ECLI:NL:RBBRE:2001:AD3036
Rechtbank Breda
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot voorschot in kort geding met betrekking tot schadevergoeding na brand
In deze zaak, die op 24 augustus 2001 door de Rechtbank Breda is behandeld, vorderde eiser, een champignonkweker, bij wege van kort geding een voorschot van f 1.513.991,-- op schadevergoeding na een brand die zijn kwekerij had getroffen. Eiser had een agrarische bedrijvenverzekering afgesloten bij Interpolis, die weigerde de schade te vergoeden op basis van vermeende merkelijke schuld van eiser. Eiser had eerder een bodemprocedure aangespannen tegen Interpolis, waarin de rechtbank had geoordeeld dat Interpolis niet was geslaagd in het bewijs van deze schuld. Eiser stelde dat hij spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, omdat hij in financiële problemen verkeerde en vorderingen van crediteuren moest voldoen. Interpolis betwistte de spoedeisendheid en stelde dat eiser geen recht had op een voorschot, omdat er geen titel tot betaling was.
De President van de rechtbank oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, gezien de financiële situatie van eiser en de verwachte lange duur van de bodemprocedure. De President concludeerde dat het aannemelijk was dat Interpolis bij eindvonnis zou worden veroordeeld om het gevorderde bedrag te betalen. De vordering van eiser werd toegewezen, met de bepaling dat Interpolis een voorschot van f 1.513.991,-- moest betalen aan eiser en de interveniënten, vermeerderd met wettelijke rente. De reconventionele vordering van Interpolis om eiser zekerheid te laten stellen werd afgewezen, omdat dit eiser in zijn financiële positie zou benadelen. De kosten van het geding werden toegewezen aan Interpolis, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.