RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 337464 \ CV EXPL 12-690
Vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2012[eiser]e zaak van
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [adres],
eisende partij,
toegevoegd gemachtigde: mr. J.M. Stevers, advocaat te Leiden,
1. de vennootschap onder firma [gedaagde], gevestigd te
[adres],
2. [gedaagde] , wonende te [adres],
3. [gedaagde], wonende te [adres],
hierna te noemen: [gedaagde] (in vrouwelijk enkelvoud),
gedaagden,
gemachtigde: mr. Th. Pluijter, advocaat te Groningen.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2012, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
1.2 De in voornoemd tussenvonnis bepaalde comparitie na antwoord heeft geen doorgang gevonden.
1.3 Partijen hebben vervolgens nog gerepliceerd en gedupliceerd.
1.4 Ten slotte is de datum voor het vonnis nader vastgesteld op vandaag.
2.1 De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.2 [eiser] is in het verleden onder behandeling geweest in verband met een alcohol- en drugsverslaving. In dat kader heeft hij met ingang van 1 januari 2009 een zorgovereenkomst gesloten met de Stichting Zorgboerderijen Drenthe, gevestigd te Westerbork. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De vergoeding bedraagt blijkens artikel 7 een vast maandbedrag van € 2.000,00 en een eenmalige vergoeding van € 300,00 wegens bemiddelingskosten. De overeenkomst eindigt (onder meer) door opzegging met een opzegtermijn van een maand, in onderling overleg, of als het zorgkantoor of de gemeente heeft beslist dat de budgethouder geen recht meer heeft op een persoongebonden budget.
2.3 In de maanden januari en februari 2009 is [eiser] op de zorgboerderij [gedaagde] geweest. Deze zorgboerderij wordt gedreven door [gedaagde]. Facturen voor het verblijf werden door [gedaagde] aan [eiser] verzonden. De betaling van het verblijf op zorgboerderij [gedaagde] heeft [eiser] gedaan uit zijn persoonsgebonden budget (PGB) in het kader van de AWBZ.
2.4 Eind maart 2010 is [eiser] wederom naar zorgboerderij [gedaagde] gegaan. Hij is daar geweest tot eind mei 2010. Dit verblijf is onderbroken geweest door een opname van [eiser] van 8 april tot 11 mei op de afdeling Klinische Intensieve Zorg (hierna: KIZ) van de GGZ te Hoogeveen. In 2010 beschikte [eiser] niet over een PGB.
2.5 Bij factuur van 2 maart 2010 heeft [gedaagde] een bedrag van € 7.000,00 bij [eiser] in rekening gebracht voor verleende zorg gedurende de maanden november en december 2008 à € 3.500,00 per maand. Bij factuur van 24 mei 2010 heeft [gedaagde] een bedrag van
€ 7.000,00 bij [eiser] in rekening gebracht voor verleende zorg gedurende de maanden november en december 2009 à € 3.500,00 per maand. Op 5 augustus 2010 heeft [eiser] een bedrag van € 5.200,00 aan [gedaagde] betaald. Een bedrag van € 1.800,00 heeft [eiser] achtergehouden.
2.6 Bij brief van 20 september 2010 stuurt [gedaagde] een brief aan [eiser] met het origineel van een contract. De brief vermeldt, voor zover hier van belang:
"Hallo [eiser],
Om verdere problemen met het zorgkantoor te voorkomen moeten we een geldig contract kunnen overleggen.
Het originele contract zit hierbij en waar ik het gele stikkertje geplakt heb moet [eiser] ondertekenen.
(…)
Behalve wat gemopper kan het zorgkantoor niks aanmerken omdat het papierwerk dan klopt. Het moet het zorgkantoor natuurlijk niet duidelijk worden dat we dit contract nu alsnog geregeld hebben!!
(…)"
2.7 Het zorgkantoor Zorg en Zekerheid heeft met ingang van 4 augustus 2010 een onderzoek ingesteld naar het PGB van [eiser] en de administratieve afhandeling door [gedaagde]. Bij brief van 19 mei 2011 bericht Zorg en Zekerheid aan [gedaagde]:
"(…)
Onze onderzoeksbevindingen kunnen als volgt worden samengevat.
• U heeft geprobeerd € 7.000,- voor rekening van het zorgkantoor te brengen door de zorgperiode in overleg met de heer [eiser] op papier te verleggen naar een periode waarin u geen zorg heeft geleverd, maar waarin de heer [eiser] wel een indicatie had. Wij zien dit als een poging tot oplichting.
• U heeft in 2010 een overeenkomst opgesteld met als ingangs- en ondertekeningsdatum
1 november 2008. Dit om als bewijs te dienen dat u in november en december 2008 wél zorg zou hebben verleend aan de heer [eiser].
(…)"
3. De vordering en het verweer, samengevat en zakelijk weergegeven
3.1 [eiser] vordert de veroordeling van [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 5.200,00, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, alsmede de betaling van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 260,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van € 5.200,00 vanaf 3 november 2011, althans vanaf de datum van de dagvaarding, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. [eiser] beroept zich op de vaststaande feiten en stelt daartoe nog het navolgende. Toen [eiser] zich eind maart 2010 weer meldde bij [gedaagde], was [gedaagde] inmiddels gebleken dat van het PGB over 2009 nog € 7.000,00 resteerde. Teneinde dit bedrag te incasseren, heeft [gedaagde] aan [eiser] voorgesteld het te doen voorkomen dat ook in 2008 zorg was verleend. Zodoende is de factuur van 2 maart 2010 verstuurd. In de periode november en december 2008 is [eiser] echter niet op de zorgboerderij van [gedaagde] geweest. Na pressie van [gedaagde] heeft [eiser] een bedrag van € 5.200,00 betaald. Hij heeft dus een niet-overeengekomen bedrag betaald voor een periode waarin geen zorg is verleend. [eiser] vordert dit bedrag als onverschuldigd betaald terug. Daarbij komt dat [eiser] over 2010 na aanvraag geen PGB toegekend heeft gekregen en de zorgovereenkomst op die grond was geëindigd. Er was dus geen rechtsgrond voor de betaling. In ieder geval is [eiser] geen betaling verschuldigd over de periode dat hij op de afdeling KIZ verbleef, zodat hij hooguit
€ 1.775,25 verschuldigd is. Inmiddels heeft het Zorgkantoor van [eiser] het volledige restant over 2009 van € 7.000,00 terug gevorderd.
3.2 [gedaagde] heeft verweer gevoerd met als conclusie dat de vordering dient te worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. [gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aan [eiser] is zorg verleend van 24 maart 2010 tot
18 mei 2010. Ook in de periode van 8 april tot 11 mei, toen [eiser] op de afdeling KIZ verbleef, heeft [gedaagde] zorg verleend. Op 18 mei 2010 is [eiser] weggegaan. Gelet op een opzegtermijn van één maand moet [eiser] ook de maand juni 2010 nog betalen. Over deze periode dient [eiser] aan [gedaagde] te betalen € 5.966,67 terwijl hij slechts € 5.200,00 heeft betaald. Tijdens de behandeling van [eiser] heeft zijn vriendin met [gedaagde] gebeld met de mededeling dat zij wegens het gebruiken van het PGB (voor de alcohol- en drugsverslaving) een tekort had in het PGB dat zij niet kon verantwoorden. Op instigatie van de vriendin heeft [gedaagde] de factuur van 2 maart 2010 van € 7.000,00 verstuurd, € 1.033,00 hoger dan verschuldigd was. Op deze factuur waren de juiste data vermeld. Pas daarna vernam [gedaagde] dat [eiser] over 2010 geen PGB had. Op verzoek van de vriendin heeft [gedaagde] toen de de factuur op november en december 2008 gesteld. Door deze gang van zaken is [gedaagde] door het Zorgkantoor opgenomen in het interne verwijzingsregister (IVR) en bij het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude aangemeld. Het Zorgkantor heeft € 5.200,00 van [eiser] terug gevorderd en pas daarna vordert [eiser] het bedrag van [gedaagde] terug. Het bedrag is echter niet onverschuldigd betaald. De zorg is verleend op grond van de zorg- overeenkomst voor onbepaalde tijd van januari 2009, dan wel een nieuwe mondelinge overeenkomst in maart 2010. De duur van de overeenkomst is gelijk aan de feitelijke duur van het verblijf plus één maand opzegtermijn. Dat [eiser] voor 2010 geen geldig PGB heeft, komt voor zijn risico.
4. De kantonrechter overweegt als volgt. De zorgovereenkomst is tot stand gekomen tussen [eiser] en de Stichting Zorgboerderijen Drenthe, niet zijnde [gedaagde]. [eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] zich zodanig heeft gedragen dat hij ervan uitgaat dat de zorgovereenkomst tussen hem en [gedaagde], al dan niet langs de weg van vertegenwoordiging, tot stand is gekomen. Dat is door [gedaagde] niet betwist. [gedaagde] heeft in rechte jegens [eiser] ook een beroep gedaan op de zorgovereenkomst. De kantonrechter zal als uitgangspunt nemen dat partijen de zorgovereenkomst tussen hen van toepassing beschouwen.
5. Tussen partijen bestond een zorgovereenkomst voor onbepaalde duur. Kennelijk hebben partijen daaraan die invulling gegeven dat alleen voor het werkelijk verblijf moest worden betaald. Over 2009 zijn bijvoorbeeld alleen de maanden januari en februari betaald. Iets anders is gesteld noch gebleken. De zorgovereenkomst is doorgelopen.
Dat de zorgovereenkomst is opgezegd, is door [eiser] niet gesteld. [eiser] heeft wel gesteld dat de zorgovereenkomst is geëindigd wegens het ontbreken van een PGB over 2010. Deze stelling heeft [eiser] echter onvoldoende onderbouwd. Blijkens de brief van 5 januari 2012 van [X] (productie 8) heeft [eiser] over 2010 een PGB aangevraagd maar is deze aanvraag teruggestuurd omdat deze niet volledig was. Dat het Zorgkantoor heeft beslist, zoals de zorgovereenkomst als voorwaarde stelt, dat [eiser] geen recht meer had op een PGB is hiermee niet gebleken. Daarmee is de zorgovereenkomst niet van rechtswege geëindigd.
6. Tussen partijen staat vast dat [eiser] in het voorjaar van 2010 contact heeft opgenomen met [gedaagde] voor een nieuw verblijf op de zorgboerderij. Dit verblijf is volgens afspraak tussen partijen gerealiseerd en de zorg is door [gedaagde] verleend, met dien verstande dat partijen van mening verschillen over de duur. Hiermee hebben partijen naar het oordeel van de kantonrechter uitvoering gegeven aan hun zorgovereenkomst. [eiser] heeft niet gesteld dat de nadere overeenkomst is aangegaan onder de opschortende voorwaarde van een PGB over 2010. Naar het oordeel van de kantonrechter valt deze afspraak onder de tussen partijen bestaande zorgovereenkomst en wordt het verblijf vanaf maart 2010 geacht te zijn aangegaan onder de voorwaarden van hun zorgovereenkomst.
7. [eiser] heeft deze overeenkomst niet (voor zoveel vereist) buitengerechtelijk vernietigd en evenmin in deze procedure vernietiging van deze overeenkomst gevorderd. Dat de overeenkomst nietig zou zijn is gesteld noch gebleken. Weliswaar is op frauduleuze gronden getracht het Zorgkantoor deze kosten te laten betalen, maar dat maakt de overeenkomst zelf niet nietig.
8. Dat [eiser] voor deze zorg moest betalen, volgt uit de zorgovereenkomst. Dat [eiser] daar zelf ook vanuit is gegaan, blijkt uit het feit dat hij niet heeft geprotesteerd tegen de factuur van 2 maart 2010. Althans, dat is niet gesteld of gebleken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de betaling van [eiser] van € 5.200,00 is gebaseerd op een overeenkomst tussen partijen en dus een rechtsgrond had.
9. [eiser] stelt dat hij heeft betaald voor zorg die niet is verleend, te weten in november / december 2008 dan wel 2009. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. Beide partijen zijn op de hoogte geweest van het frauduleuze karakter van de facturen van 2 maart en 24 mei 2010. Ook heeft [eiser] meegewerkt aan de ondertekening van een zorgovereenkomst per
1 november 2008. Van wie het initiatief is uitgegaan acht de kantonrechter daarbij niet van belang. [eiser] heeft inderdaad niet betaald voor zorg verleend in november / december 2008, maar wel voor zorg verleend in de periode tussen 24 maart en 18 mei 2010.
10. [eiser] heeft nog gesteld dat hij in de bewuste periode niet in staat was zijn belangen voldoende te behartigen, maar hij verbindt daaraan in deze procedure geen conclusie of vordering. De kantonrechter laat deze stelling daarom verder onbesproken.
11. Partijen verschillen van mening over de ingangsdatum; volgens [eiser] was deze
29 maart, volgens [gedaagde] 24 maart. [eiser] baseert zich op een uidraai uit het informatie-systeem (bijlage bij productie 8) maar dat acht de kantonrechter niet doorslaggevend. Het verslag van 29 maart 2010 vermeldt dat [eiser] is opgenomen in de zorgboerderij; per welke datum vermeldt het verslag niet. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij [eiser] op
24 maart 2010 van de trein heeft opgehaald. Dit is niet voldoende gemotiveerd weersproken door [eiser], zodat de kantonrechter hiervan uitgaat. Ook over de beëindigingsdatum van het verblijf zijn partijen het niet eens. De kantonrechter zal uitgaan van de door [gedaagde] genoemde datum 18 mei 2010, wat iets gunstiger is voor [eiser].
12. De kantonrechter is met [gedaagde] van oordeel dat [eiser] ook over de periode 8 april tot 11 mei 2010 moet betalen. Tussen partijen staat vast de [gedaagde] in die periode enkele malen bij [eiser] op bezoek is geweest of hem heeft bijgestaan, waaruit blijkt dat de zorg-overeenkomst is doorgelopen. Verder heeft [gedaagde] onweersproken aangevoerd dat zij in deze periode een plaats voor [eiser] vrij heeft gehouden.
13. [eiser] hoeft niet te betalen over de opzegtermijn. De zorgovereenkomst is ook niet opgezegd (net zomin als in 2009). Zoals de kantonrechter hierboven heeft overwogen, hebben partijen die invulling gegeven dat alleen voor het werkelijk verblijf moest worden betaald. Over 2009 zijn bijvoorbeeld alleen de maanden januari en februari betaald. [eiser] hoeft dus alleen over de periode tussen 24 maart en 18 mei 2010 te betalen.
14. Uitgaande van een afgesproken bedrag van € 2000,00 per maand leidt dit tot de volgende opstelling:
24 maart tot en met 31 maart 2010 € 466,67
1 april tot en met 30 april 2010 € 2.000,00
1 mei tot en met 18 mei 2010 € 1.161,29 +
€ 3.627,96
Dat betekent dat [eiser] € 5.200,00 - € 3.627,96 = € 1.572,04 te veel en dus onverschuldigd heeft betaald. Tot dit bedrag zal de kantonrechter de vordering toewijzen.
15. Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd zodat de kantonrechter deze zal toewijzen.
16. Waar partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de kosten compenseren, zoals hierna in de beslissing is vermeld.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.572,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.572,04 vanaf 3 november 2011 tot aan de dag van volledige betaling, alsmede tot betaling van € 260,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis;
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten dient te dragen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2012.
typ/conc: 220 / GJJS
coll: