Uitspraak in het geding tussen:
A, geboren [...] 1963, wonende te B, eiser,
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, te 's-Gravenhage, verweerder.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 1 augustus 1997 (hierna: het bestreden besluit). Bij brief van 12 september 1997 heeft eiser nadere informatie verstrekt.
Verweerder heeft de op deze zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en op 22 oktober 1997 een verweerschrift ingediend. Voorts heeft verweerder bij brief van 16 januari 1998 een stuk in het geding gebracht.
Het beroep is behandeld ter zitting van 30 januari 1997.
Eiser is, zoals aangekondigd, niet verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. A.M. Oosterhof.
Daarna heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder nadere vragen gesteld. Verweerder heeft bij brief van 5 maart 1998 met bijlagen hierop gereageerd.
Het beroep is vervolgens behandeld ter zitting van 23 juli 1998.
Eiser is niet verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. C. Cockram.
Eiser heeft sinds 29 december 1986 een jaarlijkse subsidie ontvangen op grond van de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1984 (hierna: de Beschikking) voor de woning aan de A 9 te B.
Bij brieven van 14 januari 1997 en 17 maart 1997 heeft verweerder eiser verzocht inkomensgegevens over het jaar 1992 te verstrekken, zulks voor de toetsing of eiser nog recht heeft op de jaarlijkse bijdrage. In laatstgenoemde brief is vermeld dat indien verweerder vóór 16 mei 1997 niets van eiser heeft ontvangen, de subsidie wordt ingetrokken en het recht op verdere uitbetaling van de jaarlijkse bijdrage daarmee komt te vervallen. Daarbij is eiser gewezen op de mogelijkheid uitstel te verzoeken en is eiser in overweging gegeven de gevraagde informatie aangetekend, of met bevestiging van ontvangst, te verzenden daar eiser verantwoordelijk wordt geacht voor de tijdige en juiste verzending van de informatie.
Bij besluit van 23 juni 1997 heeft verweerder zakelijk weergegeven en zoals toegelicht ter zitting van 30 januari 1998 de jaarlijkse bijdrage met ingang van 30 december 1996 ingetrokken omdat er niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden en bepalingen van de Beschikking.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het besluit tot intrekking van de subsidie ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit, samengevat, aangevoerd dat het hem niet bekend was dat hij verantwoordelijk was voor het aankomen van door hem verstuurde post. Eiser stelt de gevraagde informatie te hebben verstuurd op 28 maart 1997.
Tevens is aangevoerd dat hij de brief van 14 januari 1997 wel heeft ontvangen doch verweerders brief van 17 maart 1997 niet en dat hij ten tijde van de eerste brief in het ziekenhuis was opgenomen. Tenslotte hebben zich volgens eiser geen wijzigingen voorgedaan in zijn inkomen zodat hij nog steeds recht zou hebben op de subsidie. In aanvulling op zijn grief in het bezwaarschrift dat zijn geldgever waarschijnlijk boeterente gaat berekenen indien de subsidie niet wordt voortgezet, heeft eiser in beroep aangevoerd dat de maandlast door het onderhavige besluit ongeveer f 300,-omhoog gaat, waardoor zijn vrouw gedwongen wordt om te blijven werken, ook als er kinderen zijn in de zeer nabije toekomst.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 3 van de Beschikking kan ten behoeve van het in eigendom verkrijgen van een nieuwe woning een jaarlijkse bijdrage worden verstrekt. De bijdrage wordt ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder d, van de Beschikking verstrekt onder de voorwaarde dat de bescheiden en gegevens, die nodig zijn voor een richtige toepassing van deze beschikking, worden verstrekt.
Artikel 27 van de Beschikking bepaalt dat de jaarlijkse bijdrage kan worden geweigerd of ingetrokken, indien wordt of is gehandeld in strijd met de bepalingen van deze regeling danwel met de aan de verstrekking verbonden voorwaarden.
Vastgesteld moet worden, dat eiser niet heeft voldaan aan de uit artikel 11, eerste lid, aanhef en onder d, van de Beschikking voortvloeiende verplichting verweerder de gevraagde gegevens te verstrekken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarbij geen onredelijke termijn gesteld voor het aanleveren van informatie. Het onderhavige verzoek om informatie vloeide voort uit een zogenoemde opschoningsactie, waardoor hij duidelijkheid wenste te verkrijgen omtrent inkomstengegevens over voorgaande jaren. De herhaalde termijnstelling bij brief van 17 maart 1997 is in overeenstemming met verweerders beleid dienaangaande, zoals vervat in een door verweerder overgelegde nota van maart 1996 (kenmerk WBS 27396024).
Evenals verweerder acht de rechtbank hierbij eisers stelling in beroep dat hij verweerders brief van 17 maart 1997 niet heeft ontvangen, niet aannemelijk. Uit eisers bezwaarschrift blijkt, dat hij die tweede brief wel heeft ontvangen, nu hij daarvan zelf melding maakt.
Tenslotte is eisers stelling dat hij de stukken wel heeft verzonden (op 28 maart 1997) is niet aannemelijk geworden. Geen sprake is van een aangetekende, of op andere wijze controleerbare, verzending. Eiser heeft ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die afwijking zouden kunnen rechtvaardigen van het uitgangspunt dat het risico terzake van het niet ontvangen van niet aangetekende stukken bij de verzender ligt.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder, wegens het uitblijven van de ge-vraagde informatie, aan artikel 27 van de Beschikking de bevoegdheid heeft kunnen ontlenen de jaarlijkse bijdrage in te trekken.
Terzake van de uitoefening van die bevoegdheid heeft verweerder toegelicht, dat het beleid wordt gevoerd dat indien overeenkomstig voormelde nota van maart 1996 op een tweede termijnstelling geen (tijdige) reactie komt, tot intrekking van de jaarlijkse bijdrage wordt overgegaan. Daarbij acht verweerder de nadelige gevolgen van die intrekking voor de betrokkene, behoudens zeer bijzondere omstandigheden, nooit onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Daarbij wijst verweerder op het belang bij handhaving van gestelde termijnen met het oog op de voortgang van de subsidieverstrekking en de beheersing van de administratie en de financiën.
In het onderhavige geval meent verweerder dat eiser, overeenkomstig dit beleid, vol-doende gelegenheid is geboden de gevraagde informatie te ver-strekken en dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat afgeweken dient te worden van het beleid. Volgens verweerders toelich-ting ter zitting van 23 juli 1998 is op zichzelf niet uitgesloten dat een extreem groot finan-cieel belang van de betrokkene in een bepaalde situatie wel tot een uitzondering zou kunnen leiden, doch is hiervan in eisers situatie geen sprake. Volgens verweerders toelichting ter zitting van 23 juli 1998 is sprake van een (totaal) financieel belang van eiser van f 8.402,04.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee evenwel niet toereikend gemotiveerd dat de voor eiser nadelige gevolgen van het intrekkingsbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
In dit kader had verweerder naar het oordeel van de rechtbank eisers stellingname omtrent zijn finan-ciële situatie dienen op te vatten als een beroep op het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel en had verweerder hiernaar nader onderzoek moeten ver-richten.
Met name verweerders verwijzing naar het in de nota van maart 1996 neerge-legde beleid is onvoldoende, nu in dat beleid niets is opgenomen omtrent de wijze waarop de nadelige gevolgen van de intrekking voor eiser moeten worden meegewogen. Hetzelfde geldt voor verweerders toelichting ter zitting van 23 juli 1998. Aan de daarin centraal gestelde omstandigheid dat eiser voldoende reële kansen heeft gehad tijdig de gevraagde informatie te verstrekken, kan slechts de conclusie worden verbonden dat verweerder ingevolge artikel 27 van de Beschikking bevoegd is tot intrekking. Deze omstandigheid zegt echter niets over de in het kader van artikel 3:4, tweede lid, te maken belangen afweging. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder in elk geval in redelijkheid niet uit het uitblijven van een (tijdige) reactie op het aan eiser gerichte verzoek om informatieverstrekking afleiden dat eiser zelf geen of een geringe mate van belang hecht aan de subsidie-verstrekking.
Voorts valt niet in te zien dat slechts in bijzondere omstandigheden sprake kan zijn van onevenredigheid in vorenbedoelde zin en dat slechts een extreem groot finan-cieel belang van de betrokkene in bepaalde situaties tot een dergelijke uitzondering zou kunnen leiden.
Verder valt evenmin in te zien dat de met de intrekking te dienen doelen van de voortgang van de subsidieverstrekking en de beheersing van de administratie en de financiën niet in voldoende mate kunnen worden bereikt en gewaarborgd door een minder ingrijpende reactie op het niet (of niet tijdig) verstrekken van informatie, in plaats van het meest vergaande middel van algehele en blijvende intrekking van de subsidieverstrekking.
Op grond van het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd. Verweerder dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het door eiser betaalde griffierecht dient hem te worden vergoed.
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inacht-neming van deze uitspraak;
- gelast dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht ten bedrage van f 210,-vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. Janssen, Cooijmans en Woerdeman,
en uitgesproken in het openbaar door mr. Janssen,
in tegenwoordigheid van mr. Heinrich als griffier, op 7 september 1998
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling be-stuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de dag waarop het afschrift van de uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden d.d.: jf