ECLI:NL:RBBRE:2002:AE8934
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst na overgang van onderneming met verzoek om vergoeding
In deze zaak verzocht de 59-jarige verzoekster, werkzaam als schoonmaakmedewerkster, om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap Fonville Valkenswaard B.V. De verzoekster was per 2 januari 1996 in dienst getreden bij een rechtsvoorgangster van Fonville en had haar werkzaamheden tot 1 maart 2002 verricht voor Penske Logistics. Na de uitbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden aan Fonville, stelde verzoekster dat de overgang van onderneming had geleid tot ongunstige wijzigingen in haar arbeidsomstandigheden, waardoor zij aanspraak maakte op ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een vergoeding van € 10.212,30 bruto. Fonville betwistte de noodzaak van ontbinding en stelde dat zij zich had ingespannen om de nadelige gevolgen voor verzoekster te verzachten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2002 werd duidelijk dat de verzoekster en haar medeverzoeksters door de uitbesteding voor een voldongen feit waren geplaatst. De kantonrechter overwoog dat de wetgeving omtrent de overgang van ondernemingen beoogt de rechten van werknemers te beschermen. De kantonrechter concludeerde dat Fonville niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, en dat de omstandigheden voor verzoekster aanzienlijk waren verslechterd. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was en kende de verzoekster de gevraagde vergoeding toe.
De beschikking werd uitgesproken op 15 oktober 2002 door kantonrechter W.E.M. Verjans, die tevens Fonville veroordeelde in de proceskosten van de verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van werknemersrechten bij de overgang van ondernemingen en de verantwoordelijkheden van werkgevers in dergelijke situaties.