ECLI:NL:RBASS:2012:BX5132

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830045-12
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van seksuele dwang en geweld door werkbegeleider

In de zaak voor de Rechtbank Assen, met parketnummer 19.830045-12, heeft de rechtbank op 21 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksuele dwang en geweld jegens een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen die zouden zijn verricht tussen 1 juni 2009 en 30 augustus 2010, waarbij de verdachte gebruik zou hebben gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht als werkbegeleider van het slachtoffer. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde, namelijk het uitoefenen van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is gebleken dat de verdachte op de hoogte was van de geestelijke toestand van het slachtoffer, die leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank concludeerde dat de ernst van de stoornis niet zodanig was dat de verdachte daarmee bekend moest zijn. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van dwang zoals bedoeld in de wet.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde en oordeelde ook dat het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kon worden. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was D. Witvoet. De verdachte was aanwezig op de zitting, maar verliet deze na een onderbreking, waarbij zijn raadsvrouw de verdediging voortzette.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830045-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 21 augustus 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1959,
wonende [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 07 augustus 2012.
De verdachte is verschenen op de terechtzitting doch is na een onderbreking van de zitting niet in de gehoorzaal teruggekeerd. Verdachte heeft zijn raadsvrouw mr. Y. Kikkert, advocaat te Assen, uitdrukkelijk gemachtigd om namens hem de verdere verdediging te voeren.
Tenlastelegging
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 augustus 2010 te Assen, althans in Nederland, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- de penis van die [slachtoffer] betast en/of
- de anus van die [slachtoffer] betast en/of
- de penis van die [slachtoffer] in de mond genomen en/of
- die [slachtoffer] heeft afgetrokken en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat
- verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door hem gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- bij die [slachtoffer] de angst/indruk heeft doen ontstaan dat verdachte boos zou worden als die [slachtoffer] niet deed wat verdachte van hem verlangde en/of
- bij die [slachtoffer] de angst/indruk heeft doen ontstaan dat die [slachtoffer] ontslagen zou worden als hij niet deed wat verdachte van hem verlangde en/of
- voortdurend op die [slachtoffer] heeft ingepraat en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn status als (veel oudere) coach/werkbegeleider van die [slachtoffer]
en/of (telkens) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 augustus 2010, te Assen, althans in de gemeente Assen, althans in Nederland, (telkens) met [slachtoffer], handelingen heeft verricht die (telkens) bestonden en/of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte (telkens)
- zijn, verdachte's penis in de mond van de [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- de penis van die [slachtoffer] betast en/of
- de anus van die [slachtoffer] betast en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachte's mond genomen en/of
- die [slachtoffer] afgetrokken,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvoldoende in staat was zijn wil te bepalen of kenbaar te maken aangaande en/of weerstand te bieden tegen de bovengenoemde handelingen;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering met ambulante diagnose en behandeling bij de AFPN;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 3000 euro met niet ontvankelijkverklaring voor het overige deel van de vordering.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bespreking van het tenlastegelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De dwang die verdachte heeft uitgeoefend is in de tenlastelegging uitgewerkt in een aantal feitelijkheden. Daarvan acht de officier bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht op het slachtoffer waar ook onder valt het voortdurend inpraten op het slachtoffer en voorts heeft verdachte gebruik gemaakt van zijn status als werkbegeleider. Van de op de dwang betrekking hebbende feitelijkheden acht de officier de gedachtestreepjes drie en vier niet bewezen.
Verdachte was op de hoogte van het feit dat het slachtoffer een [soort]-indicatie had en dat het slachtoffer een kwetsbaar en makkelijk beïnvloedbare persoon was. Verdachte had dat in ieder geval moeten weten omdat het slachtoffer bang was dat hij werd ontslagen als hij niet deed wat verdachte van hem wilde. Het slachtoffer verkeerde in die zin in een afhankelijke positie.
De officier acht daarmee bewezen dat bedoelde dwang was gericht op de in de tenlastelegging opgenomen seksuele gedragingen.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel voor het primair als het subsidiair tenlastegelegde vrijspraak dient te volgen.
Naar het oordeel van de raadsvrouw is van belang om in geval van dwang vast te stellen of het slachtoffer zich heeft verzet met betrekking tot hetgeen verdachte van hem wilde.
Uit het dossier komt naar voren dat het slachtoffer ook wel "nee" heeft gezegd op momenten dat verdachte iets van het slachtoffer wilde. Verdachte respecteerde dat vervolgens. Verdachte sprak dan met het slachtoffer en als het slachtoffer instemde vonden er wel seksuele handelingen plaats.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde periode niet op de hoogte was van het feit dat het slachtoffer een [soort]-indicatie had. Verdachte is in het geheel niet geïnformeerd omtrent de geestesgesteldheid van het slachtoffer op het moment dat het slachtoffer aan verdachte werd toegewezen. Verdachte was dan ook niet op de hoogte dat het slachtoffer geen "nee" durfde te zeggen. Daar komt bij dat het slachtoffer in de werksituatie ook wel eens "nee" zei als hij bepaalde werkzaamheden niet wilde verrichten.
De moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat het slachtoffer vaak achteraf pas beseft dat hij iets niet wilde. Ook acht de raadsvrouw in dit verband van belang dat het slachtoffer ook zelf wel het initiatief nam met betrekking tot seksuele handelingen. Hetgeen achteraf wellicht duidt op het feit dat hij verdachte te vriend wilde houden aangaande zijn werk.
Ook is pas achteraf de geestesgesteldheid van het slachtoffer duidelijk geworden voor verdachte. Verdachte wist wel dat er iets met het slachtoffer aan de hand was maar niet in die mate zoals dat uit de rapporten naar voren komt. Verdachte heeft nooit de indruk gehad dat het slachtoffer heeft laten blijken dat hij op seksueel gebied niets wilde.
Naar het oordeel van de raadsvrouw staat voldoende vast dat verdachte niet op de hoogte was van de beperkingen van het slachtoffer. Gelet op het feit dat verdachte ook wel weerwoord kreeg van het slachtoffer hoefde verdachte ook niet te weten dat het slachtoffer geen "nee" durfde te zeggen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor het aanwezig zijn van dwang in de zin van artikel 242 Sr moet er sprake zijn van
(bedreiging met) geweld of een andere "feitelijkheid" waardoor het slachtoffer gedwongen is seksuele handelingen te ondergaan. Psychische druk kan een zodanige feitelijkheid opleveren, doch echter alleen indien deze druk zodanig bedreigend is dat het slachtoffer geen weerstand kán bieden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de uit het dossier gebleken feitelijke omstandigheden, van een dergelijke druk geen sprake is geweest. Het feit dat verdachte de werkbegeleider was van aangever is daartoe onvoldoende. De rechtbank acht op grond hiervan het primair ten laste gelegde niet bewezen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet is gebleken
dat aan verdachte kenbaar was dat aangever aan een zodanige ziekelijke stoornis van zijn
geestvermogens leed dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen. De ernst van aangevers
stoornis is niet zodanig dat verdachte alleen op grond daarvan al geacht moet worden daarmee bekend te zijn. De rechtbank verwijst in dit verband voorts naar de door de psycholoog uitgebrachte rapportage in 2010 inzake aangevers psychische toestand waarin deze onder meer overweegt: "Aan de buitenkant is niet te zien dat [slachtoffer] beperkt is. Als je langer met hem in gesprek bent ontdek je wel het een en ander. Mensen hebben soms een verkeerd beeld van [slachtoffer] (overvragen/overschatten hem), dat geeft bij hem soms frustraties." De aanwezigheid van een [soort]-indicatie voor aangever acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een ziekelijke stoornis als bedoeld in artikel 243 Sr, nog daargelaten dat verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van een dergelijke indicatie. De rechtbank acht ook het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij [slachtoffer] zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. H.T. van Voorst en mr. E.C.M. Wolfert, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 augustus 2012, zijnde mr. Wolfert buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
Parketnummer: 19.830045-12
Uitspraak d.d.: 21 augustus 2012 4
vonnis