ECLI:NL:RBBRE:2003:AF4667

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
116188/KG ZA 03-21
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot retournering van administratieve bescheiden en schadevergoeding in kort geding

In deze zaak, die op 19 februari 2003 door de Rechtbank Breda is behandeld, hebben eisers, een echtpaar, gedaagde, een besloten vennootschap, aangeklaagd in kort geding. Eisers vorderden dat gedaagde hen de door hen overhandigde administratieve bescheiden, waaronder notariële akten en bankpassen, zou retourneren. Tevens vroegen zij om een voorschot op schadevergoeding van € 4.000,00 en de betaling van een bedrag van € 548,96 dat gedaagde nog onder zich had. Gedaagde voerde verweer en stelde dat zij niet alle bescheiden in haar bezit had en dat zij haar verplichtingen correct was nagekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde in ernstige mate tekort was geschoten in de uitvoering van de schuldensanering en dat zij de bescheiden die zij onder zich had, diende te retourneren. De rechter oordeelde dat de vordering tot retournering van de bescheiden toewijsbaar was, evenals de vordering tot betaling van het bedrag van € 548,96. De vordering tot voorschot op schadevergoeding werd ook toegewezen, maar de dwangsom werd gematigd en gemaximeerd. De rechter wees de overige vorderingen van eisers af, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De kosten van het geding werden aan gedaagde opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

116188/KG ZA 03-21 RECHTBANK BREDA
Sector Handelsrecht
Voorzieningenrechter
19 februari 2003
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiser],
beiden wonende te [woonplaats],
e i s e r s bij dagvaarding van 13 januari 2003,
procureur: mr. A. Zwart,
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BUREAU WAARBORG BETALINGSVERKEER B.V.,
gevestigd te Steenbergen,
g e d a a g d e ,
procureur: mr. E.R. Knoester.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de pleitnota van mr. Zwart en de door haar in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. Knoester en de door hem in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben voorts hun standpunten ter terechtzitting mondeling toegelicht.
2. Het geschil.
Eisers vorderen, na wijziging van eis, als voorlopige voorziening:
I. gedaagde te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan eisers te retourneren al de door hen aan gedaagde overhandigde bescheiden, waaronder notariële aktes met betrekking tot hun woning, andere bescheiden met betrekking tot de woning, (levens)verzekeringspolissen, bankpassen, overige administratieve bescheiden, bankafschriften etc. op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per dag, een deel van een dag als een volle gerekend;
II. te veroordelen tot betaling van een voorschot op de afrekening c.q. schade van een bedrag van € 4.000,==, althans een bedrag dat de voorzieningenrechter geraden acht.
III. gedaagde te veroordelen tot betaling van het bedrag dat gedaagde van eisers nog onder zich heeft, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 december 2002 tot de dag der algehele voldoening;
IV. althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter geraden acht;
V. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Gedaagde heeft daartegen verweer gevoerd.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Eisers zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
- Omstreeks mei 2002 verkeerden zij in de veronderstelling dat zij er financieel zo slecht voor stonden dat er schuldensanering zou moeten plaatsvinden.
- Eisers hebben Hameg op 13 mei 2002 een opdracht tot schuldensanering gegeven.
- Op 25 augustus 2002 hebben eisers met gedaagde, een onderneming van Hameg Holding BV, een schriftelijk vastgelegde "overeenkomst van een project kostenbeheersing en schuldenbemiddeling" voor onbepaalde tijd gesloten op grond waarvan zij gedaagde onvoorwaardelijk en onherroepelijk hebben gevolmachtigd. om hun totale inkomsten te laten incasseren door gedaagde, middels afgifte van een viertal bank- en giropassen met de bijbehorende pincodes. Eisers hebben gedaagde gevolmachtigd om alle stortingen die vanwege hun inkomsten zijn binnengekomen op de rekening van gedaagde, aan te wenden om alle betalingen -zoals levensonderhoud, vaste lasten, openstaande schulden aan crediteuren en declaraties van gedaagde- aan te wenden., zonder dat gedaagde daar vooraf opgave van hoeft te doen aan eisers. Gedaagde zou een schriftelijk betalingsplan aan alle crediteuren doen toekomen en ernaar streven om zo spoedig mogelijk over te gaan tot het betalen van de vaste lasten (huur, gas, water, licht, nominale premie ziekenfonds en hypothecaire verplichtingen met de daarbij behorende verzekeringen)
- Gedaagde heeft aan eisers en bankpas ten name van de Stichting Derdengelden Juridisch Adviesbureau Hameg Consultancy ter beschikking gesteld, waarmee zij wekelijks € 130,= als huishoudkosten konden pinnen.
- Gedaagde heeft eisers een declaratie d.d. 30 oktober 2002 gezonden, waaruit blijkt dat gedaagde aan eisers een bedrag van € 4.528,52 in rekening heeft gebracht voor administratie- en kantoorkosten. Volgens de declaratie bedroeg het restantbedrag openstaande schulden per 30 oktober 2002 € 25.588,21. Blijkens declaratie van 2 december 2002 heeft gedaagde aan eisers een bedrag van € 5.074,78 in rekening gebracht voor administratie- en kantoorkosten en bedraagt de open staande schuld op dat moment € 27.611,15.
- . Op 29 november 2002 bedroeg de schuld van eisers bij de Directbank € 19.320,41. De schuld van eisers bij de DSB Bank bedroeg op 4 december 2002 € 4.629,01
- Gedaagde heeft aan de Hypotheekbank (Stater Nederland B.V.) de hypotheekbetalingen van eisers over de maanden september, oktober en november 2002 niet voldaan. Bij brief van 6 december 2002 heeft Stater Nederland BV. eisers bericht te zullen overgaan tot het invorderen van de achterstand.
- Bij brief van 11 december 2002 heeft mr. Zwart gedaagde namens eisers de tussen hen gesloten overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd op grond van -onder meer- toerekenbare tekortkoming, misleiding, bedrog en misbruik van omstandigheden. Gedaagde is gesommeerd alle bescheiden die zij ontvangen heeft van eisers ten kantore van mr. Zwart te retourneren, de nog onder haar rustende gelden op de rekening derdengelden van mr. Zwart te storten alsmede rekening en verantwoording af te leggen vanaf de datum van ondertekening contract tot 11 december 2002.
- Eisers hebben hun bankrekeningen geblokkeerd en een andere bankrekening geopend waarop hun inkomsten kunnen worden gestort.
- Eisers hebben hun woning aan een derde verkocht voor € 141.000,=. De op de woning rustende hypotheek bedraagt omstreeks € 62.500,=.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de tussen hen gesloten overeenkomst door opzegging per 11 december 2002 is geëindigd. Dit leidt er toe dat gedaagde de aan haar door eisers ter hand gestelde bescheiden aan hen dient te retourneren.
Eisers stellen dat zij aan gedaagde hebben overhandigd de notariële akte met betrekking tot hun woning, de (levens)verzekeringspolissen, bankpassen, bankafschriften en overige administratieve bescheiden en dat zij deze bescheiden na beëindiging van de overeenkomst van gedaagde niet geretourneerd hebben gekregen.
Gedaagde stelt alleen te beschikken over enkele bankpassen en over enkele administratieve bescheiden als facturen van eisers. Overige bescheiden heeft zij naar haar stelling niet in haar bezit, omdat zij nimmer andere bescheiden van eisers heeft ontvangen.
3.3.
Het onder I gevorderde is dus alleen toewijsbaar voor wat betreft de bescheiden waarvan gedaagde erkent deze onder zich te hebben. Daarbij zullen de op te leggen dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd. Voor het overige is deze vordering niet toewijsbaar. Het is niet mogelijk om gedaagde in het kader van een voorlopige voorziening op straffe van een dwangsom te veroordelen tot afgifte van bescheiden die zij stelt niet onder zich te hebben en welke stelling voorshands niet zonneklaar onwaar is gebleken.
3.4.
Voor wat betreft het onder II gevorderde voeren eisers aan dat gedaagde wanprestatie heeft gepleegd door de schuldensanering onjuist uit te voeren, als gevolg waarvan hun maandelijkse lasten zijn toegenomen doordat hypotheek, verzekeringspremies en aflossing schulden ingelopen moest worden. In aanmerking nemende dat op grond van de WSNP een vergoeding verschuldigd zou zijn van maximaal € 1.487,00 en gedaagde een vergoeding in rekening heeft gebracht van € 6.546,75, is het door eisers gevorderde voorschot op de schade c.q. op de eindafrekening van € 4.000,= naar hun oordeel redelijk te achten.
3.5.
Volgens gedaagde heeft zij voldaan haar contractuele verplichtingen. Zij stelt eisers te hebben gewezen op de mogelijkheden die de WSNP hun te bieden had alsmede op de noodzaak van de verkoop van hun woning, maar dat eisers gekozen hebben voor schuldensanering door gedaagde. Daarbij zouden eisers haar te kennen hebben gegeven dat de overwaarde van de woning onvoldoende was om daaruit de schulden te kunnen voldoen, hetgeen zij als gegeven heeft aangenomen, aldus gedaagde.
Gedaagde stelt zich te hebben verplicht voor aflossing zorg te dragen, mits de verstrekte gelden daartoe afdoende waren. Aangezien de ontvangen gelden onvoldoende waren om alle lasten en het honorarium van gedaagde te voldoen, moest gedaagde derhalve een keuze maken welke vaste lasten te betalen. Gedaagde heeft gekozen voor de betalingen aan Essent en KPN om afsluiting van elektriciteit en telefoon te voorkomen. Naar het oordeel van gedaagde is er dan ook geen sprake van toerekenbare tekortkoming.
3.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagde in zeer ernstige mate tekort is geschoten in de uitvoering van de schuldensanering. Door gedaagde is met betrekking tot de crediteuren van eisers geen betalingsplan opgemaakt, waaruit de hoogte van de respectieve facturen blijkt en waaruit blijkt welke facturen door gedaagde werden voldaan. Gedaagde heeft zonder overleg met eisers cruciale betalingen aan de hypotheeknemer van eisers niet voldaan, waardoor eisers nog verder in de problemen zijn geraakt. Door willekeurig en zonder overleg met eisers over te gaan tot betalingen is totaal onhelder geworden hoe de inkomende gelden van eisers door gedaagde zijn besteed. De door de raadsman van gedaagde overgelegde producties zijn onvoldoende om duidelijkheid te verschaffen. Wellicht had gedaagde ter terechtzitting in de persoon van haar bestuurder, Albers, enige opheldering kunnen geven, doch deze is niet ter behandeling verschenen.
Dit alles klemt te meer waar de financiële problemen van eisers wellicht in één keer opgelost hadden kunnen worden middels verkoop van hun woning, die een zodanige overwaarde had dat daaruit alle schuldeisers geheel konden worden voldaan. Gedaagde heeft nagelaten deze mogelijkheid te onderzoeken. Van de woning is geen taxatierapport opgemaakt.
Daarbij bestaan er grote aarzelingen omtrent de door gedaagde gedeclareerde bedragen. Op 15 mei 2002 is bijvoorbeeld 180 minuten in rekening gebracht voor het sorteren van papieren en opbergen in dossier en op 16 mei 2002 zijn 330 minuten in rekening gebracht voor het invoeren van adressen van crediteuren en het typen, printen, vouwen en verzenden van brieven. Dit komt de voorzieningenrechter reeds onaannemelijk voor. Daarbij komt dat voor de werkzaamheden die werden verricht door de administratieve krachten in dienst van gedaagde, hetzelfde tarief, € 1,59 per minuut, in rekening werden gebracht als voor de werkzaamheden die door de bestuurder, Albers, werden verricht. Dit betekent dat
voor de werkzaamheden op 15 mei 2002 een bedrag van € 286,20 in rekening is gebracht, hetgeen de voorzieningenrechter buiten iedere proportie acht.
Onweersproken is voorts dat de schuldensanering op aanzienlijk goedkopere wijze zou hebben plaatsgevonden indien deze op reguliere wijze was uitgevoerd door een gemeentelijke instelling zoals de Gemeentelijke Kredietbank. Het is dan ook volstrekt ongeloofwaardig dat gedaagde eisers van deze mogelijkheid op de hoogte heeft gebracht, zoals zij bij monde van haar raadsman heeft betoogd. Niet aannemelijk is immers dat eisers bij een juiste voorlichting over schuldensanering voor gedaagde zouden hebben gekozen.
Dit alles leidt er toe dat aannemelijk is te achten dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat gedaagde schadevergoeding aan eisers verschuldigd is. Het sub II gevorderde voorschot is dus toewijsbaar. Dit leidt ertoe dat de overige stellingen van eisers dat de overeenkomst vernietigbaar is wegens misleiding, bedrog en misbruik van omstandigheden geen bespreking behoeven.
3.7.
Vordering III is eveneens toewijsbaar. Uit de berekeningen van gedaagde zelf blijkt dat zij nog een bedrag van € 548,96 van eisers onder zich heeft, zodat zij dat bedrag dient te restitueren.
4. De kosten.
Gedaagde dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagde om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan eisers te retourneren de door eisers aan gedaagde overhandigde bankpassen en administratieve bescheiden als facturen van eisers, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag dat gedaagde hieraan niet voldoet, met een maximum van € 25.000,-- aan te verbeuren dwangsommen;
bepaalt dat een in dit vonnis genoemde dwangsom vatbaar is voor matiging door de bodemrechter voorzover handhaving van de hiervoor gekozen dwangsom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eisers van een voorschot op de afrekening c.q. schade van een bedrag van € 4.000,= (zegge: vierduizend euro);
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eisers van het bedrag dat gedaagde van eisers nog onder zich heeft ter grootte van € 548,96 (zegge: vijfhonderdachtenveertig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 december 2002 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 989,52, waaronder begrepen een bedrag van € 703,36 aan procureurssalaris;
bepaalt, nu die wederpartij een toevoeging tot kosteloze rechtsbijstand heeft aangevraagd en in het geval deze zal worden verleend, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
A. aan de griffier van deze rechtbank, door middel van overschrijving op bankrekeningnummer 192325779, Rabobank Nederland N.V. ten name van DS 535 Breda
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 153,75
- wegens exploitkosten € 81,16
- wegens procureurssalaris € 703,36
- met welke bedragen de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 243 Rv;
B. aan eisers het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad € 51,25;
bepaalt, dat in het geval de toevoeging mocht worden geweigerd betaling van die kosten dient plaats te vinden rechtstreeks aan de wederpartij;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 19 februari 2003,
in tegenwoordigheid van mr. C.H.D.M. van de Kar, waarnemend griffier.