ECLI:NL:RBBRE:2003:AF2960

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
2 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
245049/MB/02-59, 245052/MB/02-60, 245054/MB/02-61
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 2 januari 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen administratieve sancties die aan betrokkene waren opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene had boetes ontvangen voor het niet kunnen tonen van zijn rijbewijs en kentekenbewijs tijdens een verkeerscontrole op 19 december 2001. De officier van justitie had de boetes, in totaal € 136,14, opgelegd, waarvan € 54,46 voor het niet tonen van de documenten en € 81,68 voor het onnodig links rijden op de autosnelweg A58 te Roosendaal.

Betrokkene heeft tegen deze beslissingen beroep aangetekend, waarbij hij stelde dat hij niets fout had gedaan en dat hij niet onnodig links had gereden. Hij voerde aan dat hij zijn rijbewijs en kentekenbewijs per ongeluk op zijn werk had laten liggen en dat hij de verbalisant had aangeboden om deze documenten op te halen, maar dat de verbalisant hier niet op had gereageerd. De officier van justitie heeft in zijn commentaar op het verweer van betrokkene aangegeven dat hij de sanctie voor het niet tonen van het kentekenbewijs op nihil wilde stellen, maar dat hij het beroep voor het overige ongegrond wilde verklaren.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beweringen van de verbalisant, aangezien er geen proces-verbaal was opgemaakt ter plaatse. De kantonrechter heeft het beroep van betrokkene tegen de beslissing van de officier gegrond verklaard en de bestreden beslissing vernietigd. Tevens is de sanctie voor het niet tonen van het kentekenbewijs gematigd tot nihil, terwijl het beroep tegen de sanctie voor het onnodig links rijden ongegrond werd verklaard. De kantonrechter heeft bepaald dat het bedrag dat door betrokkene als zekerheid was gesteld, aan hem dient te worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom
BESLISSING OP GROND VAN DE WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN (WAHV)
Kantonnummers: 245049/MB/02-59, 245052/MB/02-60, 245054/MB/02-61
CJIB.nummers : [X], [XX], [XXX]
Beslissing van de kantonrechter in de beroepszaken van
[betrokkene], wonende te [adres], hierna te noemen betrokkene.
Volgens de officier is namens betrokkene beroep aangetekend tegen door de officier van justitie, hierna te noemen officier, krachtens de Wahv gegeven beslissingen.
Dit beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 december 2002.
Namens de officier is ter zitting verschenen mr. M. van Leeuwen.
Betrokkene is in persoon verschenen.
Inleiding
Aan betrokkene zijn ingevolge de Wahv administratieve sancties (betaling van boetes) van tezamen 136,14 opgelegd. De administratieve sancties van ieder € 27,23 (dus tezamen € 54,46) zijn opgelegd op grond van het feit dat is geconstateerd dat hij als bestuurder van het voertuig gekentekend [XX-XX-XX] op 19 december 2001 om 16.37 uur respectievelijk 16.36 uur te Roosendaal op de Rijksweg A 58 niet op eerste vordering behoorlijk zijn rijbewijs respectievelijk zijn kentekenbewijs ter inzage kon afgeven. De derde sanctie van € 81,68 is opgelegd op grond van het feit dat is geconstateerd dat betrokkene als bestuurder van het voertuig gekentekend [YY-YY-YY] op 19 december 2001 om 16.35 uur te Roosendaal op de Rijksweg A 58 niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden op een autoweg of autosnelweg.
Betrokkene heeft tegen die beschikkingen per brief gedateerd 4 februari 2002 -ingekomen op 14 februari 2002- beroep ingesteld bij de officier. De officier heeft dat beroep bij zijn beslissing van 28 augustus 2002 ongegrond verklaard.
Betrokkene kan zich niet verenigen met de beslissing van de officier en heeft daartegen bij brief, ingekomen bij de officier op 20 september 2002, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
In zijn schriftelijk commentaar concludeert de officier dat het standpunt van betrokkene is weerlegd middels het in het dossier van betrokkene bevindende zaakoverzicht en aanvullend schriftelijk commentaar van de verbalisant d.d. 7 juni 2002. De officier is wel van mening dat indien een rijbewijs wordt vergeten, meestal in die gevallen ook het kentekenbewijs en keuringsrapport wordt vergeten daar deze bescheiden veelal gezamenlijk worden bewaard/meegenomen. De officier verzoekt derhalve de administratieve sanctie terzake het niet tonen van het kentekenbewijs op nihil te stellen en het beroep voor het overige ongegrond te verklaren. De beroepen ten aanzien van de andere twee verweten gedragingen dienen volgens de officier ongegrond te worden verklaard.
Beoordeling
Betrokkene is tijdig tegen de beslissing van de officier in beroep gekomen zodat hij in zijn beroep kan worden ontvangen.
Door betrokkene wordt aangevoerd dat:
- hij die dag -19 december 2001- niets fout heeft gedaan;
- hij niet te lang -onnodig- links heeft gereden, maar gewoon wat langer heeft gedaan over het inhalen van enkele vrachtauto's, aangezien op betreffende snelweg -juist op het moment van inhalen- de maximumsnelheid terugging van 120 km per uur naar 100 km per uur, waardoor het inhalen van de vrachtauto's, die tegen de 100 km per uur reden, wat langer duurde;
- het niet kan kloppen dat de verbalisant zegt dat de rechterrijstrook van de snelweg op het moment van het begaan van de verweten gedraging geheel vrij was; het tijdstip was namelijk rond half vijf in de middag;
- hij het zeer merkwaardig vindt dat het verhaal van de verbalisant zo afwijkt van zijn verhaal en dat hij het niet rechtvaardig vindt dat de verbalisant wordt geloofd en dat hij voor leugenaar wordt uitgemaakt;
- betrokkene de indruk had dat de verbalisant -die tijdens de inhaalmanoeuvre achter hem reed- gestrest was, dat hij door deze verbalisant onbehoorlijk te woord is gestaan -waarbij de verbalisant hem niet heeft medegedeeld waarom hij werd staande gehouden- en dat betrokkene naar aanlei-ding hiervan een klacht heeft ingediend tegen de handelwijze van de verbalisant bij de politie;
- betrokkene inderdaad zijn tas per ongeluk op zijn werk had laten staan waar hij juist vandaan kwam en in welke tas zijn kentekenbewijs en rijbewijs zaten;
- hij de verbalisant heeft aangeboden om de bewijzen direct op te gaan halen en op het politieburo te gaan tonen, maar dat de verbalisant daarop niets heeft geantwoord, maar weer weg is gereden, zonder enig proces-verbaal op te maken, danwel aan te geven dat dit alsnog zou gaan gebeuren;
- betrokkene direct na thuiskomt telefonisch contact heeft opgenomen met het politieburo in Roosendaal om het vreemde gebeuren te vertellen en om te verifiëren of hij toch wel met een echte politieagent van doen had gehad en waarbij hem is verteld dat als er ter plaatse geen bekeuring was geschreven hij er ook geen zou ontvangen.
De officier heeft de verbalisant verzocht commentaar te leveren op het verweer van betrokkene. In dat commentaar blijft de verbalisant -kort samengevat- bij zijn standpunt zoals verwoord in het proces-verbaal, waarbij de verbalisant opmerkt dat aan betrokkene ter plaatse is medegedeeld dat hij voor de drie overtredingen een beschikking zou ontvangen, waarbij tevens hiernaar gevraagd de benodigde gegevens door de verbalisant zijn genoteerd.
Naar aanleiding van de verklaring van betrokkene ter terechtzitting geeft de officier aan dat hij geen redenen ziet om te twijfelen aan de constateringen van de verbalisant. Voorts merkt de officier op dat betrokkene als bestuurder van een voertuig te allen tijde -desgevraagd- zijn rijbewijs en kentekenbewijs moet kunnen tonen en dat hij -indien hij aan het voorgaande niet kan voldoen- niet in de gelegenheid gesteld hoeft te worden om deze alsnog op het politieburo te laten zien. Echter nu betrokkene ook naar de mening van de officier wellicht niet geheel netjes door de verbalisant is behandeld, is hij bereid de administratieve sanctie voor zowel het niet tonen van het kentekenbewijs als het rijbewijs, te matigen tot nihil. Ten aanzien van het onnodig links rijden verzoekt de officier het beroep van betrokkene ongegrond te verklaren.
De kantonrechter constateert dat er -ondanks de staande houding- door de verbalisant geen proces-verbaal ter plaatse is opgemaakt, waardoor er -gezien de tegenstrijdige versies van het gebeuren van enerzijds de verbalisant en anderzijds de betrokkene- nauwelijks houvast te vinden is in het dossier voor wat er zich feitelijk op 19 december 2001 rond 16.30 uur ter plaatse heeft afgespeeld. De verklaring van de verbalisant dat de rechterrijstrook van de snelweg op dat moment over enkele kilometers geheel vrij was, acht de kantonrechter ongeloofwaardig en is onvoldoende rechtens komen vast te staan. De kantonrechter stelt voorts vast dat het bezwaar van betrokkene in alle instanties een consistent en aannemelijk verhaal vormt. Ook is gebleken dat betrokkene daadwerkelijk een klacht heeft ingediend tegen de verbalisant, vanwege diens handelwijze.
Gelet op het verhandelde ter zitting hecht de kantonrechter in het onderhavige geval meer geloof aan de omschrijving van betrokkene dan aan het proces-verbaal van de verbalisant.
Het beroep van betrokkene ten aanzien van het onnodig links rijden zal gezien het voorgaande gegrond worden verklaard. De verweten gedragingen van het niet kunnen tonen van het kenteken- en rijbewijs, worden door betrokkene erkend. Echter nu het algemeen gebruikelijk is dat betrokkene in een dergelijk geval alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om deze bewijzen op het politieburo te gaan tonen en gezien het standpunt van de officier in deze, zal de kantonechter -gezien de omstandigheden van het geval- het beroep van betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaren in die zin dat de administratieve sanctie gematigd wordt tot nihil.
Volledigheidshalve merkt de kantonrechter op dat hij het erg onzorgvuldig vindt dat er ten aanzien van de drie verweten gedragingen die direct na elkaar hebben plaatsgevonden, twee verschillende kentekens worden genoemd, te weten [XX-XX-XX] en [YY-YY-YY]. Aangezien noch de officier, noch betrokkene hierover een opmerking heeft gemaakt en het kennelijk duidelijk is welke verweten gedragingen het in de onderhavige zaken betreft, bezien tegen het licht van de uiteindelijke beslissing, zal de kantonrechter hier niet verder op ingaan.
Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het beroep van betrokkene tegen CJIB.nummer [XXX] gegrond en vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart het beroep van betrokkene tegen CJIB.nummers [X] en [XX] gedeeltelijk gegrond in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot nihil;
- bepaalt dat hetgeen door betrokkene op de voet van artikel 11 Wahv tot zekerheid is gesteld aan hem dient te worden terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Aangezien de opgelegde sanctie door de kantonrechter minder dan € 70,00 bedraagt, is ingevolgde de Wahv het instellen van hoger beroep tegen deze beslissing -in beginsel- niet mogelijk.