ECLI:NL:RBBRE:2002:AE0826
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P. Kooijman
- R.M.M. van den Heuvel
- P.J.F.M. Vermaat
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsanering na gijzeling en bedreiging
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 26 maart 2002 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsanering van een schuldenaar die een medewerkster van het maatschappelijk werk had gegijzeld. De schuldenaar had dit gedaan in de hoop een geldbedrag te verkrijgen dat volgens hem ten onrechte niet tijdig was uitbetaald. Tijdens de gijzeling had hij een voorwerp dat leek op een echt vuurwapen bij zich en had hij dreigementen geuit. De medewerkster werd onder druk gezet om contact op te nemen met de GKB, die het budgetbeheer uitvoert, en mocht pas vertrekken na de belofte van een spoedbetaling.
Tijdens de zitting heeft de schuldenaar erkend dat zijn handelen fout was, maar hij stelde dat hij geen andere keuze had en dat beëindiging van de schuldsanering zijn dochter zou benadelen. De bewindvoerder adviseerde echter om de schuldsanering te beëindigen, en de rechtercommissaris steunde dit advies. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet voldeed aan de voorwaarden van de schuldsanering, vooral door het gedrag dat hij had vertoond. De rechtbank oordeelde dat de gijzeling en de bedreigingen een directe schending van de voorwaarden van de schuldsanering vormden, en dat de steun die de schuldenaar ontving via budgetbeheer niet langer beschikbaar was. Dit leidde tot de conclusie dat de schuldenaar niet in staat zou zijn om aan zijn verplichtingen te voldoen, wat de beëindiging van de schuldsanering rechtvaardigde. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsanering beëindigd en de schuldenaar in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een rechter-commissaris en curator.