ECLI:NL:RBASS:2012:BX8723

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343934 - CV EXPL 12-2158
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor boete wegens verlopen APK-keuring bij leaseovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter G.J.J. Smits, gaat het om een geschil tussen een leasemaatschappij en een lessee over de aansprakelijkheid voor een boete wegens het niet tijdig laten keuren van een leaseauto. De lessee had de auto naar de garage gebracht voor onderhoud en een APK-keuring, maar de leasemaatschappij verleende geen toestemming voor de keuring omdat de leasetermijn bijna verstreken was. De lessee ontving later een factuur voor een CJIB-boete omdat de APK was verlopen. De kantonrechter oordeelt dat de boete niet aan de lessee kan worden toegerekend, omdat de lessee er vanuit mocht gaan dat de auto goedgekeurd was voor de APK, aangezien er geen duidelijke communicatie was over het niet keuren van de auto. De kantonrechter wijst de vordering van de leasemaatschappij af en stelt dat de boete voor rekening van de leasemaatschappij blijft.

De procedure begon met een dagvaarding op 4 april 2012, gevolgd door een conclusie van antwoord en nadere toelichtingen van beide partijen. De kantonrechter heeft de feiten vastgesteld, waaronder de leaseovereenkomst en de omstandigheden rondom de inlevering van de auto. De lessee voerde aan dat hij niet op de hoogte was van het verlopen van de APK en dat hij recht had op terugbetaling van een bedrag van € 957,09. De kantonrechter concludeert dat de lessee niet aansprakelijk is voor de boete en dat de leasemaatschappij de kosten van de procedure moet dragen. De uitspraak werd gedaan op 11 september 2012.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 343934 \ CV EXPL 12-2158
Vonnis van de kantonrechter van 11 september 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap [eiser],
hierna te noemen: [eiser],
gevestigd te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 april 2012 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de nadere toelichtingen van partijen bij conclusies van repliek en dupliek,
- de akte nadere toelichting van de zijde van [eiser].
1.2 Ten slotte is de datum voor het vonnis nader vastgesteld op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1 De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.2 Tussen [eiser] als lessor en [gedaagde] als lessee is een leaseovereenkomst gesloten met betrekking tot een bedrijfswagen van het merk Renault, type Traffic 1.9 DCI met kenteken [kenteken]. Als einddatum vermeldt het leasecontract 9 augustus 2011.
2.3 Op de overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Bepalingen operationele lease en afgeleide vormen inzake personen- en bestelauto's.
Artikel 15 van deze voorwaarden luidt, voor zover hier van belang:
"Voor zover niet door de verzekering zoals bedoeld in artikelen 10 en 11 van deze Algemene Bepalingen gedekt, is lessee aansprakelijk voor en vrijwaart zij lessor volledig ter zake van:
(…)
- alle door lessor geleden schade en gemaakte kosten, opgelegde boetes en dergelijke,
(…)".
Artikel 18.1 van deze voorwaarden luidt, voor zover hier van belang:
"Lessee is verplicht de auto in te leveren:
- aan het einde van de leaseperiode;
(…)".
Artikel 18.6 van deze voorwaarden luidt, voor zover hier van belang:
"Bij niet-tijdige inlevering van de auto duren de verplichtingen van lessee, waaronder die tot betaling van de leaseprijs, voort.
(…)".
2.4 Omstreeks 20 juli 2011 heeft [gedaagde] de auto bij de dealer [X] te [woonplaats] ingeleverd voor onderhoud en een APK-keuring. [gedaagde] is vervolgens tot 15 augustus 2011 afwezig geweest wegens vakantie. [eiser] heeft aan [X] geen toestemming verleend voor de te verrichten werkzaamheden omdat het leasecontract op 9 augustus 2011 eindigde. De auto is door [X] bij [gedaagde] afgeleverd tijdens diens vakantie. Over de al dan niet verrichte werkzaamheden heeft [X] een briefje in de auto achtergelaten.
2.5 [gedaagde] is de auto blijven gebruiken, althans hij heeft deze onder zich gehad, tot eind november 2011. Op 30 november 2011 is de auto ingeleverd bij [eiser].
2.6 Door middel van automatisch incasso heeft [eiser] geïncasseerd de leasetermijnen over de maanden augustus, september en oktober 2011. [eiser] heeft aan [gedaagde] nog gefactureerd de leasetermijn over november, een kilometerafrekening, een waardevermindering wegens aangebracht belettering, een eigen risico wegens schade aan de auto en een boetebedrag wegens het niet tijdig laten doen van de APK-keuring. [gedaagde] is door de gemachtigde van [eiser] aangemaand en gesommeerd het gevorderde te voldoen. Partijen hebben over de zaak gecorrespondeerd. Tot enige betaling van [gedaagde] heeft dit niet geleid.
3. De vordering en het verweer, samengevat en zakelijk weergegeven
3.1 [eiser] vordert de veroordeling van [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 1.392,55, te vermeerderen met de contractuele rente over € 1.176,96 vanaf 23 maart 2012, althans de wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling. Tevens vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde. [eiser] beroept zich voor haar vordering op de vaststaande feiten en stelt daartoe nog het volgende. Hoewel het contract op 9 augustus 2011 eindigde, heeft [gedaagde] de auto pas op 30 november 2011 ingeleverd. Op grond van art. 18.1 diende [gedaagde] de auto zelf in te leveren. Hij dient aldus tot 30 november 2011 te leasetermijnen te betalen. [eiser] heeft schade geleden doordat op de auto nog belettering van [gedaagde] aanwezig was en er schade aan de auto was aan de achterzijde. Wegens te veel gereden kilometers dient [gedaagde] deze nog af te rekenen. Tot slot is [gedaagde] de auto blijven gebruiken terwijl de auto niet APK gekeurd was, wat [gedaagde] wist of in ieder geval behoorde te weten.
3.2 [gedaagde] heeft verweer gevoerd met als slotsom afwijzing van de vordering. Hij vindt dat hij nog € 957,09 van [eiser] tegoed heeft. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is op zich juist dat hij de auto voor onderhoud en een APK-keuring naar de dealer [X] te [woonplaats] heeft gebracht. Terug van vakantie vond hij een memobriefje in de auto waarop alleen stond dat de bus niet gerepareerd was; er stond dus niets over een keuring of einde van het contract. [gedaagde] wist dus niet dat de auto niet voor de APK gekeurd was. [gedaagde] kreeg op
6 oktober 2011 een bekeuring omdat de auto niet gekeurd was; hij is het daarmee niet eens. De afrekening van de kilometers en de vergoeding voor het verwijderen van de belettering zijn wat [gedaagde] betreft akkoord. De hoogte van de schade wegens krasjes acht [gedaagde] vergezocht. Vanwege een bedrijfsongeval kon [gedaagde] vanaf 26 augustus 2011 geen auto meer rijden. Hij kon daarom de auto niet zelf inleveren bij [eiser]. Dat heeft hij op
19 oktober 2011laten weten aan [eiser], die de auto vóór 1 november 2011 zou ophalen, maar dat is pas eind november gebeurd. [gedaagde] vindt dat hij drie leasetermijnen van totaal € 1.473,27 te veel heeft betaald. Wanneer daarvan de facturen 10617889 en 10617890 worden afgetrokken, heeft [gedaagde] recht op terugbetaling van € 957,09.
De beoordeling
4. De kantonrechter zal eerst de gevorderde leasetermijn over november 2011 beoordelen. Uitgangspunt is uiteraard het contract tussen partijen en de daarbij horende Algemene Voorwaarden. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn. Dat betekent dat [gedaagde] wist, of in ieder geval kon of behoorde te weten dat het contract op 9 augustus 2011 eindigde. Tevens blijkt uit de art. 18.1 van de Algemene Voorwaarden dat [gedaagde] de auto uiterlijk 9 augustus 2011 moest inleveren. Dat [eiser] [gedaagde] daarop niet zou hebben gewezen, doet hieraan niet af. [gedaagde] kon dat zelf weten en uit het contract volgt niet dat [eiser] verplicht was [gedaagde] daarop te wijzen.
5. Op grond van art. 18.6 van de Algemene Voorwaarden moet [gedaagde] de leasetermijnen blijven doorbetalen wanneer hij de auto niet op tijd inlevert. Dat de auto pas op 30 november 2011 is ingeleverd, staat tussen partijen vast. [gedaagde] heeft onder meer als verweer gevoerd dat [eiser] de auto zou komen ophalen, maar [eiser] heeft dit tegen gesproken. Deze door [gedaagde] aangevoerde afspraak blijkt niet uit de stukken in het dossier en [gedaagde] heeft geen bewijs van deze afspraak aangeboden. Dat betekent dat de kantonrechter dit verweer van [gedaagde] verwerpt.
6. De conclusie is dat [gedaagde] de leasetermijn over november 2011 verschuldigd is. Of [gedaagde] de auto al dan niet tot eind november 2011 daadwerkelijk is blijven gebruiken, is daarbij niet van belang.
7. Tegen de facturen 10617889 en 10617890 met betrekking tot de kilometerverrekening, de schade wegens de aangebrachte belettering en de schade aan de achterzijde heeft [gedaagde] geen gemotiveerd verweer gevoerd, zodat deze vorderingen van [eiser] toewijsbaar zijn.
8. Met betrekking tot de boete wegens het verlopen van de APK-keuring overweegt de
kantonrechter als volgt. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de auto naar de dealer [X] te [woonplaats] heeft gebracht voor onderhoud en een APK-keuring. Partijen zijn het erover eens dat de dealer [X], toen zij de auto bij [gedaagde] terugbracht, een briefje voor [gedaagde] heeft achtergelaten in de auto. Wat er exact op dat briefje heeft gestaan, daarover verschillen partijen van mening. Volgens [gedaagde] stond erop geschreven dat de "de bus' niet gerepareerd was; volgens [eiser] dat er geen werkzaamheden aan waren verricht. Wat hiervan ook zij, uit de stellingen van [eiser] volgt dat op dat briefje niet met zoveel woorden was vermeld dat er geen APK-keuring had plaatsgevonden. De kantonrechter merkt op, dat de gebruikelijke gang van zaken bij een APK-keuring is dat de eigenaar of gebruiker een mededeling krijgt als de auto niet voor de APK is goedgekeurd. Dit is ook logisch omdat men met die auto na verloop van de APK-geldigheidsduur niet meer op de openbare weg mag rijden. Als de auto wel is goedgekeurd voor de APK, komt daarvan geen aparte mededeling. Gelet hierop mocht [gedaagde] er naar het oordeel van de kantonrechter van uitgaan dat de auto APK was goedgekeurd, nu het tegendeel niet was meegedeeld. Daarbij speelt mee, dat de APK-geldigheidsduur kennelijk tot 2 augustus 2011 liep maar [gedaagde] recht had op gebruik van de auto tot in ieder geval 9 augustus 2011. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat [gedaagde] telefonisch ervan op de hoogte is gesteld dat de auto op 2 augustus 2011 moest worden ingeleverd, maar dit is door [gedaagde] gemotiveerd tegengesproken. [eiser] heeft haar stelling niet onderbouwd en geen voldoende gespecificeerd bewijs aangeboden. Ook de stelling dat de dealer [X] omstreeks 26 augustus 2011 nog zou hebben laten weten dat de auto tot 2 augustus 2011 "rijklaar" zou zijn gemaakt, maakt dit niet anders. Deze term is voor meerdere uitleg vatbaar. Zonder nadere toelichting, die [eiser] echter niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat [gedaagde] daaruit had moeten begrijpen dat de auto niet voor de APK gekeurd was. Verder heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] herinneringen voor de APK-keuring toegestuurd heeft gekregen. Deze stelling is echter pas bij Akte nadere toelichting voor het eerst naar voren gebracht en [gedaagde] heeft daar niet meer op kunnen reageren. De kantonrechter is van oordeel dat deze stelling te laat is gedaan en verwerpt daarom ook deze stelling. De slotsom van het voorgaande is dat de boete naar het oordeel van de kantonrechter niet aan [gedaagde] toegerekend kan worden. Deze komt voor risico en rekening van [eiser]. De vordering op dit punt zal de kantonrechter afwijzen.
9. Uit de stukken in het dossier is de kantonrechter gebleken dat de gemachtigde van [eiser] meer buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft gedaan dan het versturen van een enkele, eventueel herhaalde standaardsommatie. In punt 8 van de dagvaarding heeft [eiser] een bedrag van € 1.500,00 genoemd. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit een kennelijke schrijffout is; bedoeld zal zijn € 150,00. Dit bedrag is conform het rapport Voorwerk II en dit zal de kantonrechter toewijzen.
10. Ook de gevorderde contractuele rente komt voor toewijzing in aanmerking nu deze niet is weersproken en het percentage blijkt uit de overgelegde Algemene Voorwaarden.
11. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] geen geld van [eiser] tegoed heeft. Ten overvloede dan ook, merkt de kantonrechter nog op dat deze vordering van [gedaagde] dadelijk bij zijn antwoord had moeten worden ingediend. De vordering is dus te laat ingediend.
12. Waar [gedaagde] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de kosten van de procedure zoals hierna in de beslissing is vermeld. Gelet op het toegewezen bedrag, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, stelt de kantonrechter het salaris op
€ 100,00 per punt.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.222,86 te vermeerderen met de contractuele rente over € 1.007,27 vanaf 23 maart 2012 tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 83,17 aan dagvaardingskosten, € 437,00 aan vast recht en € 250,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2012.
typ/conc: 220 / GJJS
coll: