ECLI:NL:RBBRE:2002:AF0777
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om tijdelijk en definitief gebruik van de woning na beëindiging van de gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 19 november 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen, aangeduid als verzoeker en verweerster, die sinds eind 1992 een gezamenlijke huishouding voerden. De relatie tussen hen is begin augustus 2002 beëindigd, waarna de verweerster de woning heeft verlaten. De verzoeker, die lijdt aan de ziekte van Parkinson, heeft verzocht om het definitieve gebruik van de woning, terwijl de verweerster heeft verzocht om het gebruik van de woning met uitsluiting van de verzoeker. De verzoeker heeft aangegeven dat hij tijdelijk in de woning wil blijven wonen totdat hij een aangepaste woning kan verkrijgen. De verweerster heeft echter betoogd dat zij recht heeft op de woning, aangezien zij deze al 20 jaar bewoont en financieel in staat is om de huur te betalen. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat het definitieve gebruik van de woning aan de verweerster wordt toegewezen met ingang van 1 maart 2003. Voor de periode van 1 december 2002 tot 1 maart 2003 is een tijdelijke 'op-en-af'-regeling vastgesteld, waarbij beide partijen om de beurt de woning kunnen gebruiken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat iedere partij zijn eigen kosten draagt en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.