ECLI:NL:RBBRE:2003:AF2962

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
2 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
244074/MB/02-54
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing van de officier van justitie inzake verkeerssanctie

In deze zaak heeft betrokkene beroep aangetekend tegen een beslissing van de officier van justitie, die op 31 mei 2002 een eerder beroep ongegrond verklaarde. Betrokkene ontving de bekeuring pas vijf maanden na de gedraging, wat het voor hem moeilijk maakte om te achterhalen wie van de vennoten van de vennootschap onder firma de auto had gebruikt. De officier concludeerde dat de besloten vennootschap als kentekenhouder aansprakelijk was voor de gedraging, ongeacht de vertraging in de kennisgeving van de bekeuring.

De kantonrechter heeft het beroep van betrokkene ontvankelijk verklaard, maar oordeelde dat het onduidelijk was wie de overtreding had begaan. De officier had in de officiële stukken niet duidelijk gemaakt welke rechtspersoon verantwoordelijk was voor de gedraging. Hierdoor was het voor de kantonrechter niet mogelijk om de aansprakelijkheid vast te stellen. De kantonrechter heeft daarom de beslissing van de officier vernietigd en het beroep van betrokkene gegrond verklaard.

De kantonrechter heeft bepaald dat het bedrag dat door betrokkene op grond van artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) was betaald, aan hem moet worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. W.E.M. Verjans op 2 januari 2003, in aanwezigheid van de griffier. Aangezien de opgelegde sanctie minder dan € 70,00 bedroeg, was hoger beroep tegen deze beslissing in beginsel niet mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom
BESLISSING OP GROND VAN DE WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN (WAHV)
Kantonnummer : 244074/MB/02-54
CJIB.nummer : [X]
Beslissing van de kantonrechter in de beroepszaak van
[betrokkene], gevestigd te [adres], hierna te noemen betrokkene.
Volgens de officier is namens betrokkene beroep aangetekend tegen een door de officier van justitie, hierna te noemen officier, krachtens de Wahv gegeven beslissing.
Dit beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 december 2002.
Namens de officier is ter zitting verschenen mr. M. van Leeuwen. Van de zijde van betrokkene is -ondanks behoorlijke oproeping- niemand verschenen.
Inleiding
Aan betrokkene is ingevolge de Wahv een administratieve sanctie (betaling van een boete) van
€ 27,23 opgelegd op grond van het feit dat is geconstateerd dat met het voertuig met kenteken
[XX-XX-XX] de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom tot en met 10 km/h is overschreden. De constatering van deze gedraging heeft plaatsgevonden op 9 november 2001 om 14.52 uur te Etten-Leur aan de Schoonhout ter hoogte van pand 120. Ten tijde van de overtreding stond het kenteken op naam van betrokkene.
Betrokkene heeft tegen die beschikking per brief opgesteld door [X] en gedateerd 28 maart 2002 beroep ingesteld bij de officier. De officier heeft dat beroep bij zijn beslissing van 31 mei 2002 ongegrond verklaard.
Betrokkene kan zich niet verenigen met de beslissing van de officier en heeft daartegen bij brief, ingekomen bij de officier op 3 juli 2002 en wederom ondertekend door [X], beroep ingesteld bij de kantonrechter.
In zijn schriftelijk commentaar concludeert de officier dat de betrokken besloten vennootschap als kentekenhouder aansprakelijk is voor de met het voertuig begane gedraging. Dat betrokkene de bekeuring pas ontvangen heeft 5 maanden nadat de gedraging is begaan, doet volgens de officier aan het voorgaande niet af.
Beoordeling
Betrokkene is tijdig tegen de beslissing van de officier in beroep gekomen zodat hij in zijn beroep kan worden ontvangen.
Door betrokkene wordt aangevoerd dat hij pas 5 maanden na de gepleegde gedraging de bekeuring heeft ontvangen en dat het voor hem door het lange tijdverloop niet meer mogelijk is na te gaan wie van de drie vennoten van de vennootschap onder firma de zakenauto destijds heeft gebruikt. De vennoten hebben onderling de afspraak dat ieder persoonlijk verantwoordelijk is voor eventuele bekeuringen.
De officier heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter acht het onduidelijk door wie de gepleegde gedraging is begaan. De initiële beschikking is gesteld op '[Y]'. In de onderliggende stukken spreekt de officier over een besloten vennootschap. Degene die namens betrokkene beroep heeft ingesteld spreekt over een vennootschap onder firma '[XY]'. Door het niet vermelden van de rechtspersoonlijkheid door de officier op de officiële stukken, is het voor de kantonrechter onvoldoende duidelijk aan wie de gepleegde gedraging wordt verweten. Om die reden vernietigt de kantonrechter de initiële beschikking en is het beroep van betrokkene in die zin gegrond.
Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het beroep van betrokkene gegrond in die zin dat onvoldoende duidelijk is aan wie de gepleegde gedraging wordt verweten;
- vernietigt de bestreden beslissing;
- bepaalt dat hetgeen door betrokkene op de voet van artikel 11 Wahv tot zekerheid is gesteld aan hem dient te worden terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Aangezien de opgelegde sanctie minder dan € 70,00 bedraagt, is ingevolgde de Wahv het instellen van hoger beroep tegen deze beslissing -in beginsel- niet mogelijk.