00/1064 BESLU WOE
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA
Veertiende kamer
Uitgesproken d.d.: 25 oktober 2000
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
de Minister van Verkeer en Waterstaat, te 's-Gravenhage, verweerder.
Eiser heeft bij brief van 9 april 1997 verweerder verzocht het voor vliegveld Seppe geldende verkeerscircuitgebied te wijzigen. Verweerder heeft zulks geweigerd bij brief van 21 juli 1997. Daartegen heeft eiser op 24 juli 1997 bezwaar aangetekend. Bij de beslissing op bezwaar van 4 maart 1998 heeft verweerder die weigering gehandhaafd. Het beroep dat daartegen door eiser is ingesteld is door de rechtbank bij uitspraak van 7 juli 1998 gegrond verklaard. Daarbij is eisers bezwaarschrift van 24 juli 1997 alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 augustus 1999 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het door eiser tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de toepassing die de rechtbank heeft gegeven aan artikel 8:72, vierde lid van de Awb.
[Redactie: zie url(‘AA3753’,http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=15061)]
Zulks betekende dat verweerder opnieuw een beslissing op het bezwaar van eiser diende te nemen.
Bij beslissing op bezwaar van 10 mei 2000 heeft verweerder die nieuwe beslissing op bezwaar genomen (hierna: het bestreden besluit). In dat bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk, subsidiair ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen wederom beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 september 2000.
Eiser is in persoon verschenen.
Namens de minister is verschenen mr. J. Reiss.
Namens N.V. Vliegveld Seppe is verschenen M.P. Kerstens
Voor de feiten en het wettelijke kader verwijst de rechtbank naar voornoemde, bij partijen bekend zijnde, uitspraak van de ABRS.
In die uitspraak heeft de Afdeling in overweging 2.8. de minister in overweging gegeven bij het nemen van de nieuwe beslissing op bezwaar aandacht te besteden aan de vraag of eiser bij het besluit van 21 juli 1997 belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Verweerder heeft, mede in het licht hiervan, in het bestreden besluit overwogen dat de vaststelling van het verkeerscircuitgebied strekt tot bevordering van de vliegverkeersveiligheid en niet tot normering van de geluidhinder. Zulks brengt met zich dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt omdat eisers belang inzake het voorkomen van geluidshinder geen deel uitmaakt van de belangen die de Wet Luchtverkeer en het Luchtverkeersreglement ter zake van de vaststelling van een verkeerscircuitgebied beogen te beschermen. Ter zitting heeft verweerder opgemerkt dat hiermee de zogenoemde Schutznormleer is gehanteerd.
Voorts heeft verweerder aan die niet-ontvankelijkheid ten grondslag gelegd dat:
het besluit enkel rechtsgevolgen met zich brengt voor piloten en, zo begrijpt de rechtbank de toelichting ter zitting, mitsdien geen sprake is van een besluit ten opzichte van eiser;
eiser door het besluit slechts indirect in zijn belangen is getroffen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Zoals de ABRS in de uitspraak van 17 augustus 1999 heeft overwogen is het vaststellen of wijzigen van een verkeerscircuitgebied, danwel de weigering daartoe, aan te merken als een publiekrechtelijke rechtshandeling en dus een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb. De rechtbank overweegt daarbij dat voor die vaststelling niet relevant is of die rechtsgevolgen zich ook uitstrekken tot eiser.
Artikel 1:2, eerste lid van de Awb bepaalt dat onder belanghebbende moet worden verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
In de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van dit artikel is overwogen dat de vraag of de belangen waarin appellant beschermd wil worden deel uitmaken van de belangen die bij het besluit waartegen hij opkomt moeten worden afgewogen, geen rol behoort te spelen bij de beoordeling van de vraag of iemand belanghebbende is. Voldoende voor de ontvankelijkheid is dat iemand feitelijk, voldoende onderscheiden van anderen, in een eigen persoonlijk belang wordt getroffen.
De rechtbank overweegt dat noch uit de bewoording van artikel 1:2 van de Awb, noch in de totstandkoming ervan, steun valt te vinden voor verweerders opvatting dat in casu artikel 1:2 van de Awb slechts bezwaar openstelt voor eiser indien hij is getroffen in zijn belangen die de Wet Luchtverkeer en het Luchtverkeersreglement ter zake van de vaststelling van een verkeerscircuitgebied beogen te dienen en te beschermen.
De rechtbank overweegt daarbij dat ook in de jurisprudentie van de ABRS tot uiting komt dat voor het zijn van bezwaar- en beroepsgerechtigde het Schutznormvereiste geen rol speelt (zie daartoe onder meer de uitspraken van de ABRS van 30 januari 1997, JB 1997, 114, en van 4 november 1997, JB 1997, 285).
Anders dan verweerder heeft gesteld kan naar het oordeel van de rechtbank uit voornoemde overweging 2.8. van de uitspraak van de ABRS van 17 augustus 1999 niet de conclusie worden getrokken dat de Afdeling (in die onderhavige zaak) het feitelijk belanghebbende-begrip zoals dat in artikel 1:2 van de Awb is neergelegd heeft losgelaten. Die overweging beoogt, gelet op de redactie ervan, niet meer dan verweerder erop te attenderen dat vooraleerst bezien moet worden of eiser rechtstreeks in een hem persoonlijk betreffend belang is getroffen.
Eiser woont in de directe nabijheid van vliegveld Seppe. Zulks is ook door verweerder ter zitting, mede op basis van een overzichtskaart waarop het vliegveld en de woonplaats van eiser zijn gesitueerd, erkend. Met het verzoek tot wijzigen van het verkeerscircuitgebied tracht eiser te bereiken dat het vliegverkeer minder in de nabijheid van zijn woning plaatsvindt. Gelet hierop moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat eisers persoonlijke belang rechtstreeks bij de besluitvorming inzake het al dan niet wijzigen van het verkeerscircuitgebied is betrokken. Eiser moet dan ook als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid van de Awb worden aangemerkt.
Verweerder heeft in het bestreden besluit subsidiair de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Ter motivering is daarbij gewezen op de overwegingen die aan de niet-ontvankelijkverklaring ten grondslag zijn gelegd.
Nog afgezien van de vraag of bij een niet-ontvankelijkverklaring er nog wel ruimte is voor een subsidiair (inhoudelijk) standpunt overweegt de rechtbank dat de ongegrondverklaring van eisers bezwaren niet gedragen wordt door een voldoende motivering. In het bijzonder is de rechtbank niet gebleken van een belangenafweging van enerzijds de door eiser gestelde geluidsoverlast en anderzijds de luchtverkeersveiligheid.
Gelet op het vorenstaande moet het beroep gegrond worden verklaard en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. In het licht van de voorgeschiedenis gaat de rechtbank ervan uit dat die besluitvorming met de grootste voortvarendheid zal worden verricht.
Het griffierecht moet aan eiser worden vergoed.
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van het vorenstaande;
gelast dat de Minister van Verkeer en Waterstaat eiser het door hem betaalde griffierecht van ¦ 225,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar door mr. Woerdeman, in tegenwoordigheid van mr. Verdonschot als griffier, op 25 oktober 2000
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de datum van verzending van het afschrift van deze uitspraak.
Afschrift verzonden d.d.:
WB