ECLI:NL:RBBRE:2002:AE8934

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
15 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
240113 \ AZ VERZ 02-658
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na overgang van onderneming met verzoek om vergoeding

In deze zaak verzocht de 59-jarige verzoekster, werkzaam als schoonmaakmedewerkster, om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap Fonville Valkenswaard B.V. De verzoekster was per 2 januari 1996 in dienst getreden bij een rechtsvoorgangster van Fonville en had haar werkzaamheden tot 1 maart 2002 verricht voor Penske Logistics. Na de uitbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden aan Fonville, stelde verzoekster dat de overgang van onderneming had geleid tot ongunstige wijzigingen in haar arbeidsomstandigheden, waardoor zij aanspraak maakte op ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een vergoeding van € 10.212,30 bruto. Fonville betwistte de noodzaak van ontbinding en stelde dat zij zich had ingespannen om de nadelige gevolgen voor verzoekster te verzachten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2002 werd duidelijk dat de verzoekster en haar medeverzoeksters door de uitbesteding voor een voldongen feit waren geplaatst. De kantonrechter overwoog dat de wetgeving omtrent de overgang van ondernemingen beoogt de rechten van werknemers te beschermen. De kantonrechter concludeerde dat Fonville niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, en dat de omstandigheden voor verzoekster aanzienlijk waren verslechterd. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was en kende de verzoekster de gevraagde vergoeding toe.

De beschikking werd uitgesproken op 15 oktober 2002 door kantonrechter W.E.M. Verjans, die tevens Fonville veroordeelde in de proceskosten van de verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van werknemersrechten bij de overgang van ondernemingen en de verantwoordelijkheden van werkgevers in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton - locatie Bergen op Zoom
B E S C H I K K I N G in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk,
verzoekster bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 29 augustus 2002,
nader te noemen "[verzoekster]",
gemachtigde: mr. M.C.C.Th.M. Asselbergs, advocaat te Etten-Leur,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FONVILLE VALKENSWAARD B.V.,
gevestigd te Valkenswaard aan de Vest 70,
verweerster,
nader te noemen "Fonville",
gemachtigde: mr. Ong S.G., advocaat te Eindhoven.
1. Procesgang
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van het verzoek ter te-rechtzitting van 2 oktober 2002, waarbij aanwezig waren [verzoekster], alsmede haar collega's, tevens medeverzoeksters, [medeverdachtezoeksters], bijgestaan door mr. Asselbergs en Fonville, vertegenwoordigd door haar vestigingsmanager de heer A. Bloks en administratief medewerkster mevrouw R. Zwegers, bijgestaan door mr. Ong; eveneens aanwezig waren mevrouw A. Sprangers HRM manager bij Penske Logistics, bijgestaan door mr. A.E.M. Monté van Koninklijk Nederlands Vervoer.
De inhoud van genoemde stukken -alsmede van de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnota van mr. Asselbergs- geldt hier als ingelast. Op die inhoud -en hetgeen overigens ter zitting is aangevoerd- wordt voor zover nodig hierna ingegaan.
2. Geschil
Het verzoekschrift van [verzoekster] strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, bestaande uit gewijzigde omstandigheden, onder toekenning aan [verzoekster] ten laste van Fonville van een vergoeding van € 10.212,30 bruto.
In het verweerschrift refereert Fonville zich aan het oordeel van de kantonrechter wat betreft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst evenwel zonder toekenning van de door [verzoekster] verzochte vergoeding.
3. Beoordeling
3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast:
- de thans 59-jarige [verzoekster] is per 2 januari 1996 krachtens arbeidsovereenkomst bij (een rechtsvoorgangster van) Fonville in dienst getreden in de functie van schoonmaakmedewerkster, tegen een huidig salaris van € 787,99 bruto per maand, bij een dienstverband van 20 uur per week;
- tot 1 maart 2002 was [verzoekster] werkzaam voor de transportgroep Van der Graaf B.V. handelende onder de naam Penske Logistics, waarbij zij haar werkzaamheden verrichtte gedurende zogenaamde dagdiensten en op welke werkzaamheden de CAO Goederenvervoer van toepassing was, uit hoofde waarvan [verzoekster] onder meer een reiskostenvergoeding ontving;
- per 1 maart 2002 heeft Penske Logistics de schoonmaakwerkzaamheden uitbesteed aan Fonville, waarbij sprake is van een overgang van onderneming in de zin van de wet, waarop de bepalingen van artikel 7:662 BW en volgende van toepassing zijn;
- [verzoekster] is reeds eerder een ontbindingsprocedure gestart, waarbij zij Penske Logistics en Transportation Data Services B.V. in rechte heeft betrokken, doch zij is daarbij niet-ontvankelijk verklaard gezien voornoemde overgang van onderneming hetgeen met zich meebrengt dat zij Fonville -als haar huidige werkgever- in rechte had dienen te betrekken;
- partijen hebben geen bezwaar tegen gezamenlijke behandeling van de drie verzoeken.
3.2
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat de overgang van de onderneming een zodanige wijziging van de omstandigheden ten nadele van [verzoekster] oplevert, dat zij het recht heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 7:665 BW te verzoeken. Nu Fonville niet bereid is gebleken de bezwaren van [verzoekster] weg te nemen, maakt zij aanspraak op een vergoeding.
3.3
Fonville is van mening dat zij zich aan alle zijden heeft ingespannen (tezamen met Penske Logistics) om alle mogelijke nadelige gevolgen van de overgang van de onderneming weg te nemen. Nu [verzoekster] alle door Fonville voorgestelde tegemoetkomingen om haar moverende redenen zonder werkelijke argumenten of tegenvoorstellen terzijde heeft gesteld, ziet Fonville geen reden om aan de ontbinding -waartegen zij zich niet verzet- een vergoeding te verbinden.
3.4
[verzoekster] is weliswaar ziek ten tijde van indiening van dit verzoekschrift. Echter gesteld, noch gebleken is dat het -door [verzoekster] ingediende- ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte, zodat er geen sprake is van strijd met een opzegverbod in de zin van de wet.
3.5
Ter zitting is duidelijk geworden dat de uitbesteding van de werkzaamheden door Penske Logistics aan Fonville een uitvloeisel is van het landelijk gevoerde beleid in dat kader. [verzoekster] -en haar twee medeverzoeksters- zijn door deze maatregel voor een voldongen feit geplaatst. Aanvankelijk stelden Fonville respectievelijk Penske Logistics zich op het standpunt dat deze uitbesteding tot gevolg had dat [verzoekster] niet langer in de zogenaamde dagdienst zou kunnen werken maar dat de werkzaamheden voornamelijk 's avonds uitgevoerd zouden moeten worden, alsmede dat [verzoekster] nadeel zou ondervinden in verband met de prepensioenregeling en dat na de expiratie van de CAO voor het Goederenvervoer de CAO voor de Schoonmaakbedrijven de arbeidsovereenkomst zou gaan beheersen, hetgeen per saldo een aanmerkelijke verslechtering van de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden teweeg zou brengen. Voorbeelden van dit laatste zijn het verminderen van de reiskostenvergoeding, overwerkvergoeding en vakantiedagen danwel het niet op kunnen nemen van vier weken aaneengesloten vakantie.
Tevens is ter zitting gebleken dat er van de zijde van Fonville diverse voorstellen zijn gedaan om [verzoekster] in de door haar ervaren nadelige gevolgen van de overgang van de onderneming tegemoet te komen. Aangezien [verzoekster] zich op het standpunt stelt dat bij een overgang van onderneming het uitgangspunt dient te zijn dat álle rechten en verplichtingen die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien van rechtswege op de verkrijger -i.c. Fonville- overgaan, zijn partijen onderling niet tot een vergelijk gekomen.
3.6
De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
De wet- en regelgeving die ziet op de overgang van ondernemingen heeft tot doel het behoud van rechten van werknemers en de bescherming tegen ontslag bij overgang van ondernemingen. Uitgangspunt is dan ook dat door de overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever (i.c. Penske Logistics) in die onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer (i.c. [verzoekster]) van rechtswege overgaan op de verkrijger (i.c. Fonville).
Op grond van hetgeen onder 3.4. is overwogen is voldoende vast komen te staan dat dit uitgangspunt door Fonville (en Penske) niet is gehanteerd. Dat Fonville na de overgang heeft getracht om de nadelen, waaronder het bezwaar tegen het avondwerk, voor [verzoekster] -uiteindelijk- te verzachten, brengt niet met zich mee dat zij in beginsel voorbij heeft kunnen gaan aan de volwaardige overgang van alle rechten en plichten die voor [verzoekster] uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien.
3.7
Ter zitting is vast komen te staan dat de drie verzoeksters tezamen bij Penske hun werkzaamheden verrichtten in 61 uur per week. Fonville heeft te kennen gegeven dat er bij haar slechts ruimte is voor 42,5 uur per week. De drie verzoeksters mogen zelf bepalen hoe zij die uren invullen. Dit punt alleen al houdt een dusdanige wijziging van de omstandigheden in ten nadele van de werknemers -waaronder [verzoekster]-, dat het ontbindingsverzoek kan worden toegewezen. Immers, waar aanvankelijk drie medewerksters 61 uur werkten, worden deze uren nu teruggebracht naar 42,5 uur waarbij niet uitgesloten is dat de arbeidsplaats van één van hen zal komen te vervallen en de beide overgebleven werkneemsters hetzelfde werk in veel minder uren moeten verrichten. Tezamen met enkele andere nadelen die -ondanks de tegemoetkoming van Fonville- zijn blijven bestaan, zoals onder meer de bevriezing van het salaris totdat de CAO voor het Goederenvervoer en die voor de Schoonmaakbedrijven parallel lopen-, acht de kantonrechter voldoende gronden aanwezig om de arbeidsovereenkomst als ontbonden te beschouwen wegens een reden welke voor rekening van Fonville komt. De omstandigheden zijn dermate nadelig voor [verzoekster] gewijzigd, dat het de kantonrechter billijk voorkomt om aan de ontbinding de door [verzoekster] verzochte vergoeding -gebaseerd op de neutrale kantonrechtersformule- van € 10.212,30 bruto te verbinden.
4. Proceskosten
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding te bepalen dat Fonville wordt veroordeeld in de proceskosten.
5. Beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van 15 oktober 2002;
- kent aan [verzoekster] ten laste van Fonville toe en veroordeelt Fonville tot betaling aan [verzoekster] van een vergoeding ad € 10.212,30 (tienduizend tweehonderdentwaalf 30/100 euro) bruto;
- veroordeelt Fonville in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] gevallen en tot op heden begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2002 door
mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.