ECLI:NL:RBBRE:2003:AF2964
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing op verzet tegen dwangbevel in verkeerssanctiezaak
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 2 januari 2003 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene had verzet aangetekend tegen het dwangbevel dat door de officier van justitie was opgelegd, omdat zij verzuimd had tijdig beroep in te stellen tegen de oorspronkelijke beschikking. De officier van justitie concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat betrokkene door niet tijdig te betalen het dwangbevel had afgedwongen.
Tijdens de zitting voerde betrokkene aan dat zij dacht tijdig betaald te hebben en niet op de hoogte was van een verhoging. De kantonrechter oordeelde dat het verzet gegrond was, omdat de verhogingen van rechtswege waren opgelegd en betrokkene oprechte bedoelingen had. De kantonrechter vernietigde het dwangbevel en bepaalde dat het reeds door betrokkene betaalde bedrag aan haar moest worden terugbetaald. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan betrokkene zou worden vergoed.
De beslissing werd genomen in het openbaar en betrokkene was aanwezig. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. M. van Leeuwen, had ook een standpunt ingenomen. De kantonrechter merkte op dat het onbegrijpelijk was dat voor een relatief klein bedrag zoveel kostenverhogende maatregelen waren genomen. Tegen deze beslissing kan in beginsel hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, binnen twee weken na verzending van de beschikking.