ECLI:NL:RBBRE:2001:AB1351

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
27 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
94935/KG ZA 01-216
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot het bespelen van een viool in een serviceflat

In deze zaak, die op 27 april 2001 door de Rechtbank Breda is behandeld, heeft eiseres, de echtgenote van X, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in dezelfde serviceflat woont. Eiseres vordert een verbod voor gedaagde om na betekening van het vonnis in zijn woning een viool te bespelen, vanwege geluidsoverlast die haar gezondheid zou schaden. Gedaagde, die zelf 84 jaar oud is en kampt met gezondheidsproblemen, speelt sinds september 2000 dagelijks viool in zijn woonkamer. Eiseres, 82 jaar oud, heeft regelmatig geklaagd over de geluidshinder en stelt dat deze haar nerveus maakt en haar rust verstoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geluid van het vioolspel doordringt in de flat van eiseres, maar dat gedaagde ook recht heeft op het beoefenen van zijn hobby.

De president van de rechtbank heeft de primaire vordering van eiseres afgewezen, omdat een algeheel verbod tot vioolspelen te vergaand zou zijn. Wel is geoordeeld dat gedaagde rekening moet houden met de behoefte van eiseres aan rust. De president heeft bepaald dat gedaagde dagelijks tussen 10.00 en 12.00 uur in zijn huiskamer viool mag spelen, maar dat hij zich moet onthouden van het bespelen van de viool buiten deze tijden. De subsidiaire vordering van eiseres is toegewezen, met de beperking dat het verbod alleen geldt voor het vioolspel. De vordering tegen de stichting De Duynsberg is afgewezen, omdat deze stichting al een ruimte ter beschikking heeft gesteld voor gedaagde om te kunnen spelen. De kosten van het geding zijn toegewezen aan gedaagde, met uitzondering van de kosten die aan de zijde van de stichting zijn gemaakt.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige afweging tussen de rechten van buren in een serviceflat en de noodzaak van rust voor de bewoners, vooral gezien hun hoge leeftijd en gezondheidsproblemen.

Uitspraak

94935/KG ZA 01-216 PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTS-
RECHTBANK TE BREDA
27 april 2001
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
EISERES,
echtgenote van X,
wonende te Woonplaats,
e i s e r e s bij dagvaarding van 3 april 2001,
procureur en advocaat: mr. M.B.M.C. van den Bergh,
t e g e n :
1. de heer Gedaagde, wonende te Woonplaats,
procureur en advocaat: mr. J.J.M. van der Geld,
2. de stichting STICHTING DE DUYNSBERG,
gevestigd te Woonplaats,
procureur en advocaat: mr. A.H.G. Vermeulen,
g e d a a g d e n.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
de pleitnota van mr. Van den Bergh en de door eiseres in het geding gebrachte producties;
de pleitnota van mr. Van der Geld en de door gedaagde sub 1 in het geding gebrachte producties;
de pleitnota van mr. Vermeulen.
Partijen hebben voorts ter zitting hun stellingen mondeling nader toegelicht.
2. Het geschil.
Eiseres, hierna te noemen X, vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. gedaagde sub 1, hierna te noemen Gedaagde, te verbieden om na twee dagen na betekening van dit vonnis in zijn woning aan de Straat te Woonplaats een viool te (laten) bespelen dan wel enig ander muzikaal geluid te (laten) maken zulks op verbeurte van een dwangsom van ƒ 500,-- per dag voor iedere dag dat Gedaagde voormeld verbod mocht overtreden;
subsidiair
2. Gedaagde te verbieden om na twee dagen na betekening van dit vonnis in zijn woning aan de Straat te Woonplaats een viool te (laten) bespelen dan wel enig ander muzikaal geluid te (laten) maken buiten de volgende tijdstippen: van maandag tot en met zaterdag tussen 10.30 en 12.00 uur, zulks op verbeurte van een dwangsom van ƒ 500,-- per dag voor iedere dag dat Gedaagde voormeld verbod mocht overtreden;
3. Gedaagde te gebieden om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis dusdanige geluidsisolerende maatregelen te treffen dat het doordringen van het geluid van het vioolspel dan wel enig ander muzikaal geluid volledig wordt voorkomen althans dat het niveau waarop het geluid in de woning van eiseres doordringt aanmerkelijk wordt verminderd tot een niveau dat als maatschappelijk aanvaardbaar dient te worden aangemerkt;
en
4. gedaagde sub 2, hierna te noemen De Duynsberg, te gebieden te bevorderen en het mogelijke te doen om X het rustig genot van haar woning te verschaffen door aan Gedaagde een ruimte ter beschikking te stellen alwaar hij viool kan spelen alsmede er naar vermogen en op eerste aanvraag van X op toe te zien dat Gedaagde zich aan dit vonnis voor wat betreft de speeltijden, speelduur, plaats van spelen en geluidsniveau van het vioolspel houdt;
met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
Gedaagden hebben de vorderingen bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
De Duynsberg is een stichting die serviceflats voor ouderen, met een gemiddelde leeftijd van tachtig jaar, exploiteert waarbij zowel bewoning als verzorging wordt aangeboden.
De Duynsberg verhuurt aan zowel X als aan Gedaagde een serviceflat.
De serviceflat van X is gelegen direct onder die van Gedaagde.
X is 82 jaar oud, onder behandeling van een cardioloog en gebruikt medicijnen.
X is iedere ochtend, behalve op zondag, van 10.30 tot 12.00 uur afwezig, in verband met bezoeken aan haar echtgenoot die is opgenomen in verzorgingstehuis De Kievitshorst te Woonplaats.
Gedaagde is 84 jaar oud en kampt, als gevolg van een herseninfarct, sinds 1996 met een spreekstoornis en een concentratieprobleem, maar is wel helder van geest. Sinds september 2000 speelt Gedaagde dagelijks viool in zijn woonkamer.
X heeft regelmatig bij de Duynsberg geklaagd over geluidshinder die zij ondervindt van het vioolspel van Gedaagde.
De Duynsberg heeft getracht tussen partijen te bemiddelen en gesuggereerd dat Gedaagde zich op bepaalde tijdstippen zou onthouden van het viool spelen.
3.2
X stelt dat het vioolspel van Gedaagde haar hindert en grote invloed op haar heeft omdat zij er nerveus van wordt. In verband met haar gezondheid heeft zij behoefte aan rust en zij komt door de geluidsoverlast die het vioolspel veroorzaakt onvoldoende aan rust toe. X erkent wel dat de overlast de laatste tijd is verminderd, maar zij ervaart het geluid toch nog als hinderlijk.
3.3
Gedaagde betwist dat zijn vioolspel geluidsoverlast veroorzaakt en voert als verweer dat hij per keer hoogstens een half uur viool kan spelen, en in totaliteit per dag 1 tot anderhalf uur speelt.
Gedaagde, die voorheen een goede muzikant was, stelt dat hij grote waarde hecht aan het vioolspelen in zijn huiskamer, omdat hij zich daar op zijn gemak voelt en het vioolspelen de enig overgebleven hobby is die Gedaagde, gezien zijn gezondheid, nog kan beoefenen. Gedaagde ervaart het als bezwarend om elders viool te spelen omdat hij zich in een andere ruimte niet op zijn gemak voelt en het voor hem fysiek te belastend zou zijn om diverse keren per dag elders te spelen.
Gedaagde stelt tenslotte dat hij op de tijden dat X afwezig is geen tijd heeft om viool te spelen omdat hij iedere ochtend tussen tien en twaalf uur op bezoek gaat bij vrienden in de flat en boodschappen doet.
3.4
Voldoende aannemelijk is dat het in de huiskamer van Gedaagde voortgebrachte geluid van vioolspel kan doorklinken in de daar rechtstreeks onder liggende serviceflat van X, zulks op grond van hetgeen de heer Y, directeur van De Duynsberg, daaromtrent uit eigen waarneming ter zitting heeft verklaard. Het bespelen van de viool behoort op zodanige wijze te geschieden dat daardoor geen als overlast te kwalificeren hinder aan X wordt toegebracht. Volgens de heer Y is het vioolspel van Gedaagde wel te horen in de flat van X, maar wordt het geluid door hem niet als hinderlijk ervaren. Zeer voorstelbaar is echter dat X gezien haar hoge leeftijd, het geluid van het vioolspel, anders dan Y, als hinderlijk ervaart omdat zij als alleenwonende rust gewend is.
3.5
X heeft er in beginsel aanspraak op dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat geluid van vioolspel doordringt in haar woning. Anderzijds brengt een woonsituatie in een serviceflat met zich mee dat buren boven elkaar wonen en leven, waardoor zij onvermijdelijk door de ander geproduceerde geluiden tot zich horen doordringen. In die situatie kan de plicht tot geluidsbeperking als hiervoor genoemd niet als een absolute worden gezien. De feitelijke begrenzing dient vastgesteld te worden aan de hand van hetgeen in het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs als hinder aanvaardbaar is. Gelet op de respectabele leeftijd van X en haar gezondheid kan van X niet worden gevergd dat zij te allen tijde het door het vioolspelen van Gedaagde veroorzaakte geluid hoeft te verdragen. X klaagt dan ook terecht over hinder.
3.6
Aan die hinder wordt het karakter van overlast ontnomen wanneer die in tijd wordt bepaald en begrensd. Hierbij dient echter rekening te worden gehouden met het belang van Gedaagde bij het beoefenen van het vioolspel, waaraan hij veel plezier beleeft en de goede invloed die het vioolspel heeft op zijn gezondheid.
Een algeheel verbod tot vioolspelen, zoals door X primair gevorderd, acht de president dan ook te vergaand. De primaire vordering wordt dan ook afgewezen.
3.7
Gedaagde dient evenwel het belang van zijn onderbuurvrouw bij behoefte aan voldoende rust vanwege haar gezondheid, zoveel mogelijk te respecteren bij het bespelen van zijn viool. Bij afweging van alle hiervoor overwogen omstandigheden en rekening houdend met de uren waarop X, behalve de zondag, in de regel afwezig is, is de president voorshands van oordeel dat Gedaagde dagelijks, ook op zondagen, tussen 10.00 en 12.00 uur in zijn huiskamer viool mag spelen, waarbij de president in aanmerking neemt dat hij gedurende de uren daarbuiten zijn viool kan bespelen in een daartoe door De Duynsberg aan te wijzen ruimte. Opgemerkt wordt daarbij dat onvoldoende aannemelijk is dat gedaagde fysiek niet in staat zou zijn zich met zijn viool te verplaatsen naar die één verdieping hoger gelegen ruimte, nu immers een lift aanwezig is. Dat Gedaagde de gewoonte heeft om 's ochtends tussen tien en twaalf uur zijn vrienden te bezoeken en boodschappen te doen staat aan toewijzing van de vordering als hiervoor omschreven niet in de weg, omdat Gedaagde naar eigen stelling hoogstens een half uur viool kan spelen en niet valt in te zien dat hij zijn dagindeling niet zou kunnen aanpassen.
3.8
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt de subsidiaire vordering toegewezen, met dien verstande dat behoudens het vioolspel onvoldoende gebleken is van ander muzikaal geluid waarvoor X een verbod vordert, zodat de vordering uitsluitend met betrekking tot het vioolspel zal worden toegewezen. Een verbod tot het laten bespelen van de viool wordt eveneens afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat Gedaagde zijn viool door een ander laat bespelen. De president ziet voorts aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen als hierna in de beslissing te vermelden.
3.9
Voor toewijzing van de sub 3 gevorderde voorziening is geen plaats nu die voorziening in het kader van dit kort geding een te vergaande maatregel betreft. Temeer niet nu Gedaagde kennelijk reeds maatregelen heeft getroffen die, zoals namens X ter zitting is verklaard, hebben geleid tot een beperking van de geluidsoverlast.
3.1
De vordering jegens De Duynsberg wordt afgewezen. De Duynsberg heeft onbetwist gesteld dat zij reeds een ruimte aan Gedaagde ter beschikking heeft gesteld om viool te spelen. Van De Duynsberg kan in redelijkheid niet worden verwacht dat zij de taak op zich neemt om te controleren of Gedaagde zich aan dit vonnis houdt.
4. De kosten.
Gedaagde dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden verwezen in de kosten van het geding, met dien verstande dat X zal worden verwezen in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van De Duynsberg.
5. De beslissing in kort geding.
De president
verbiedt gedaagde sub 1 om na twee dagen na betekening van dit vonnis in zijn woning aan de Straat te Woonplaats een viool te bespelen buiten de volgende tijd tussen 10.00 en 12.00 uur;
bepaalt dat gedaagde sub 1 een dwangsom verbeurt van ¦ 250,-- per keer dat hij in gebreke blijft aan voormelde veroordeling te voldoen;
bepaalt dat een in dit vonnis genoemde dwangsom vatbaar is voor matiging door de bodemrechter voorzover handhaving van verbeurte van die dwangsom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
veroordeelt gedaagde sub 1 in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de eisende partij gevallen tot op heden begroot op ¦ 2.049,36, waaronder begrepen een bedrag van ¦ 1.550,-- aan salaris;
bepaalt, nu die wederpartij een toevoeging tot kosteloze rechtsbijstand heeft aangevraagd en in het geval deze zal worden verleend, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
A aan de griffier van deze rechtbank, door middel van overschrijving op bankrekeningnummer 192325779, Rabobank Nederland N.V. ten name van DS 535 Arrondissement Breda:
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht ƒ 300,--
- wegens procureurssalaris ƒ 1.550,--
- wegens kosten dagvaarding ƒ 99,36
met welke bedragen de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde bij art. 57b Rv;
B aan eisende partij:
- het voor rekening van die partij gekomen deel
van het griffierecht ad ƒ 100,--
bepaalt, dat in het geval de toevoeging mocht worden geweigerd, betaling van die kosten dient plaats te vinden rechtstreeks aan de eisende partij;
veroordeelt eisende partij in de kosten van het geding, uitsluitend voorzover aan de zijde van gedaagde sub 2 gevallen tot op heden begroot op ¦ 1.950,--, waaronder begrepen een bedrag van ¦ 1.550,-- aan salaris;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.G.M. van der Weide, fungerend president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van vrijdag 27 april 2001, in tegenwoordigheid van mr. D.G.E.C.Th. Schütz, waarnemend griffier.