ECLI:NL:RBBRE:2000:AA5268

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
27 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
4375/99
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Goes van Naters
  • A. Toekoen
  • J. Bouwman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en diefstal met geweld gepleegd door verdachte R.H. W. in Tilburg en andere locaties

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 27 maart 2000 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen R.H. W., die werd beschuldigd van doodslag en meerdere diefstallen met geweld. De verdachte was betrokken bij een fatale overval op een sigarenzaak in Tilburg op 23 november 1999, waarbij het slachtoffer, de eigenaar van de zaak, werd doodgeschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat W. samen met medeverdachten V. en E. plannen had gemaakt voor de overval, waarbij gebruik werd gemaakt van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat W. de schutter was en dat hij opzettelijk het leven van het slachtoffer heeft beroofd. De rechtbank heeft ook andere feiten van diefstal met geweld beoordeeld, waaronder straatroven in Haarlem, Abcoude en Badhoevedorp, waarbij de verdachte telkens geweld heeft gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook bepaald dat bepaalde in beslag genomen goederen aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA
Parketnummer: 4375/99
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
R.H. W.,
geboren op @
wonende te Eindhoven,
thans gedetineerd,
heeft de vierde kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
1.
hij op of omstreeks 23 november 1999 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) toen aldaar met dat opzet met een pistool, althans een
vuurwapen, een of meer kogels afgevuurd op/in de richting van [het slachtoffer]
en/of (daarbij) [het slachtoffer] geraakt in diens lichaam (in de buikstreek, met
als gevolg (omvangrijk) letsel aan de dunne darm en/of de (buik)aorta
(abdominale aorta)) en/of de (grote) lichaamsader (abdominale vena cava)),
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven
doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten afpersing en/of diefstal (al dan niet met geweld), althans poging tot
afpersing en/of diefstal (met geweld), althans een (vermogens)misdrijf, en
welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 1999 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) toen aldaar met dat opzet met een pistool, althans een
vuurwapen, een of meer kogels afgevuurd op/in de richting van [het slachtoffer]
en/of (daarbij) [het slachtoffer] geraakt in diens lichaam (in de buikstreek, met
als gevolg (omvangrijk) letsel aan de dunne darm en/of de (buik)aorta
(abdominale aorta)) en/of de (grote) lichaamsader (abdominale vena cava)),
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 1999 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld, iemand, te weten [slachtoffer], heeft
gedwongen tot afgifte van (ongeveer) f 2000,=, in elk geval een hoeveelheid
geld, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ([het])
[slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte en/of zijn
mededader(s) en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer)
f 2000,-, in elk geval een hoeveelheid geld, althans enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan ([het]) [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [het slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) met een pistool, althans een vuurwapen, een of meer
kogels heeft/hebben afgevuurd op/in de richting van [het slachtoffer] en/of
(daarbij) [het slachtoffer] heeft/hebben geraakt in diens lichaam (in de
buikstreek, met als gevolg (omvangrijk) letsel aan de dunne darm en/of de
(buik)aorta (abdominale aorta)) en/of de (grote) lichaamsader (abdominale vena
cava), als gevolg van welk (vuurwapen)geweld [het slachtoffer] is overleden;
artikel 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 1999 te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld, iemand, te weten [slachtoffer], te
dwingen tot afgifte van (ongeveer) f 2000,=, in elk geval een hoeveelheid
geld, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ([het])
[slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte en/of zijn
mededader(s)
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (ongeveer)
f 2000, in elk geval een hoeveelheid geld, althans enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [het slachtoffer], te plegen met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een pistool,
althans een vuurwapen, een of meer kogels heeft afgevuurd op/in de richting
van [het slachtoffer] en/of (daarbij) [het slachtoffer] heeft geraakt in diens lichaam
(in de buikstreek, met als gevolg (omvangrijk) letsel aan de dunne darm en/of
de (buik)aorta (abdominale aorta)) en/of de (grote) lichaamsader (abdominale
vena cava), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen (vermogens)misdrijf niet
is voltooid, als gevolg van welk (vuurwapen)geweld [het slachtoffer] is overleden;
artikel 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht
artikel 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 1999 tot en met 21 oktober
1999 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een personenauto (Opel Kadett/grijs), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan H.G. V., in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 1999 tot en met 23 november
1999 te Eindhoven en/of te Tilburg, in elk geval in Nederland, een
personenauto (Opel Kadett/grijs) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die personenauto wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 02 december 1999 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan E.M.T. van S., in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 02 december 1999 tot en met 8 december 1999
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (personen)auto heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 04 december 1999 te Haarlem op of nabij de openbare weg
(een openbare plaats), (nabij de) de Bernadottelaan met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, geld, een
pinpas, pasjes, een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan N.H.J. de J., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die De
J., gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die De J. tegen haar be(e)n(en) heeft
geschopt en/of de portemonnee (met inhoud) uit de hand van die De J. heeft
getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 06 december 1999 te Abcoude op de openbare weg aldaar, de
Amsterdamse Straatweg, in elk geval op de openbare weg te Abcoude, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee
en/of geld en/of spaarpas, bankpas en/of een creditcard, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan de H., in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die De H., gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die portemonnee
(met inhoud) uit de handen van die De H. gerukt/getrokken/gegrist;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 07 december 1999 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of geld
en/of een rijbewijs en/of een telefoon en/of een (aantal)
portemonnee(s)/portefeuille(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan C.D. van B., in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
B., gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, bij die Van B. een tas uit haar
handen heeft getrokken/gegrist en/of (onder haar arm vandaan) getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank stelt vast dat er geen feit 3 op de dagvaarding is vermeld. Zij zal in dit vonnis de nummering aanhouden zoals die op de dagvaarding staat.
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en subsidiair en onder 4 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat verdachte is aangetroffen in een auto die gestolen bleek te zijn. Er is geen bewijs dat verdachte deze auto zelf heeft gestolen. Er is ook onvoldoende bewijs dat verdachte op het moment van het verkrijgen van deze auto wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was.
Feit 4 primair kan niet bewezen worden verklaard omdat niet vaststaat dat het verdachte is geweest die de auto heeft gestolen.
7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
hij op of omstreeks 23 november 1999 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) toen aldaar met dat opzet met een pistool, althans een
vuurwapen, een of meer kogels afgevuurd op/in de richting van [het slachtoffer]
en/of (daarbij) [het slachtoffer] geraakt in diens lichaam (in de buikstreek, met
als gevolg (omvangrijk) letsel aan de dunne darm en/of de (buik)aorta
(abdominale aorta)) en/of de (grote) lichaamsader (abdominale vena cava)),
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven
doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten afpersing en/of diefstal (al dan niet met geweld), althans poging tot
afpersing en/of diefstal (met geweld), althans een (vermogens)misdrijf, en
welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 02 december 1999 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan E.M.T. van S., in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 02 december 1999 tot en met 8 december 1999
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (personen)auto heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 04 december 1999 te Haarlem op of nabij de openbare weg
(een openbare plaats), (nabij de) de Bernadottelaan met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, geld, een
pinpas, pasjes, een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan N.H.J. de J., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die De
J., gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die De J. tegen haar be(e)n(en) heeft
geschopt en/of de portemonnee (met inhoud) uit de hand van die De J. heeft
getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 06 december 1999 te Abcoude op de openbare weg aldaar, de
Amsterdamse Straatweg, in elk geval op de openbare weg te Abcoude, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee
en/of geld en/of spaarpas, bankpas en/of een creditcard, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan M.L.A.H.J. de H., in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die De H., gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die portemonnee
(met inhoud) uit de handen van die De H. gerukt/getrokken/gegrist;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 07 december 1999 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of geld
en/of een rijbewijs en/of een telefoon en/of een (aantal)
portemonnee(s)/ en een portefeuille(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan C.D. van den B., in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die Van den
B., gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, bij die Van den B. een tas uit haar
handen heeft getrokken/gegrist en/of (onder haar arm vandaan) getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De overwegingen omtrent het bewijs.
8.2.1 De overwegingen ten aanzien van feit 1.
Op 23 november 1999 is [het slachtoffer], eigenaar van de sigarenzaak aan het Westerpark in Tilburg, overleden ten gevolge van schotwonden. Omstanders hebben schoten gehoord en gezien is dat de man die de sigarenzaak uit rende is weggereden in een Opel Kadett, waarin nog twee personen zaten. E. heeft verklaard dat hij samen met V. in die auto zat en dat W. de man is geweest die naar de sigarenzaak is gegaan.
E. verklaart dat W. voorafgaand aan de overval tegen hem en V. heeft gezegd dat hij iets wilde gaan doen en dat E. daaruit begreep dat W. iets wilde doen om aan geld te komen. Vervolgens zijn ze met zijn drieën naar een drugsdealer gegaan met de bedoeling haar te rippen. Als dat meisje niet zou willen meewerken dan zou W. het pistool trekken. Dit geladen pistool was door E. aan W. overhandigd en V. was daarbij aanwezig. Toen het plan voor de ripdeal was mislukt, zijn ze, na te hebben gesproken over een andere overval en na van auto te zijn gewisseld, op aanwijzingen van W. naar een sigarenwinkel gegaan. Daar is W. uitgestapt. V. en E. zaten in de auto te wachten, terwijl de motor van die auto bleef draaien. E. is achter het stuur gaan zitten en is, nadat W. was ingestapt, weggereden.
V. heeft verklaard dat hij in de auto aanwezig was, dat ze naar de Westermarkt zijn gereden en dat W. daar is uitgestapt. Hij heeft ook gezegd dat E. daarna achter het stuur is gaan zitten. V. heeft echter aangegeven dat hij geen wapen heeft gezien en dat hij niet wist wat de plannen waren, aangezien E. en W. met elkaar in het Surinaams spraken en hij die taal niet verstaat. De rechtbank acht dit deel van de verklaring ongeloofwaardig. Zij baseert zich daarbij allereerst op hetgeen E. hierover verklaart. Voorts stelt zij vast dat mw. V. heeft gezegd dat E. een wapen heeft getoond, dat zij gelooft dat Willy V. en W. het wapen ook hebben gezien omdat het op tafel heeft gelegen en dat V., W. en E., die het wapen weer bij zich had gestoken, daarna gezamenlijk de woning hebben verlaten. Bovendien constateert de rechtbank dat L. en V.d.P. hebben aangeven dat V., W. en E. met elkaar in het Surinaams zaten te praten. Afgezien daarvan is het onaannemelijk dat V. toen hij met de anderen in de auto zat niets heeft gezien of gemerkt van wat zich in die auto heeft afgespeeld.
W. ontkent dat hij met V. en E. naar de sigarenzaak is gereden. Hij heeft verklaard dat de anderen hem hebben afgezet bij de flat van mw. L. en dat hij in het trappenhuis cocaïne heeft zitten gebruiken. Dit verhaal wordt door niets bevestigd en de rechtbank acht het ongeloofwaardig in het licht van hetgeen V. en E. hebben verklaard.
Gesteld is dat de mogelijkheid bestaat dat E. en V. feitelijk met zijn tweeën op pad zouden zijn gegaan, dat een van hen de overval heeft gepleegd en dat ze door het verzinnen van een derde man hun eigen aandeel zouden willen verhullen. Deze stelling klopt niet met hetgeen de getuigen in de buurt van de sigarenzaak hebben waargenomen; er zijn drie mannen gezien. Dat het driemanschap bestond uit V., E. en W. wordt nog eens bevestigd door de verklaringen van L. V.d.P. en B..
Aldus hebben W., V. en E. gezamenlijk plannen gemaakt voor het plegen van een overval. Bovendien hebben ze alle drie geweten dat daarbij gebruik zou worden gemaakt van een geladen wapen. W. heeft daadwerkelijk daarmee geschoten en hij heeft daarbij dodelijk letsel veroorzaakt. V. en E. hebben welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit zou kunnen gebeuren. Zij zijn, naar het oordeel van de rechtbank, als mededaders aan te merken en zij zijn tevens aansprakelijk voor het overlijden van [het slachtoffer].
8.2.2 De overwegingen ten aanzien van de feiten 4, 5, 6 en 7
Verdachte is op 8 december 1999 door de politie aangetroffen in de zwarte Citroen ZX met het kenteken [nummer], die gestolen bleek te zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij deze auto had geleend van een vriend die hij van de straat kent en dat hij de auto niet langer dan vijf minuten in zijn bezit heeft gehad. Bovendien heeft hij verklaard dat hij nooit in Haarlem, Abcoude en Badhoevedorp is geweest. Deze verklaring is aantoonbaar niet waar. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Op 4 december 1999 is er een straatroof gepleegd in Haarlem (feit 5). De aangeefster De J. heeft gezien dat de dader is ingestapt in donkerkleurige personenauto met het kenteken [nummer] en ze heeft bij een fotoconfrontatie de man op foto 7 aangewezen als de dader. Op die foto is verdachte W. afgebeeld. Dat verdachte nooit in Haarlem is geweest dient derhalve als een kennelijk leugenachtige verklaring te worden bestempeld.
Op 7 december 1999 is er in Badhoevedorp ook een straatroof gepleegd (feit 7). Volgens de aangeefster Van den B. is gezien dat de dader is weggereden in een zwarte auto met kenteken [nummer]. Een andere getuige heeft in de buurt van de plaats van het delict een man die zich verdacht gedroeg gezien en zij heeft hiervan melding gemaakt aan de politie. Na fotoconfrontatie bleek deze man verdachte W. te zijn. Nu verdachte heeft aangegeven nooit in Badhoevedorp te zijn geweest en nu vaststaat dat hij daar wel was, moet het ervoor worden gehouden dat hij wil bemantelen dat hij daar was met de auto waarover hij op 4 december 1999 al beschikte en dat hij degene is geweest die de bedoelde straatroof heeft gepleegd.
De kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte zal de rechtbank niet alleen bezigen voor het bewijs van de feiten 5 en 7, maar ook van feit 6. Dat feit ziet op de straatroof op 6 december 1999 in Abcoude. De aangeefster De H. heeft verklaard dat de dader is weggereden in een zwarte personenauto met kenteken [nummer]. Het opgegeven kenteken verschilt slechts ten aanzien van één positie van de zwarte Citroen waarin verdachte is aangetroffen en waarmee hij op 4 en 7 december 1999 in Haarlem en Badhoevedorp is geweest. Gelet ook op de werkwijze die bij de feiten 5, 6 en 7 vergelijkbaar is, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook feit 7 heeft gepleegd.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:
1 primair: Medeplegen van doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het
oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te
verzekeren.
4 subsidiair: Schuldheling.
5 en 6 telkens: Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare
weg.
7: Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 Het ad informandum gevoegde.
De rechtbank heeft het op de dagvaarding als ad informandum aanboden feit bij de strafbepaling buiten beschouwing gelaten, nu verdachte dit feit heeft ontkend.
11.2 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene en het ter informatie bij het dossier gevoegde, dat hierboven is genoemd, alsmede op grond van de omstandigheden, waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.3 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Het slachtoffer, de heer [..], wordt door de heer S., die met hem heeft samengewerkt, omschreven als een man die in normale doen heel rustig en sociaal was, die altijd bereid was te helpen waar hij kon en voor wie zijn zaak zijn lust en zijn leven was. Tevens wordt gezegd dat [ het slachtoffer] niet tegen onrecht kon. Tragisch is het dat deze man, in zijn sigarenzaak geconfronteerd met het onrecht van een overval, niet alleen dat op zichzelf al zeer ernstig misdrijf moest ondergaan, maar ook heeft moeten ervaren dat de dader voor niets is teruggedeinsd en met een pistool op hem heeft geschoten. Ten gevolge van de schotwonden is [het slachtoffer] overleden.
Door iemand te doden wordt hem alles en zijn nabestaanden heel veel afgenomen. Dat geldt voor iedere vorm van het veroorzaken van dodelijk letsel. In deze zaak, waar het motief voor de doodslag gelegen was in een ander, ernstig strafbaar feit, wordt nog schrijnender dan in het algemeen al het geval is, duidelijk dat een mensenleven wordt opgeofferd aan ondergeschikte, eigen belangen van de daders. Niet voor niets heeft de wetgever de gekwalificeerde doodslag bedreigd met de zwaarst mogelijke straf die in Nederland mogelijk is.
Verdachte W. is degene geweest die het dodelijk schot heeft gelost en alleen al daarom dient de straf die hem wordt opgelegd zwaarder te zijn dan de straf voor zijn mededaders. Bovendien heeft W. twee weken na de roofmoord een aantal malen straatroof gepleegd. Uit het feit dat een van de aangeefsters bij de fotoconfrontatie zat te trillen blijkt wat de impact van dergelijke feiten op haar is geweest. Dat sluit aan bij hetgeen hieromtrent algemeen bekend is; slachtoffers hebben niet alleen materiële schade, maar ondervinden ook in emotionele zin nadeel.
W. is al vele malen met politie en justitie in aanraking geweest terzake van vermogensdelicten en hij is tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van enkele weken tot twaalf maanden veroordeeld. Uit het dossier blijkt van een verslavingsproblematiek. Een recent voorlichtingsrapport is niet opgemaakt. Wel is ter zitting een medewerker van de reclassering gehoord die heeft voorgesteld over verdachte een rapport te laten uitbrengen door een psycholoog en een psychiater, zodat kan worden beoordeeld of er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Nu verdachte daaraan niet wil meewerken zal de rechtbank een dergelijke rapportage niet bevelen. Er zijn aldus nauwelijks aspecten die ten voordele van verdachte kunnen worden meegewogen.
Alles afwegend acht de rechtbank het noodzakelijk verdachte de hierna te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, conform de eis van de officier van justitie.
12 De overwegingen omtrent het beslag.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie een de raadsman van verdachte, van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen thans kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De opgelegde straf berust op de artikelen 10, 27, 47, 57, 287, 288, 310, 312 en 417bis van het wetboek van strafrecht.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair en onder 4 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaar.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij gelast de teruggave aan verdachte van een zwarte lederen jas, een stoffen jack, een zwart trainingspak, een rood sportshirt, twee crèmekleurige sokken en een paar wit schoeisel Foegazzi.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Goes van Naters, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Bouwman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van Hemert-Meeuwis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2000, zijnde mr. Bouwman buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.