ECLI:NL:RBBRE:2000:AA8997

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/004227-00
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Lameijer
  • mr. Tempelaar
  • mr. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake kinderpornografie en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 7 december 2000 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verspreiden en in voorraad hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft de gedingstukken bekeken en de zaak ter terechtzitting onderzocht, waarbij de vordering van de officier van justitie en het verweer van de verdachte en zijn raadsman zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde niet volledig bewezen kon worden, maar heeft wel een deel van de beschuldigingen bewezen verklaard. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en het reclasseringsrapport van 21 november 2000 in overweging genomen. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte nog niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de ernst van de feiten, een werkstraf niet passend was en heeft besloten tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De voorwaardelijke straf is bedoeld om de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van soortgelijke strafbare feiten.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij mr. Römers niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard op basis van de artikelen 240b lid 1 en 3 van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op het bezit en de verspreiding van kinderpornografie.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA
Parketnummer: 02/004227-00
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
Verdachte
geboren op Geboortedatum te Geboorteplaast,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring
heeft de vierde kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 1996 t/m 15 augustus 2000 te
IJsselstein en/of elders in Nederland een gewoonte heeft gemaakt van het, al
dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), verspreiden en/of in
voorraad hebben van meerdere afbeeldingen, bevattende (telkens) een afbeelding
van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) op meerdere tijdstippen in voornoemde
periode (telkens) een of meer foto('s) (los en/of als onderdeel van (een)
sexboekje(s)) en/of een of meer gegevensdrager(s), te weten een of meer
computer(s) en/of harddisk(s) van een computer en/of diskette(s) en/of
cd-rom('s), bevattende een of meer (gedigitaliseerde) afbeelding(en)/foto('s)
en/of een of meer videoband(en) bevattende een of meer filmopname(s) in
voorraad gehad en/of verspreid, welke voornoemde afbeelding(en)/foto('s) en/of
gegevensdrager(s)en/of filmopname(s) (telkens) bevat(ten)
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man zijn penis en/of (een)
vinger(s) en/of een voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal inbrengt en/of
ingebracht houdt bij een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk jonger dan
zestien jaar, en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man de/het geslachtsde(e)l(en) van
die persoon, kennelijk jonger dan zestien jaar, betast en/of in de mond neemt
en/of likt en/of zijn eigen penis door die persoon, kennelijk jonger dan
zestien jaar, laat betasten en/of likken en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)nen, kennelijk jonger dan
zestien jaar, een of meer van voornoemde handelingen bij elkaar en/of zichzelf
verricht(en) en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)n(en), kennelijk jonger dan
zestien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (een) pose(s) aanneemt/aannemen
gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het geslachtsde(e)l(en) en/of
de anus van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht en/of
* (een) afbeelding(en) van (een) detailopname(s) van een of meer van
voornoemde handeling(en) en/of pose(s);
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 3 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 1996 t/m 15 augustus 2000 te
IJsselstein en/of elders in Nederland een gewoonte heeft gemaakt van het, al
dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), verspreiden en/of in
voorraad hebben van meerdere afbeeldingen, bevattende (telkens) een afbeelding
van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) op meerdere tijdstippen in voornoemde
periode (telkens) een of meer foto('s) (los en/of als onderdeel van (een)
sexboekje(s)) en/of een of meer gegevensdrager(s), te weten een of meer
computer(s) en/of harddisk(s) van een computer en/of diskette(s) en/of
cd-rom('s), bevattende een of meer (gedigitaliseerde) afbeelding(en)/foto('s)
en/of een of meer videoband(en) bevattende een of meer filmopname(s) in
voorraad gehad en/of verspreid, welke voornoemde afbeelding(en)/foto('s) en/of
gegevensdrager(s) en/of filmopname(s) (telkens) bevat(ten)
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man zijn penis en/of (een)
vinger(s) en/of een voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal inbrengt en/of
ingebracht houdt bij een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk jonger dan
zestien jaar, en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man de/het geslachtsde(e)l(en) van
die persoon, kennelijk jonger dan zestien jaar, betast en/of in de mond neemt
en/of likt en/of zijn eigen penis door die persoon, kennelijk jonger dan
zestien jaar, laat betasten en/of likken en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)nen, kennelijk jonger dan
zestien jaar, een of meer van voornoemde handelingen bij elkaar en/of zichzelf
verricht(en) en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)n(en), kennelijk jonger dan
zestien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (een) pose(s) aanneemt/aannemen
gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het geslachtsde(e)l(en) en/of
de anus van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht en/of
* (een) afbeelding(en) van (een) detailopname(s) van een of meer van
voornoemde handeling(en) en/of pose(s);
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 3 Wetboek van Strafrecht
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Er een gewoonte van maken een afbeelding, of een gegevensdrager bevattende een
afbeelding, van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien
jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in voorraad te hebben en te verspreiden.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straffen behoren te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. In het bijzonder heeft verdachte via Internet vele duizenden afbeeldingen van kinderpornografische aard verzameld en ook enige afbeeldingen met derden uitgewisseld en aldus verder in circulatie gebracht. Daarmee heeft verdachte de norm dat seksueel misbruik van jeugdigen moet worden tegengegaan in ernstige mate geschonden.
Door het op een dergelijk grote schaal verzamelen van kinderporno is het verdachte, zij het indirect, mede toe te rekenen dat uiterst laakbare mensonterende handelingen, die plaatsvinden met kinderen die veelal een zeer jonge leeftijd hebben, in stand worden gehouden.
Algemeen bekend is, dat kinderen door deze handelingen in elk geval grote psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Deze handelingen dienen naar het oordeel van de rechtbank dan ook met kracht te worden bestreden.
Het is naar het oordeel van de rechtbank moeilijk voorstelbaar dat verdachte zich, bij het bekijken van de door hem verzamelde kinderporno, nimmer heeft gerealiseerd wat die seksuele handelingen voor negatief effect op die kinderen zouden kunnen hebben.
In het door psychiater Van Eyk over verdachte opgemaakte rapport wordt opgemerkt dat gesproken kan worden van een ontwikkelingsstagnatie, waarbij de gehele persoonlijkheidsontwikkeling geremd is. Een en ander uit zich zowel in het sociaal functioneren van verdachte als ook in zijn seksuele identiteitsontwikkeling. Van Eyk concludeert dat gesproken kan worden van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank onderschrijft de conclusies, vervat in voormeld rapport, en de overige daarin vervatte onderzoeksbevindingen, zoals hierboven vermeld en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 21 november 2000.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden dat verdachte terzake van soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld.
Door verdachte is ter terechtzitting het aanbod tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte gedaan. Gelet op de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank een werkstraf niet aan de orde en zal zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Tevens zal zij een gedeelte voorwaardelijk zal opleggen. Deze voorwaardelijke straf beoogt verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 240b van het wetboek van strafrecht.
13 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 7 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Lameijer, voorzitter, mr. Tempelaar en mr. Römers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Roelandt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 december 2000, zijnde mr. Römers buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.