectiveerbare afwijkingen behalve licht gespannen spieren van de nek. Verder levert het dagverhaal geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. De revalidatiearts is van oordeel dat de klachten de neiging hebben te recidiveren bij langdurig verrichten van kortcyclische repeterende handelingen, bij statische arm/handbelasting zeker wanneer er sprake is van (taak)stress. Aangezien genoemde belastingen in het eigen werk voorkomen, is eiseres ongeschikt geacht voor haar eigen werk. Indien die belastingen in het werk niet meer voorkomen, zullen die klachten niet recidiveren. De bezwaarverzekeringsarts concludeert dat uit verzekeringsgeneeskundig oogpunt er geen reden is een urenbeperking te stellen wanneer eiseres werkzaam is in passend werk en zij haar werkzaamheden kan spreiden over een vijfdaagse werkweek.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij eiseres niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. Met name blijkt uit de rapportages van de verzekeringsartsen dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten en is het medisch oordeel waaronder de gestelde medische beperkingen voldoende onderbouwd. In de overwegingen is mede betrokken het oordeel van de revalidatiearts dat een urenbeperking aangewezen wordt acht. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de brief van 28 augustus 2002 geen aanleiding gezien dit standpunt over te nemen omdat wanneer rekening wordt gehouden met de beperkingen, zoals de revalidatiearts die aangeeft, er geen reden is gegeven waarom eiseres niet in passend werk tot 34 uur per week (bijvoorbeeld 5 x 7 uur per week) werkzaam zou kunnen zijn. Dit standpunt is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd.
Eiseres heeft geen nieuwe informatie overgelegd die aanleiding geeft tot twijfel aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. Het verzoek om een onafhankelijk deskundige in te schakelen wordt, gelet op voorgaande overwegingen, dan ook afgewezen.
2.6 Op basis van de vastgestelde medische beperkingen heeft de arbeidsdeskundige de arbeidsmogelijkheden van eiseres nader onderzocht. Volgens de arbeidsdeskundige is eiseres ongeschikt voor de door haar laatst verrichte arbeid van salaris administrateur, maar is zij, gelet op de vastgestelde beperkingen geschikt voor het verrichten van passende arbeid. In de arbeidsmogelijkhedenlijst van 22 januari 2002 zijn functies genoemd die volgens de arbeidsdeskundige moeten worden beschouwd als algemeen geaccepteerde arbeid waartoe eiseres met haar krachten en bekwaamheden nog in staat is.
Voor de bepaling van de restverdiencapaciteit van eiseres heeft de arbeidsdeskundige in aanmerking genomen de drie in de arbeidsmogelijkhedenlijst vermelde functies van vertegenwoordiger, schadecorrespondent en belastingambtenaar/deskundige. Die functies vertegenwoordigen respectievelijk 8, 32 en 16 arbeidsplaatsen. Vergelijking van de loonwaarde die eiseres in de middelste van die functies zou kunnen verdienen met het van het laatst verrichte werk als salaris administrateur herleide inkomen, levert volgens de arbeidsdeskundige een verlies aan verdienvermogen op van 19,94%.
2.7 De rechtbank stelt zich op het standpunt dat het duiden van functies toetsbaar moet zijn. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat door de arbeidsdeskundige, al dan niet na overleg met de verzekeringsarts, inzichtelijk dient te worden gemaakt waarom de geduide functies voor een verzekerde als passend kunnen worden beschouwd. De beweegredenen van een arbeidsdeskundige om een functie (ondanks signaleringen) te accepteren dienen inzichtelijk zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende afgeleid kan worden waarom de geduide functies voor eiseres passend zijn aangezien voldoende duidelijk is geworden dat de belastingen van de geduide functies vallen binnen de beperkingen van eiseres. Door verweerders gemachtigde Blom is ter zitting verklaard dat het beeldschermwerk, zoals dit in de geduide functies voorkomt, aanmerkelijk minder is dan in eiseres haar functie van salaris administrateur. Uit het dossier blijkt voorts dat de arbeidsdeskundige met de verzekeringsarts overleg heeft gehad over de belastbaarheid van eiseres in haar eigen werk en de theoretische geduide functies.
De rechtbank is gelet op de toelichting voldoende overtuigd van de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder op goede gronden de onder punt 2.6 genoemde functies heeft geduid.Van strijd met het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten of het Besluit uurloonschatting 1999 is de rechtbank niet gebleken.
2.8 Gezien het vorenstaande heeft verweerder terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 februari 2002 en 4 juni 2002 gewaardeerd op 15 tot 25%. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.9 Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep is er geen grond voor een proceskostenveroordeling.
verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gegeven door mrs. J.G.M. Wouters, G.M.J. Kok en C.J.M. Volkers, rechters, en uitgesproken in het openbaar door mr. Wouters, in tegenwoordigheid van A.E.M. van Holsteijn, als griffier, op 27 februari 2003
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.