ECLI:NL:RBBRE:2002:AZ9391
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Bouwman
- Rechtspraak.nl
Verrekening van vermogensvermeerdering in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot lijfrente- en kapitaalverzekeringen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda werd behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure waarin de partijen, een man en een vrouw, betrokken zijn bij een geschil over de verrekening van vermogensvermeerdering. De rechtbank had eerder, op 20 november 2001, een tussenvonnis uitgesproken waarin een comparitie van partijen werd gelast om inlichtingen te verkrijgen over de waarde van de bij de verrekening in aanmerking te nemen vermogensvermeerdering, met speciale aandacht voor lijfrente- en kapitaalverzekeringen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om terug te komen op de beslissingen van het tussenvonnis, maar dat beide partijen gebaat waren bij een afwikkeling van hun vermogensrechtelijke verhouding om kapitaalvernietiging te voorkomen. De rechtbank besloot dat het in het belang van beide partijen was om tussentijds hoger beroep mogelijk te maken tegen de beslissingen in het tussenvonnis.
De rechtbank heeft opnieuw een comparitie van partijen gelast en de procedure naar de parkeerrol verwezen voor de bepaling van de comparitie. De rechtbank heeft de partijen, vergezeld van hun raadslieden, gelast om te verschijnen voor de rechtbank om inlichtingen te verstrekken en een minnelijke regeling te beproeven. De zitting zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum. De rechtbank heeft ook bepaald dat tussentijds hoger beroep van zowel het tussenvonnis als het huidige vonnis kan worden ingesteld. In afwachting van de comparitie van partijen heeft de rechtbank verdere beslissingen aangehouden.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Bouwman en is openbaar uitgesproken op 10 december 2002. De zaak betreft de vermogensrechtelijke verhouding tussen de partijen, waarbij de vrouw als eiseres in conventie en de man als gedaagde in conventie optreedt. De advocaten van de partijen zijn mr. P.C.H. Jansen voor de vrouw en mr. J.M. Veldkamp voor de man. De rechtbank heeft in deze zaak de nodige processtukken in overweging genomen, waaronder het tussenvonnis van 20 november 2001 en correspondentie van de advocaten.