ECLI:NL:RBBRE:2000:AA9272
Rechtbank Breda
- Kort geding
- M. Leijten
- J. Kuijlman
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming van een overeenkomst inzake opslag en bewerking van vismeel
In deze zaak vordert de besloten vennootschap OTTERBOER B.V. dat de naamloze vennootschap SCHOUTEN INDUSTRIES B.V. haar verplichtingen uit een overeenkomst inzake de opslag en bewerking van vismeel nakomt. De vordering is ingesteld in kort geding en betreft een geschil over de uitvoering van een contract dat op 2 november 1999 is gesloten. Otterboer heeft een hoeveelheid vismeel opgeslagen bij Schouten en vordert dat Schouten dit vismeel in ontvangst neemt en opslaat, ondanks dat Schouten zich beroept op nieuwe regelgeving die per 1 januari 2001 in werking treedt en die het voor Schouten onmogelijk maakt om vismeel op te slaan en te bewerken zonder risico op contaminatie van andere diervoeders.
De president van de rechtbank heeft de vordering van Otterboer afgewezen. De rechtbank oordeelt dat Schouten zich terecht beroept op de gewijzigde algemene voorwaarden die in de overeenkomst zijn opgenomen, waarin staat dat Schouten de opslag kan weigeren indien dit gevaar of schade aan andere goederen kan opleveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwe regelgeving, die de gescheiden behandeling van diervoeders voor herkauwers en niet-herkauwers vereist, het voor Schouten onmogelijk maakt om aan de contractuele verplichtingen te voldoen zonder aanzienlijke investeringen te doen.
De president heeft geconcludeerd dat de gevorderde voorzieningen niet toewijsbaar zijn, omdat het aannemelijk is dat Schouten aanzienlijke bedrijfsschade zal lijden als zij de vismeel van Otterboer in opslag houdt. Otterboer is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op f 1.950,--, inclusief procureursalaris. Dit vonnis is gewezen op 29 december 2000 door mr. Leijten, fungerend-president, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.