ECLI:NL:RBASS:2012:BY4919

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830155-12
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met verplichte behandeling en gevangenisstraf

Op 4 december 2012 heeft de Rechtbank Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 15 juni 2012 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning in Assen. De verdachte, geboren in 1972, heeft benzine over meubelstukken gegoten en deze in brand gestoken, waardoor gemeen gevaar voor de woning en de aanwezige goederen ontstond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken en alcoholmisbruik, wat heeft geleid tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 229 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldingsgebod bij de reclassering, een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek de Tender in Zwolle, en een verbod op het gebruik van drugs en alcohol. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van benadeelde partij 1 is toegewezen en die van benadeelde partij 2 is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld en dat de omstandigheden van het geval in aanmerking zijn genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830155-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 04 december 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1972,
verblijvende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 september 2012 en 20 november 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 15 juni 2012 in de gemeente Assen opzettelijk brand heeft
gesticht in een woning aan/nabij de [straat], immers heeft verdachte toen
aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine, althans een brandbare (vloei)stof,
gegoten/gesprenkeld over een of meer in die woning staand(e) meubelstuk(ken),
althans brandba(a)r(e) voorwerp(en) en/of (vervolgens) die benzine/(vloei)stof
in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht
en/of laten komen met enig in die woning aanwezig brandbaar materiaal, ten
gevolge waarvan (een deel van) de inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de (andere) daarin aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 229 dagen, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden:
* een gebod om zich te melden bij de reclassering;
* een behandelverplichting bij Forensische Polikliniek de Tender te Zwolle;
* een drugs- en alcoholverbod, mede inhoudende urinecontroles;
* een contactverbod met [benadeelde 1];
* 240 uren werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis;
* opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1], groot € 1000,--, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2], groot € 1684,35, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met onderstaande opgave van bewijsmiddelen:
- de verklaring van verbalisant [verbalisant 1]1;
- de verklaring van aangever [aangever]2;
- de verklaring van verbalisant [verbalisant 2]3;
- een brandonderzoek door verbalisant [verbalisant 3]4;
- de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 15 juni 2012 in de gemeente Assen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [straat], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine gegoten/gesprenkeld over in die woning staande meubelstukken en vervolgens die benzine in brand gestoken, ten gevolge waarvan de inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de andere daarin aanwezige goederen te duchten was.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
Opzettelijk brandstichten, terwijl daar gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 04 oktober 2012, opgemaakt door W.G. Mulder, psychiater en een psychologisch rapport d.d. 02 oktober 2012, opgemaakt door H.A. Feringa, psycholoog.
Deze rapporten houden onder meer in als conclusies - zakelijk weergegeven -:
Er is bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken, met afhankelijke en theatrale trekken. Tevens is er sprake van alcoholmisbruik. De verlating door haar vriend veroorzaakte bij verdachte veel spanning/stress. Verdachtes problematiek heeft tot gevolg dat zij geen adequate manier van omgaan met stress heeft. Verdachte wilde daarom (geluxeerd door alcoholmisbruik) zelfmoord plegen en heeft dat plan ten uitvoer willen brengen door zichzelf in brand te steken. Gezien de aanwezige complexe problematiek kan er gesproken worden van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Strafmotivering
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, met de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 oktober 2012 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank houdt bovendien rekening met voormelde eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van verdachte en de eerder genoemde psychiatrische en psychologische rapporten, alsmede de milieurapportage en het reclasseringsrapport.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een door haar bewoonde woning, als gevolg waarvan gemeen gevaar voor goederen en de woning is ontstaan. Brandstichting is een zeer gevaarzettend en voor de omgeving bedreigend delict, waarvoor in beginsel een vrijheidsstraf van langere duur op zijn plaats is. De individuele omstandigheden van het geval moeten bij bepaling van de hoogte van de straf echter niet uit het oog verloren worden.
In het onderhavige geval acht de rechtbank de persoon van verdachte en de houding van verdachte ter terechtzitting van groot belang. Verdachte moet verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Zoals onder meer blijkt uit de psychologische en psychiatrische rapportages die ten aanzien van verdachte zijn opgemaakt, is het strafbare gedrag van verdachte kennelijk (voornamelijk) ingegeven door een persoonlijkheidsstoornis, wanhoop en alcoholmisbruik. Uit de houding van verdachte en uit hetgeen zij ter terechtzitting heeft verklaard, is de rechtbank gebleken dat verdachte door het gebeuren diep is geraakt en dat zij zich thans realiseert dat zij met haar gedrag alle perken te buiten is gegaan.
Op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 229 dagen, waarvan 49 dagen onvoorwaardelijk - zijnde de duur van het voorarrest- geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, groot 180 dagen, een proeftijd van 3 jaren verbinden met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek de Tender te Zwolle en een drugs- en alcoholverbod, mede inhoudende urinecontroles. De rechtbank zal daarnaast geen werkstraf opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis aan verdachte opgelegde vrijheidsbeperking. Verdachte is namelijk
middels een schorsingsvoorwaarde geruime opgenomen geweest in de FPA te Franeker.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Uit de stukken blijkt niet waar de door de gemeenteambtenaren uitgevoerde werkzaamheden uit bestonden, mede gelet op aantal opgegeven werkuren. De rechtbank zal niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank acht de vordering onvoldoende onderbouwd, nu niet blijkt dat verdachte door het bewezen verklaarde feit niet heeft kunnen werken en dat hij daardoor inkomsten heeft gederfd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij derhalve afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 229 dagen,
waarvan een gedeelte groot 180 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden
tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte
zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig
gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden voorwaarden niet
heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen 14 dagen na het uitspreken van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, locatie Zwolle op het adres Dobbe 70-74 te 8031 JX Zwolle. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen voor haar persoonlijkheidsproblematiek bij Forensische Polikliniek de Tender te Zwolle of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- wordt verboden om verdovend(e) middel(en) en alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van Urine Controles.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van
de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel
14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] af. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H.T. van Voorst en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 december 2012.
1 op pagina 6/7 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL031W 2012046397 (het PV)
2 op pagina 46/47 van het PV
3 op pagina 72 van het PV
4 op pagina 75/76 van het PV
??
??
??
??
Parketnummer: 19.830155-12
Uitspraak d.d.: 04 december 2012 6
vonnis