ECLI:NL:RBASS:2012:BX1641

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
331588 - CV EXPL 11-7814
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende nakoming van redelijkheid en billijkheid door Achmea in incassoprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Assen op 15 mei 2012, stond de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Achmea) tegenover een gedaagde partij die in persoon procedeerde. Achmea had een vordering ingesteld voor een bedrag van € 555,76, inclusief rente en incassokosten, maar de kantonrechter oordeelde dat Achmea niet had voldaan aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat er een schuldregeling liep via de GKB, waarbij Achmea op de hoogte was van een betaling die had plaatsgevonden. De kantonrechter merkte op dat Achmea had moeten begrijpen dat er geen sprake was van betalingsonwil, maar van onduidelijkheid over de schuld. De kantonrechter wees de gevorderde proceskostenveroordeling af, omdat Achmea niet had aangetoond dat het aanhangig maken van de procedure gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak. De kantonrechter oordeelde echter dat de gevorderde incassokosten wel toewijsbaar waren, en veroordeelde de gedaagde om aan Achmea te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in de verhouding tussen schuldeiser en schuldenaar, vooral in het kader van incassoprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 331588 \ CV EXPL 11-7814
vonnis van de kantonrechter van 15 mei 2012
in de zaak van
de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
hierna te noemen: Achmea,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: Bazuin & Partners,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Het verdere verloop van de procedure
Het tussenvonnis van 3 april 2012;
De, op 6 april 2012 gedateerde, uitlating van [gedaagde] van 17 april 2012;
De akte uitlating van Achmea van 17 april 2012.
De verdere beoordeling
1. Bij het tussenvonnis van 3 april 2012 heeft de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de producties 4 tot en met 9, alsmede Achmea opgedragen zich nader uit te laten over de inschakeling van Inkasso Unie en de deurwaarder.
2. Door [gedaagde] is niet (deugdelijk gemotiveerd) betwist dat de op 25 juni 2009 gefactureerde eigen bijdrage van € 155,00, alsmede de verschuldigde premies over augustus, september en november 2010, ten bedrage van in totaal € 289,53 tot op heden niet zijn betaald. De gevorderde hoofdsom ad € 444,50 is derhalve toewijsbaar. Omdat betaling is uitgebleven maakt Achmea tevens op goede grond aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente. Ook deze zal dan ook worden toegewezen.
3. Het verweer van [gedaagde] betreft de gevorderde vergoeding van incassokosten en de proceskosten. Daarover overweegt de kantonrechter als volgt.
4. Door Achmea is in haar akte -zakelijk weergegeven- gesteld dat zij in haar brief van 18 november 2010 aan de GKB houdende een opgave van haar vordering, heeft vermeld dat zij de invorderingsmaatregelen gedurende 4 maanden zou opschorten. Voorts heeft zij daarbij aan de GKB verzocht om haar op de hoogte te houden van het verloop van de schuldregeling. Omdat zij niets meer hoorde, heeft zij na het verstrijken van de 4 maanden de invorderingsmaatregelen opnieuw opgestart en betalingsherinneringen aan [gedaagde] verzonden. Daarop is niet gereageerd en ook heeft geen betaling plaatsgevonden. Gelet daarop is zij van mening dat zij haar vordering terecht vervolgens ter incasso uit handen heeft gegeven aan Inkasso Unie.
5. De kantonrechter is van oordeel dat Achmea daarmee wel een verklaring heeft gegeven voor het inschakelen van Inkasso Unie, echter niet voor het aanhangig maken van de onderhavige procedure. De vraag blijft immers waarom na ontvangst van het weliswaar te lage, maar relatief toch aanzienlijke bedrag groot € 1.219,78 op 24 augustus 2011 niet eerst bij de GKB aan de bel is getrokken, nu bekend was dat de GKB de schulden zou regelen en de GBK dat bedrag had betaald ter aflossing van de opgegeven schulden. Dit te meer nu, zoals ook reeds in het tussenvonnis van 3 april 2012 is overwogen, het aanhangig maken van een procedure in het onderhavige geval relatief veel extra kosten met zich brengt. De ingestelde vordering, inclusief rente en incassokosten, bedraagt € 555,76 en alleen al het verschuldigde griffierecht tezamen met de dagvaardingskosten bedraagt een vergelijkbaar bedrag, te weten € 523,81 (zijnde € 426,00 + € 97,81). Daar komt bij dat voor Achmea, gelet op de inschakeling van de GKB door [gedaagde] en de ontvangen betaling, redelijkerwijs duidelijk was dat geen sprake was van betalingsonwil, maar, integendeel, dat [gedaagde] haar best deed de verschuldigde bedragen te betalen. Voorts is door [gedaagde] gesteld en is door Achmea niet betwist, dat zij na ontvangst begin september 2011 van de brief van Inkasso Unie, telefonisch contact met Inkasso Unie heeft opgenomen en heeft gemeld niets van de gestelde schuld te begrijpen, omdat de GKB haar in augustus 2011 had geschreven dat alle schulden zouden zijn afgelost, alsmede dat zij contact met de GKB zou opnemen. Er bestond derhalve onduidelijkheid over de gestelde schuld. De kantonrechter is gelet daarop van oordeel dat Achmea, door tot dagvaarding over te gaan alvorens die onduidelijkheid op te heffen, niet heeft voldaan aan het vereiste dat schuldeiser en schuldenaar zich ten opzichte van elkaar dienen te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. De gevorderde proceskostenveroordeling zal dan ook niet worden toegewezen.
6. De gevorderde vergoeding van incassokosten acht de kantonrechter, gelet op de gegeven toelichting en overgelegde, gevoerde correspondentie, wel toewijsbaar.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Achmea te betalen € 555,76 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 444,50 vanaf 18 november 2011 tot aan de dag van volledige betaling;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.M.A.M. Kager en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2012.
typ/conc: 131ak
coll: