ECLI:NL:RBBRE:2002:AE8794
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Benoeming van grootouders tot voogdij over kleinkind in verband met psychische problemen van de moeder
Op 17 september 2002 is er een verzoekschrift ingekomen bij de Rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, van de echtelieden die gezamenlijk verzoeken om benoeming tot voogd over hun klein[kleinkind], die bij hen verblijft. De moeder van het kleinkind, die het ouderlijk gezag heeft, verkeert in een situatie waarin zij tijdelijk niet in staat is om voor het kind te zorgen vanwege psychische problemen. De vader van het kind is onbekend.
De zaak is behandeld op 8 oktober 2002, waarbij de verzoekers, de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kantonrechter heeft op basis van de artikelen 253r en 253q van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek besloten dat het in het belang van het kleinkind is om de grootouders als voogden te benoemen. De kantonrechter heeft bepaald dat de voogdij geldt zolang de moeder niet in staat is om het gezag uit te oefenen.
De kantonrechter heeft ook aangegeven dat bij beëindiging van de voogdij een verzoekschrift ingediend moet worden en dat er een actuele rapportage van de Raad nodig is om de omstandigheden van de moeder te beoordelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De grootouders hebben al enige tijd voor het kleinkind gezorgd, en de moeder heeft haar instemming gegeven voor de voogdijbenoeming. De kantonrechter heeft het ouderlijk gezag van de moeder geschorst voor de duur van haar onmogelijkheid om het gezag uit te oefenen, met de nadruk op het belang van het kleinkind.