ECLI:NL:RBBRE:2000:AA9272

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
91525/KG ZA 00-623
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Leijten
  • J. Kuijlman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst inzake opslag en bewerking van vismeel

In deze zaak vordert de besloten vennootschap OTTERBOER B.V. dat de naamloze vennootschap SCHOUTEN INDUSTRIES B.V. haar verplichtingen uit een overeenkomst inzake de opslag en bewerking van vismeel nakomt. De vordering is ingesteld in kort geding en betreft een geschil over de uitvoering van een contract dat op 2 november 1999 is gesloten. Otterboer heeft een hoeveelheid vismeel opgeslagen bij Schouten en vordert dat Schouten dit vismeel in ontvangst neemt en opslaat, ondanks dat Schouten zich beroept op nieuwe regelgeving die per 1 januari 2001 in werking treedt en die het voor Schouten onmogelijk maakt om vismeel op te slaan en te bewerken zonder risico op contaminatie van andere diervoeders.

De president van de rechtbank heeft de vordering van Otterboer afgewezen. De rechtbank oordeelt dat Schouten zich terecht beroept op de gewijzigde algemene voorwaarden die in de overeenkomst zijn opgenomen, waarin staat dat Schouten de opslag kan weigeren indien dit gevaar of schade aan andere goederen kan opleveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwe regelgeving, die de gescheiden behandeling van diervoeders voor herkauwers en niet-herkauwers vereist, het voor Schouten onmogelijk maakt om aan de contractuele verplichtingen te voldoen zonder aanzienlijke investeringen te doen.

De president heeft geconcludeerd dat de gevorderde voorzieningen niet toewijsbaar zijn, omdat het aannemelijk is dat Schouten aanzienlijke bedrijfsschade zal lijden als zij de vismeel van Otterboer in opslag houdt. Otterboer is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op f 1.950,--, inclusief procureursalaris. Dit vonnis is gewezen op 29 december 2000 door mr. Leijten, fungerend-president, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

91525 / KG ZA 00-623 PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTS-
RECHTBANK TE BREDA
29 december 2000
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, OTTERBOER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
e i s e r e s ,
procureur: mr. R.A.H. Post,
advocaat: mr. J.H. Even (Rotterdam),
t e g e n
De naamloze vennootschap, SCHOUTEN INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Giessen (gemeente Woudrichem),
g e d a a g d e ,
procureur: mr. E.C.M. Wagemakers,
advocaat: mr. B.F. van Harinxma thoe Slooten (Rotterdam).
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de volgende ter vonniswijzing overgelegde processtukken:
de dagvaarding;
de pleitnota tevens akte wijziging van eis van mr. Even, en de door eiseres in geding gebrachte producties;
de pleitnota van mr. Van Harinxma thoe Slooten, en de door gedaagde in geding gebrachte producties.
2. Het geschil.
Eiseres, hierna te noemen Otterboer, vordert, na wijziging van eis ter zitting, dat de president bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde, hierna te noemen Schouten, gebiedt om:
1. de thans aan Otterboer door Fritz Köster Handelgesellschaft AG te Hamburg aangediende hoeveelheid Peruviaans vismeel groot 1.403,976 ton die zich thans bevindt aan boord van de lichter “Johan B” binnen 12 uren na betekening van dit vonnis in ontvangst te nemen in haar opslagfaciliteit Munnikkenland, althans in enige andere door haar aan te wijzen opslagfaciliteit in Nederland;
2. alle vismeel die zij op dit moment voor Otterboer houdt in opslag te houden en die zaken te behandelen in overeenstemming met Otterboers instructies;
3. de overeenkomst voor de op-, overslag en bewerking van vismeel/ -pellets van 2 november 1999 stipt na te komen zolang die overeenkomst niet rechtsgeldig beëindigd is,
alles op straffe van dwangsommen van f 20.000,-- voor elke niet nakoming van ieder der bovenstaande bevelen afzonderlijk en van f 10.000,-- voor elke dag dat zodanige niet-nakoming zal voortduren, met veroordeling van Schouten in de kosten van dit geding.
Schouten heeft de vordering bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1 Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overlegde pro-ducties wordt uitgegaan van de volgende feiten:
- Partijen zijn op 2 november 1999 overeengekomen dat Otterboer vanaf 1 januari 2000 aan Schouten de op- en overslag en bewerkingsactiviteiten van door haar aan te leveren vismeel en vismeelpellets laat uitvoeren op basis van wederzijdse exclusiviteit. In deze overeenkomst is onder meer het navolgende bepaald:
“13.1Indien niet strijdig met de bepalingen, voorwaarden en condities in deze overeenkomst vervat, zullen gelden de gewijzigde “Algemene Voorwaarden Op-, Overslag en bewerkingen van Schouten Industries B.V.”. Deze gewijzigde algemene voorwaarden vormen een integraal deel van deze overeenkomst en zijn als onderdeel gevoegd aan deze overeenkomst.”.
In de algemene voorwaarden van Schouten zijn onder meer de navolgende bepalingen opgenomen:
“[---] 7.4 Schouten Industries B.V. is bevoegd de werkzaamheden, zoals omschreven in artikel 4 van de overeenkomst te weigeren die uit hun aard, of wegens bederf of andere reden gevaar of schade aan andere goederen [---] zouden kunnen opleveren. Om deze reden kan Schouten Industries B.V. van de opdrachtgever vorderen een partij goederen, die reeds in opslag is genomen, terug te nemen, dit alles voor rekening van de opdrachtgever. [---]
11.1 Omstandigheden en gevolgen, die in ieder geval niet voor risico van Schouten Industries komen, onverschillig waar deze hebben plaatsgehad en/of de oorzaak al dan niet geheel of gedeeltelijk aan Schouten industries B.V. of de haar ten dienst staande personen te wijten is, zijn : [---] intern transport- en verplaatsingsproblemen[---]. Tijdens overmacht worden de verplichtingen van Schouten Industries B.V. opgeschort.
11.2 Indien de periode, waarin Schouten Industries B.V. door overmacht tot nakoming van zijn verplichtingen niet in staat is, langer duurt dan 2 maanden, dan zijn beide partijen bevoegd om de overeenkomst zonder gerechtelijke tussenkomst te ontbinden, zonder dat in dat geval een verplichting tot schadevergoeding bestaat.”.
Otterboer heeft 200 ton vismeel bij Schouten in de opslag Munnikkenland liggen. Voorts ligt thans de lichter Johan B. op stroom, geladen met 3.200 ton vismeel, waarvan Otterboer 1.403,976 ton bij Schouten wil opslaan.
Bij fax van 22 december 2000 deelt Schouten aan Otterboer onder meer het navolgende mede:
“In vervolg op de diverse gesprekken over de opslag van vismeel en de nieuwe wet- en regelgeving m.b.t. het gebruik van vismeel in herkauwervoer bevestigen wij ons verzoek aan u om de aanwezige voorraad vismeel uiterlijk woensdag 27 december bij ons weg te halen. Logistiek voldoen wij niet aan de nieuwe eisen. Indien er na deze datum nog vismeel aanwezig is zullen wij genoodzaakt zijn dit materiaal in big bags af te zakken en/of alternatief op te slaan.”.
3.2 Otterboer vordert nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
Schouten stelt dat recente Europese en nationale regelgeving die per 1 januari 2001 in werking treden het haar feitelijk onmogelijk maakt om met de bestaande opslag- en bewerkingsfaciliteiten in haar silo’s, naast de door haar opgeslagen diervoeders voor herkauwers, vismeel op te slaan en te bewerken en dat van haar niet gevergd kan worden dat zij nog langer vismeel voor Otterboer opslaat en bewerkt. Schouten beroept zich daarbij ten aanzien van het opgeslagen vismeel op artikel 7.4 en wat betreft de weigering tot in ontvangst name op de overmachtbepaling in artikel 11.1 van de algemene voorwaarden.
3.3 In navolging van Europese regelingen is de ‘Regeling verbod diermelen in diervoeders’ recentelijk aangescherpt en is de ‘Tijdelijke regeling verbod dierlijke eiwitten in alle diervoeders landbouwhuisdieren’ in werking getreden. Strekking van deze regelgeving (inclusief wijzigingen nadien) is onder meer dat vanaf 1 januari 2001 de productie, transport en op- en overslag van diervoeders voor herkauwers volledig fysiek gescheiden dient plaats te vinden van die van diervoeders voor niet-herkauwers -waaronder (de grondstof) vismeel-, zodat kruiscontaminatie wordt uitgesloten. Tussen partijen staat vast dat met de huidige bedrijfsvoering van Schouten deze gescheiden behandeling niet mogelijk is en ook niet te realiseren is voor 1 januari 2001. Het zou pas mogelijk zijn over vele maanden en ten koste van een investering van tenminste f 800.000,--.
Otterboer heeft aangevoerd dat het twijfelachtig is of dit verbod ten aanzien van vismeel in de nabije toekomst blijft gelden en erop gewezen dat artikel 3 van de Tijdelijke regeling de mogelijkheid biedt om tot 1 maart 2001 een tijdelijke ontheffing op het verbod aan te vragen.
Gelet op de strekking van de (recent meermalen gewijzigde) regelgeving, is echter onvoldoende aannemelijk dat deze ontheffing verleend zal worden en dat Schouten vrijstelling kan krijgen. Bovendien is ook aannemelijk dat de ontheffingsmogelijkheid hooguit zal worden geboden voor voorraden die reeds opgeslagen waren voor de inwerkingtreding van de regeling en niet voor nadien maar voor 1 januari 2001 aangevoerde voorraad.
Aannemelijk beeld is daarom dat Schouten aanmerkelijke bedrijfsschade zal gaan leiden door contaminatie als zij de aanwezige voorraad vismeel van Otterboer in opslag houdt.
Voorts is aannemelijk dat doorwerken volgens contract én regelgeving Schouten plaatst voor de noodzaak om én de opslagruimten te verbouwen, en een nieuw intern laad- en transportsysteem te plaatsen, tegen zeer hoge kosten.
Totdat die gerealiseerd is zou het houden van Schouten aan het contract betekenen dat zij haar complete opslagcapaciteit van 45.000 ton vrijmaakt ten behoeve van de voor het vismeel van Otterboer gereserveerde capaciteit van 3.300 ton.
3.4 De artikelen 7.4 en 11.1 van de gewijzigde algemene voorwaarden zijn van toepassing.
Weliswaar heeft Otterboer aangevoerd dat in de overeenkomst onder 5.2.2 slechts ten behoeve van Otterboer is bepaald dat opslagcapaciteit van vismeel aanzienlijk kan worden beperkt indien regelgeving van overheden daartoe noopt, doch dit staat een beroep van Schouten op haar algemene voorwaarden niet in de weg, nu niet is gebleken van enige strijdigheid van deze artikelen met bepalingen in de overeenkomst en in de overeenkomst is bepaald dat deze voorwaarden een integraal onderdeel vormen van de overeenkomst.
Nu het in ontvangst nemen en bewerken van vismeel van Otterboer met ingang van 1 januari 2001 door voornoemde regelgeving een gevaar kan opleveren of schade kan toebrengen aan de bij Schouten opgeslagen diervoeders voor herkauwers en bij Schouten voor interne transport- en verplaatsings problemen zorgt, is de weigering van Schouten om nog langer vismeel voor Otterboer op te slaan en te bewerken contractueel toegestaan.
3.5 Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde voorzieningen dienen te worden afgewezen.
4. De kosten.
Otterboer wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in het kort geding.
De President:
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt Otterboer in de kosten van dit geding en begroot deze aan de zijde van Schouten op f 1.950,--, waarin begrepen een bedrag van f 1.550,-- ter zake procureursalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten, fungerend-president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 29 december 2000, in tegenwoordigheid van mr. Kuijlman, waarnemend-griffier.