ECLI:NL:RBASS:2012:BZ4129

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
19.830034-12
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen in de badkamer met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [A], geboren in 2006. De tenlastelegging betrof handelingen die zouden hebben plaatsgevonden op 25 november 2011 in Zuidlaarderveen, waarbij de verdachte [A] zou hebben aangeraakt op een seksuele wijze. De officier van justitie vorderde een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en [A] in de badkamer speelden, waarbij [A] mogelijk de penis van de verdachte heeft aangeraakt. De verdachte gaf aan dat hij [A] als een zusje beschouwde en dat er geen opzet was om ontuchtige handelingen te verrichten. De rechtbank concludeerde dat de context van het spel in de badkamer niet in strijd was met algemeen aanvaarde normen en dat de gedragingen van de verdachte niet opzettelijk ontuchtig waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt het belang van de context en de intentie achter de handelingen in zaken van vermeende ontucht.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830034-12
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 27 november 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 november 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.H.S. Kroeze, advocaat te Hoogeveen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Zuidlaarderveen, althans in de gemeente Tynaarlo, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [A], geboren op [geboortedatum] 2006, hierin bestaande dat hij die [A] zijn penis heeft laten vastpakken/betasten/aanraken en/of de vagina en/of de billen van die [A] heeft gekust, althans aangeraakt;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Zuidlaarderveen, althans in de gemeente Tynaarlo, met [A], geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat hij ontuchtig die [A] zijn penis heeft laten vastpakken/betasten/aanraken en/of de
vagina en/of de billen van die [A] heeft gekust, althans aangeraakt;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en tot een gevangenisstraf voor de
duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt het volgende.
[A] heeft op 23 februari 2012 tijdens een studioverhoor een verklaring afgelegd, die zij eerder tegenover haar vader en moeder heeft afgelegd. Deze verklaring komt er kort gezegd op neer dat verdachte haar, in de badkamer, een “blaaskus” op de billen heeft gegeven. Tegen haar ouders heeft [A] gezegd dat zij ook de piemel van verdachte heeft aangeraakt. Zij verklaart hierover niet tijdens het studioverhoor.
Naast deze verklaring van [A] is er geen ondersteunend bewijs voorhanden dan uit dezelfde bron, te weten voornoemde verklaringen van haar vader en moeder over hetgeen [A] hen heeft verteld.
Verdachte heeft verklaard dat hij [A] een “blaaskus” op de billen heeft gegeven en dat het mogelijk is dat [A] onbedoeld zijn penis heeft aangeraakt maar dat hij nimmer ontuchtige handelingen dan wel handelingen met een seksuele strekking heeft verricht dan wel het (voorwaardelijk) opzet daarop heeft gehad.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [A] al sinds haar geboorte op regelmatige basis in het gezin van verdachte verbleef. Zijn moeder paste op [A] als haar ouders aan het werk waren. Verdachte gaf aan dat hij haar beschouwde als een soort “zusje” waarmee hij wel vaker stoeide en kietelde. Dit wordt door zijn moeder bevestigd. De tenlastegelegde handelingen zouden hebben plaatsgevonden op het moment dat verdachte zich ging douchen terwijl [A] nog in bad zat. Zowel verdachte als [A] heeft verklaard dat zij in de badkamer natte washandjes naar elkaar gooiden en met badspeeltjes speelden. Tijdens dit spelen zou [A] de penis van verdachte hebben aangeraakt. Vervolgens heeft verdachte [A] uit bad getild, haar daarbij een “blaaskus” op de billen gegeven en haar een handdoek gegeven zodat zij zich kon afdrogen. Onduidelijk blijft waar deze “blaaskus” precies terecht kwam. De rechtbank dient vast te stellen of er sprake is geweest van handelingen met een seksuele aard die in strijd zijn met algemeen aanvaarde normen. Gelet op de hiervoor geschetste context van het spelen in de badkamer, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet zijn aan te merken als (opzettelijk) ontuchtig.
Het enkele feit dat [A] tijdens een stoeipartij in de badkamer wellicht verdachtes penis heeft aangeraakt en verdachte haar tijdens het uit het bad tillen een “blaaskus” op de billen heeft gegeven is hiervoor onvoldoende.
Hieruit volgt dat de rechtbank het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen acht en verdachte daarvan zal vrijspreken.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mrs. J.G. de Bock en E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 november 2012.