ECLI:NL:RBASS:2012:BZ4127

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
19.830126-12
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met dochter en de vereisten voor strafrechtelijke aansprakelijkheid

In deze zaak is de verdachte beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter [A]. De tenlastelegging betreft handelingen die plaatsvonden tussen 1 januari 2010 en 27 juli 2011, waarbij de verdachte wist dat zijn dochter in een staat van bewusteloosheid of een geestelijke stoornis verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor een veroordeling op grond van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht vereist is dat het slachtoffer leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor zij niet in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de psychische stoornis van het slachtoffer van zodanige aard en ernst moet zijn dat deze de wilsbepaling en het weerstandvermogen in ernstige mate frustreert.

De verdachte heeft verklaard dat hij [A] nergens toe heeft gedwongen en dat zij ook 'nee' had mogen zeggen. Hij was zich er niet van bewust dat de handelingen die hij verrichtte als seksueel konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft een psychologische rapportage van de verdachte in overweging genomen, waaruit bleek dat hij functioneert op een laag verstandelijk niveau en als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de verdachte opzettelijk misbruik heeft gemaakt van de geestestoestand van [A].

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De beslissing is genomen op 27 november 2012, na een zitting op 13 november 2012, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. I.M. Weijers. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830126-12
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 27 november 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 november 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
De tenlastelegging
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 27 juli 2011 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, met zijn dochter [A], van wie hij, verdachte, (telkens) wist dat zijn dochter in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat ze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken
of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het zich door zijn voornoemde dochter te laten aftrekken.
art 247 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals verwoord in het reclasseringsadvies.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt het volgende.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dochter [A]. Voor een veroordeling op grond van artikel 247 Sr is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat vast komt te staan dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Hiervoor is vereist dat de degene tot wie de seksuele handeling is gericht, een psychische stoornis heeft die te kwalificeren valt als een gebrekkige ontwikkeling of als ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts is een oorzakelijk verband vereist tussen die stoornis en het onvermogen van deze persoon om haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden omtrent de seksuele handeling. De hier vereiste psychische stoornis moet wel van zodanige aard en ernst zijn, dat zij de wilsbepaling, de wilsuiting en het weerstandvermogen van het slachtoffer ten aanzien van de seksuele handeling in zeer ernstige mate frustreert. Degene die, ondanks de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel in staat is te bepalen of hij of zij de seksuele handelingen wenst, behoeft dan ook, in strafrechtelijke zin, geen bescherming.
In de door aangeefster, werkzaam als orthopedagoog bij [], overgelegde rapportage inzake de levensloop en het functioneren van haar cliënt [A] staat dat [A] een IQ heeft van 49. Uit de rapportage valt niet af te leiden dat [A] een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis heeft waardoor zij niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de vermeende gepleegde seksuele handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. In het dossier zijn geen bewijsmiddelen aanwezig waarmee dit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het enkele feit dat [A] een IQ van 49 heeft, is daarvoor onvoldoende.
De rechtbank ziet geen aanleiding om (zoals de officier van justitie in tweede instantie heeft gevraag[A] in staat is haar wil ten aanzien van seksuele handelingen te bepalen. De rechtbank overweegt in dit verband dat, ongeacht de uitkomst van eventueel nader onderzoek, in casu van doorslaggevende betekenis is of verdachte wist of moest weten dat [A] haar wil op dat gebied niet kon bepalen en dat zijn opzet gericht was op het misbruik maken van die geestestoestand met het daaruit voortvloeiende zojuist genoemde gebrek.
De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte heeft verklaard dat hij [A] nergens toe heeft gedwongen, dat hij haar heeft gevraagd bepaalde handelingen te verrichten en dat zij ook “nee” had mogen zeggen en dat in bepaalde gevallen ook heeft gedaan. Voorts was hij zich er niet van bewust dat bedoelde handelingen (het zich laten aftrekken) een vorm van seks zijn, er was immers geen sprake van penetratie. Uit de over verdachte opgemaakte psychologische rapportage van dr. F. Luteijn, klinisch psycholoog, d.d. 9 oktober 2012, blijkt dat verdachte functioneert op een laag verstandelijk niveau (IQ 71) en dat hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt met betrekking tot het tenlastegelegde.
Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat het opzet van verdachte gericht was op het misbruik maken van de geestestoestand van [A] en haar daarmee samenhangende beperkingen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde niet bewezen en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mrs. J.G. de Bock en E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 november 2012.