ECLI:NL:RBBRE:2002:AF0162
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de schuldsaneringsregeling en de beoordeling van aflossingscapaciteit
Op 5 maart 2002 heeft de Rechtbank Breda een verzoekschrift ontvangen tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP) van verzoekster, die al geruime tijd een bijstandsuitkering ontvangt. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de aard van de schulden, de wijze waarop deze zijn ontstaan, en de financiële verplichtingen van verzoekster. De rechtbank concludeert dat, gezien de maximale duur van de WSNP, een periode van 5 jaar voor verzoekster redelijk is. Dit houdt in dat verzoekster aan de toelatingscriteria kan voldoen, mits er geen minnelijke regeling mogelijk is.
De gemeente heeft in een verklaring op basis van artikel 285 van de Faillissementswet (Fw) aangegeven dat een minnelijke regeling niet haalbaar is, gezien de verhouding tussen de schuldenlast en de aflossingscapaciteit. De rechtbank merkt op dat, hoewel de maandelijkse bijdrage aan de bewindvoerder €29,16 bedraagt, er nog slechts €7,- per maand beschikbaar is voor de schuldeisers. De rechtbank stelt voor dat verzoekster via het GKB een regeling probeert te treffen met de schuldeisers, voordat er een definitieve beslissing over de toelating tot de WSNP wordt genomen.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, omdat er onvoldoende bewijs is dat een minnelijke regeling niet mogelijk is. De rechtbank benadrukt dat verzoekster eerst moet proberen een regeling te treffen voordat zij kan worden toegelaten tot de WSNP. De beslissing is genomen door mr. P. Kooijman en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2002.