ECLI:NL:RBASS:2012:BX6379

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810442-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bankoverval en bedrijfsinbraak met DNA-bewijs en vormverzuim

Op 4 september 2012 deed de Rechtbank Assen uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een bankoverval in De Wijk op 8 oktober 2008 en een bedrijfsinbraak in Nijehaske op 3 november 2005. De verdachte werd bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats. De officier van justitie, mr. B.D. van der Burg, achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, onder andere op basis van DNA-onderzoek dat een match vertoonde met sporen van de bankoverval en de bedrijfsinbraak. De rechtbank oordeelde echter dat het bevel tot afname van celmateriaal bij de verdachte onrechtmatig was, omdat er ten tijde van het bevel geen ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden. Dit leidde tot een onherstelbaar vormverzuim, waardoor de uitkomsten van het DNA-onderzoek voor het bewijs uitgesloten moesten worden.

De rechtbank concludeerde dat, zonder het DNA-bewijs, er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen, waardoor zij hun schadevergoeding enkel bij de burgerlijke rechter konden indienen. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van verdachten en de noodzaak van een zorgvuldige procedure bij het afnemen van DNA.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de rechtsregels en de beginselen van een eerlijk proces in acht namen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte tot aan een onherroepelijke bewezenverklaring als onschuldig moet worden beschouwd, wat in deze zaak leidde tot de vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810442-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 04 september 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1972,
wonende [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft inhoudelijk plaatsgehad op 21 augustus 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 08 oktober 2008 te De Wijk, gemeente De Wolden, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van die bank,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een nylonkous over het hoofd, althans vermomd die bank is/zijn binnengegaan/geklommen en/of
- (vervolgens) een vuurwapen tegen het hoofd van (een) medewerker(s) van die bank te plaatsen en/of een vuurwapen op die medewerker(s) heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- (daarbij) die medewerker(s) dreigend heeft/hebben toegevoegd: "niet de grote jongen uithangen, want ik schiet" en/of "geen geintjes, anders schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die medewerker(s) een fles met benzine, althans met een brandbare vloeistof heeft/hebben voorgehouden en/of daarbij heeft/hebben geroepen: "als je geen geld geeft, dan gooi ik de vloeistof over je heen en steek ik je in brand", althans woorden van gelijke dreigende aanr of strekking en/of
- die medewerker(s) te boeien en/of vast te binden/te tapen en/of
- die medewerkers te slaan en/of te trappen en/of op andere wijze fysiek gewelddadig tegen die medewerker(s) te zijn;
Art 310 Wetboek van Strafrecht
Art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 03 november 2005 te Nijehaske, gemeente Skarsterlân,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan/nabij
het [straatnaam] heeft weggenomen computerapparatuur, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
Art 310 Wetboek van Strafrecht
Art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat "verdachte en/of zijn mededader(s)" lezen alsof daar staat "verdachte en/of zijn medeverdachte(n)". De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren;
* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], groot
€ 275,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1],
groot € 30.919,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverwegingen
De officier van justitie is van oordeel dat de tenlastgelegde feiten kunnen worden bewezen, op basis van de matches van de uitkomst het DNA-onderzoek - na rechtmatig bevolen afname van celmateriaal bij verdachte- met het DNA op de aangetroffen muts bij de bankoverval te De Wijk (feit 1) en het bij de bedrijfsinbraak te Nijehaske (feit 2) aangetroffen bloed. Een en ander in samenhang met de belastende verklaringen van getuige [getuige], de omgang van verdachte met medeverdachte [medeverdachte] (en het aantreffen van DNA van laatstgenoemde te de Wijk) en de eerdere veroordelingen van beiden terzake van een overval op een geldinstelling.
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de uitkomsten van het DNA-onderzoek van het celmateriaal van verdachte niet voor het bewijs mogen worden meegenomen. Ten tijde van het bevel door de officier van justitie op grond van artikel 151 (de rechtbank verstaat: artikel 151b) van het Wetboek van Strafvordering bestonden er namelijk geen ernstige bezwaren tegen verdachte. Het overige tegen verdachte aanwezige bewijs ten aanzien van feit 1, betreft een verklaring van getuige [getuige], die verdachte denkt te herkennen van een foto en verschillende signalementen van de bankovervallers gegeven door slachtoffers. Ten aanzien van feit 2 ontbreekt, na het wegvallen van de DNA-match, verder bewijs.
De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van het aanwezige bewijs.
Op 8 oktober 2010 is na een overval op [benadeelde 1] te De Wijk (feit 1) in de nabijheid van de bank een muts aangetroffen. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering van de muts hoort bij een onbekende man en matcht met het DNA-profiel van de sporen in DNA-profielcluster 6091.
In deze cluster bevinden zich biologische sporen van de volgende twee zaken:
- een bedrijfsinbraak in Nijehaske in november 2005 (feit 2). Uit dit biologisch spoor werd een DNA-profiel verkregen van een onbekende man.
- een bedrijfsinbraak in 's Hertogenbosch in 2006. Bij deze inbraak waren drie verdachten betrokken, waarvan er één werd aangehouden, genaamd [betrokkene]. Uit dit celmateriaal werd een DNA-profiel van een onbekende man verkregen dat matchte met de genoemde bedrijfsinbraak in Nijehaske.
Uit onderzoek bleek dat [betrokkene] voornoemd in 2006 omging met onder andere verdachte.
Op 27 oktober 2009 werd CIE-informatie ontvangen, dat verdachte één van de daders van de bankoverval in De Wijk bij Meppel was; hij zou zijn herkend naar aanleiding van de beelden die zijn getoond in het programma Opsporing Verzocht.
Op 18 januari 2010 werd er van verdachte, na een bevel van de officier van justitie op grond van artikel 151b van het Wetboek van Strafvordering, celmateriaal afgenomen ten behoeve van het DNA-onderzoek. Uit dit celmateriaal van verdachte bleek na onderzoek een DNA-profiel te matchen met het DNA-profiel van het celmateriaal dat is aangetroffen bij de bankoverval in De Wijk en bij de beide bovengenoemde bedrijfsinbraken.
De rechtbank dient -naar aanleiding van het desbetreffende verweer- te onderzoeken of ten tijde van het op de voet van artikel 151b van het Wetboek van Strafvordering gegeven bevel sprake was van ernstige bezwaren tegen verdachte (NJ 2006, 623). Een redelijk vermoeden van schuld is in casu onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat er op basis van voornoemde feiten en omstandigheden geen ernstige bezwaren bestonden dat verdachte het strafbare feit (feit 1) zou hebben begaan. Er was slechts sprake van CIE-informatie inhoudend dat iemand, onbekend wie, verdachte zou hebben herkend van de beelden die zijn vertoond in Opsporing Verzocht, terwijl van deze CIE-infomatie wordt gezegd dat over de betrouwbaarheid geen oordeel kan worden gegeven. De link met genoemde [betrokkene] is zodanig vaag dat ook dit niet maakt dat er sprake is van ernstige bezwaren. Het bevel tot celmateriaalafname bij verdachte is derhalve onrechtmatig gegeven. Er is derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Gedwongen afname van celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek maakt een verregaande inbreuk op de persoonlijke integriteit van een verdachte en is daarom slechts toegestaan als er sprake is van ernstige bezwaren. Door tot een dergelijke afname over te gaan zonder aan deze eis te voldoen is er sprake van een zodanige ernstige schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift dat de uitkomsten van dit DNA-onderzoek voor het bewijs uitgesloten dienen te worden. De rechtbank is van oordeel dat bij de uitsluiting van de uitkomsten van bedoeld DNA-onderzoek er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om tot bewezenverklaring van de feiten te kunnen komen. Verdachte dient dan ook van het onder 1 en 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. J.G. de Bock, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 september 2012.
Parketnummer: 19.810442-10
Uitspraak d.d.: 04 september 2012 5
vonnis