RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 359131 \ EJ VERZ 12-5264
Beschikking van de kantonrechter van 19 december 2012
de besloten vennootschap Ardagh Metal Packaging Netherlands B.V.,
hierna te noemen: Ardagh,
gevestigd te Hoogeveen,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. P. Hulsegge,
[verweerder],
hierna te noemen: [verweerder],
wonende te [adres],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. H.J.A. van Dijk.
Procesverloop
Ardagh heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 november 2012, verzocht de tussen Ardagh en [verweerder] gesloten arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog bestaat, te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande in primair een dringende reden en subsidiair een wijziging in omstandigheden in de zin van artikel 7: 685 BW.
Het verweerschrift van [verweerder] is binnengekomen op 29 november 2012.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2012, gelijktijdig met de door [verweerder] ingestelde loonvordering (geregistreerd onder nummer 357582 / VV EXPL 12-93).
Vervolgens is de beschikking bepaald op vandaag.
De feiten
1. Ardagh is een onderneming die verpakkingsmateriaal, bestemd voor melkpoeders voor baby's, produceert.
2. [verweerder] is sinds 14 september 1981 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Ardagh, laatstelijk in de functie van lijntechnicus, tegen een bruto salaris van € 2.579,56 per maand, exclusief emolumenten.
3. Binnen Ardagh gelden de regels en voorschriften zoals vastgelegd in het boekje met belangrijke uitgangspunten en startinformatie (het zogenoemde BUS-boekje). Daarin is in bijlage 1 ten aanzien van de hygiëne -voor zover hier relevant- bepaald dat:
"Onderstaande instructies gelden voor een ieder die Ardagh Hoogeveen betreedt en komen voort uit de eisen van BRC/OP en klanten:
(…)
Niet roken, eten, drinken, snoepen en medicijngebruik:
(…)
Eten, drinken, snoepen (inclusief kauwgom en pruimtabak) en het gebruik van medicijnen is alleen toegestaan in de kantines en kantoren."
4. Ardagh heeft de hygiëneregels ook door middel van bijeenkomsten (de zo te noemen kantinesessies) bij alle medewerkers onder de aandacht gebracht. Naar aanleiding van zo'n sessie heeft Ardagh op 17 december 2009 een brief doen uitgaan naar alle medewerkers waarin staat -voor zover hier relevant:
"(…)
alleen in de schaftruimtes mag worden gegeten en gedronken;
(…)
Zoals aangegeven tijdens de kantinesessies is de tijd van waarschuwingen voorbij; indien er ten aanzien van het rook-, eet en/of drinkgedrag een overtreding van de geldende regels door leidinggevenden wordt geconstateerd, zal dit leiden tot ontslag.
Om de ernst van bovenstaande te onderstrepen heeft de OR besloten om deze brief mede te ondertekenen."
De brief is ondertekend door Ardagh en door de ondernemingsraad.
5. Op 11 september 2012 heeft Ardagh tijdens een audit geconstateerd dat [verweerder] in de zogenoemde productiezone twee aangebroken doosjes pepermunt in zijn gereedschapkist bewaarde.
6. Diezelfde dag heeft Ardagh [verweerder] aangesproken op dat feit en hem gemeld dat het houden van de pepermuntjes in de productiezone in strijd is met de hygiënevoorschriften die zij hanteert. [verweerder] is vervolgens op non-actief gesteld. Dit is bij brief van 12 september 2012 bevestigd. Ardagh meldt in die brief dat zij zich beraadt over nader te nemen stappen en sluit een ontslag op staande voet niet uit. Zij nodigt [verweerder] uit voor een gesprek daarover op 14 september 2012.
7. Op 14 september 2012 heeft Ardagh [verweerder] in een vervolggesprek ontslag op staande voet aangezegd. Bij brief van 14 september 2012 heeft Ardagh dit besluit aan [verweerder] bevestigd. De door Ardagh aangevoerde dringende reden is het overschrijden van de binnen haar onderneming geldende hygiënevoorschriften door in de productiezone etenswaar (in de vorm van pepermuntjes) bij zich te houden. Hiermee heeft [verweerder] het voortbestaan van Ardagh op het spel gezet. [verweerder] wist dat hij zich diende te conformeren aan de hygiënevoorschriften en hij wist dat overtreding van dat gebod tot ontslag op staande voet kon leiden. De voorschriften zijn aan hem bekend gemaakt middels het BUS-boekje, de kantinesessies en de brief van 17 december 2009.
8. [verweerder] heeft bij brief, eveneens gedateerd 14 september 2012, de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich bereid en beschikbaar verklaard om de overeengekomen werkzaamheden te hervatten.
9. Ardagh heeft volhard in haar besluit en heeft tot 14 september 2012 het salaris aan [verweerder] uitbetaald.
10. Op 24 september 2012 schrijft de ondernemingsraad van Ardagh naar aanleiding van het gegeven ontslag op staande voet een brief aan de directie. Hij vraagt Ardagh om het gegeven ontslag te heroverwegen. Daarbij voert hij aan dat Ardagh het -op papier bestaande- sanctioneringsbeleid niet consequent handhaaft, nu overtredingen van de etenswarenregel door anderen dan [verweerder], zelfs nog een week voordat hij werd ontslagen, werden afgedaan met een mondelinge waarschuwing, daar waar een officiële waarschuwing, eventueel in combinatie met enkele dagen schorsing, meer op zijn plaats zou zijn. Een ontslag op staande voet kan niet de juiste sanctie zijn, volgens de ondernemingsraad.
Het verzoek
11. Ardagh legt aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerder] in strijd met de bij Ardagh geldende (hygiëne-) voorschriften heeft gehandeld door etenswaren mee te nemen in de productiezone. Het doet daarbij niet ter zake of [verweerder] voornemens was die etenswaren tijdens de werktijd te nuttigen. [verweerder] was van de hygiënevoorschriften op de hoogte en hij wist dat overtreding daarvan tot ontslag kon leiden. Volgens Ardagh levert dit primair een dringende reden en subsidiair een verandering in de omstandigheden op, die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Overtreding van de hygiënevoorschriften kan leiden tot verlies van het zogenoemde BRC-certificaat, hetgeen klanten kost en de werkgelegenheid van Ardagh in het gedrang brengt. Het kan ook leiden tot besmetting van de producten van Ardagh, hetgeen een gevaar oplevert voor de gebruikers van de babyvoeding waarmee de verpakkingen worden afgevuld.
Het verweer
12. [verweerder] heeft verweer gevoerd. [verweerder] voert aan dat geen sprake is van een dringende reden. De bedrijfsvoorschriften schrijven niet voor dat het enkel houden van snoepgoed in de productiezone is verboden. Het is gebruikelijk dat medewerkers die zich in de productiezone bevinden eet-, drink- en rookwaren bij zich dragen. Alle medewerkers lunchen weliswaar in de schaftruimte, maar daarbij houden zij hun bedrijfskleding aan; broodkruimels en dergelijke worden van de kleding afgeklopt, handen worden gedesinfecteerd en men gaat weer aan het werk in de productiezone. Wanneer wordt overgewerkt, wordt het (afhaal-)avondeten door de productiezone naar de schaftruimte gebracht, zonder dat dit eten in een afgesloten emmer of iets dergelijks zit. Hiertegen is nog nooit opgetreden door Ardagh.
Met betrekking tot de subsidiaire grond voor ontbinding voert [verweerder] aan dat Ardagh die grondslag niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd.
De beoordeling
13. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
14. [verweerder] heeft erkend bekend te zijn met de inhoud van het BUS-boekje en hij ziet de noodzaak van het naleven van de hygiënevoorschriften in. Gelet op het verweer van [verweerder] ligt de vraag voor of [verweerder] wist, althans behoorde te weten, dat hij geen snoep bij zich mocht houden in de productiezone, bij overtreding waarvan van Ardagh niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren.
15. In dat licht merkt de kantonrechter op dat de tekst van bijlage 1, zoals hierboven geciteerd, alsook de brief van 17 december 2009 melden dat het nuttigen van etenswaar in de productiezone verboden is. Nu tussen partijen niet in geschil is dat [verweerder] de pepermuntjes in de productiezone niet heeft genuttigd, kan [verweerder] in beginsel in zijn verweer worden gevolgd.
16. Ardagh heeft onbetwist gesteld dat zij bij voortduring hamert op de hygiënevoorschriften en op het belang van naleving daarvan. Daarbij heeft zij gesteld dat zij in bijeenkomsten ook heeft benadrukt dat het houden van etenswaar slechts is toegestaan in de kantoren, de schaftruimte en de kantine, en niet in andere ruimten. Dit is door [verweerder] betwist en door Ardagh niet nader onderbouwd. Nu ook de door Ardagh bij die kantinesessies aan [verweerder] uitgereikte hand-outs, powerpointpresentaties en flyers, alle als productie overgelegd, niet vermelden dat het houden van etenswaar in de productiezone verboden is, is niet aannemelijk geworden dat die mededeling ook daadwerkelijk is gedaan en dat [verweerder] naar aanleiding van de kantinesessies heeft moeten begrijpen dat hij in de productiezone geen etenswaar bij zich mocht houden.
17. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Ardagh het commerciële en het gezondheidsbelang dat zij heeft bij strikte handhaving van hygiënevoorschriften met het oog op contaminatiegevaar benadrukt. Dat belang is [verweerder] bekend, zo is de stelling van Ardagh, zodat het [verweerder] duidelijk had moeten zijn dat hij in de productiezone geen etenswaar mocht houden.
18. Hierover overweegt de kantonrechter dat het belang van Ardagh tijdens de kantinesessies aan de orde is gekomen, zodat het voor [verweerder] bekend was. Het belang is alleszins te rechtvaardigen en dientengevolge zou overtreding van de hygiënevoorschriften door een werknemer -in zijn algemeenheid- kunnen leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen. Het moet dan echter klip en klaar zijn hoe ver die hygiënevoorschriften strekken. Daarbij overweegt de kantonrechter dat hetgeen de leiding van Ardagh als vanzelfsprekend veronderstelt, voor het (lager geschoolde) personeel niet zonder meer als zodanig wordt opgevat. In dat licht bezien ligt het op de weg van de leiding om aan het personeel duidelijkheid te verschaffen dat Ardagh het houden van etenswaar in de productiezone gelijkstelt aan het nuttigen er van. Hoewel de directeur van Ardagh daartoe ter zitting uitgebreid de gelegenheid is geboden, heeft hij niet (voldoende) aannemelijk gemaakt dat Ardagh die duidelijkheid aan [verweerder] heeft verschaft.
19. Dat wordt versterkt door de dagelijkse praktijk die [verweerder] heeft aangevoerd. Ardagh heeft deze praktijk niet betwist, en evenmin dat zij daartegen niet optreedt, zodat van de juistheid er van wordt uitgegaan. Gelet daarop en op de brief van de ondernemingsraad van 24 september 2012 komt de kantonrechter tot de slotsom dat het door Ardagh gepretendeerd strikte hygiënebeleid in de praktijk niet zo consequent wordt gehandhaafd.
20. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is niet voldoende aannemelijk geworden dat [verweerder] de bedrijfsvoorschriften heeft overtreden, zodanig dat sprake is van een dringende reden om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te doen eindigen. Evenmin is aannemelijk geworden dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou moeten leiden. De kantonrechter deelt het standpunt van [verweerder] dat Ardagh haar stellingen op dit punt onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. De verzochte ontbinding zal worden afgewezen.
21. Ardagh krijgt ongelijk en dient de proceskosten van [verweerder] te betalen.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Ardagh in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verweerder] begroot op
€ 400,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beslissing is gegeven door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.
typ: 217/EJ
coll: