RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830053-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
J,
geboren te Smallingerland in 1991,
wonende te O,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Vrouwen Breda,
Kloosterlaan 172 te Breda.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 8 juni 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. zij op of omstreeks 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht op/aan een auto, staande aan/nabij de Boekweitveld (nr. 1), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid wasbenzine, althans een brandbare (vloei)stof, gegoten/gesprenkeld op de over die auto heen liggende beschermhoes en/of op een of meer onderde(e)l(en) van die auto en (vervolgens) die wasbenzine en/of dat/die beschermhoes/onderde(e)l(en) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig op/aan die auto aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer in die auto aanwezig(e) voorwerp(en) en/of voor een of meer op korte afstand van die auto staande woning(en) en/of voor de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2. zij op of omstreeks 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan een of meer afvalcontainer(s), staande tegen/bij een woning aan/nabij de Boekweitveld (nr. 59), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk die afvalcontainer(s) en/of de inhoud daarvan in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in/op/aan die afvalcontainer(s) aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die afvalcontainer(s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of een of meer andere (belendende) woning(en) en/of voor de inboedel van die woning(en) en/of voor een op korte afstand van die afvalcontainer(s) staande auto en/of voor de daarin aanwezige voorwerpen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
3. zij op of omstreeks 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht op/aan een caravan, staande aan/nabij de Boekweitveld (nr. 39), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid wasbenzine, althans een brandbare (vloei)stof, gegoten/gesprenkeld/gespoten op een of meer onderde(e)l(en) van die caravan en (vervolgens) die wasbenzine en/of dat/die onderde(e)l(en) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig op/aan die caravan aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die caravan geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die caravan staande woning(en) en/of voor de inboedel daarvan en/of voor een of meer op korte afstand van die caravan staande auto('s) en/of voor de daarin aanwezige voorwerpen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
5. zij op of omstreeks 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan een of meer afvalcontainer(s), staande tegen/bij een schuur van/bij een woning aan/nabij de Iemstukken (nr. 81), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk een stuk papier en/of die container(s) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in/op/aan die container(s) aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die container(s) geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of voor een belendende schuur en/of voor de in die schu(u)r(en) aanwezige inboedel en/of voor een of meer op korte afstand van die container(s) en/of die schuur staande woning(en) en/of voor de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat "verdachte en/of zijn mededader(s)" lezen alsof daar staat "verdachte en/of zijn medeverdachte(n)". De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. W. Huizing acht de tenlastegelegde feiten onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert voor deze feiten een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering en dat het toezicht tevens zal inhouden een meldplicht en een ambulante behandeling en begeleiding door Verslavingszorg Noord Nederland en/of Zorgbureau de Stellingwerven en/of een GGZ of soortgelijke instelling. Daarnaast dient de verdachte deel te nemen aan een leefstijltraining en dient de verdachte zich te onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zal daartoe mee te werken aan urine- en bloedcontroles, gericht op middelengebruik, zolang de reclassering dit nodig acht.
De officier van justitie vordert voorts dat de vorderingen van de benadeelde partijen M, F en T tot respectievelijk bedragen van € 3.317,98, € 5.015,97 en € 3.650,00
hoofdelijk zullen worden toegewezen, met telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat de vordering van de benadeelde partij T voor het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van feit 1 de navolgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2012.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Noord,
Unit Recherche Noord, zaaknummer 2012024357 d.d. 5 april 2012, met bijlagen, onder
meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, proces-verbaalnummer PL0300 2012011141-1 d.d. 12 februari 2011, houdende de aangifte van M, wonende te Assen, (pagina's 185 en 186):
M doet aangifte van brandstichting op 11 februari 2012 rond 04:14 uur waardoor
waardoor zijn auto Honda Jazz is verbrand op de oprit van zijn woning. Aangever
lag met zijn vrouw te slapen. De auto is total loss.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek van politie SSC-Noord Politie Noord Nederland, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Forensisch-technische Expertise, proces-verbaalnummer 03-2012011141 d.d. 17 februari 2012, met als bijlage 4 foto's, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant HH (pagina's 188 t/m 192):
Aannemelijk dat er gemeen gevaar voor goederen en ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden Drenthe, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-46 d.d. 28 februari 2012, houdende de verklaring van medeverdachte B (pagina's 430 t/m 442):
Medeverdachte B verklaart (pagina 434) dat hij zag dat verdachte een kleed van een auto pakte en dat Z dit vervolgens aan stak.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-33 d.d. 25 februari 2012, houdende de verklaring van medeverdachte Z (pagina's 372 t/m 377):
Medeverdachte Z verklaart (pagina 375 en 376) dat ze toen bij een auto kwamen waar een grijze hoes over was. Medeverdachte heeft hier wasbenzine over gedaan en deze heeft verdachte aangestoken.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van feit 2 de navolgende bewijsmiddelen:
3. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2012.
4. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Noord,
Unit Recherche Noord, zaaknummer 2012024357 d.d. 5 april 2012, met bijlagen, onder
meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012011208-1 d.d. 12 februari 2011, houdende de aangifte van F, wonende te Assen, (pagina's 194 t/m 196):
Aangever woont aan de Boekweitveld 59 met vrouw en 3 kinderen. Zij lagen toen
te slapen. Aangever werd opgeschrikt door sirenes. Hij bemerkte dat de brand bij
hen was. Drie containers zijn volledig uitgebrand. De containers stonden tegen de
bijkeuken aan. De buitenmuur is zwaar beschadigd. De trespa dakrand is
beschadigd. De bumper van zijn auto is beschadigd en een afvoerpijp is gesmolten.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek van politie SSC-Noord Politie Noord Nederland, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Forensisch-technische Expertise, proces-verbaalnummer 03-2012011208 d.d. 20 februari 2012, met als bijlage 2 foto's, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant HH (pagina's 198 t/m 201):
Er was gemeen gevaar voor goederen en ook levensgevaar en gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel te duchten.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden Drenthe, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-46 d.d. 28 februari 2012, houdende de verklaring van medeverdachte B (pagina's 430 t/m 442):
Medeverdachte B verklaart (pagina 434) dat hij zag dat verdachte en Z weer een container in brand staken en dat ze dat weer met een deodorantbus deden.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-33 d.d. 25 februari 2012, houdende de verklaring van medeverdachte Z (pagina's 372 t/m 377):
Medeverdachte Z verklaart (pagina 375 dat er ook nog een auto stond met een doek er over. Hierover hebben ze ook wat wasbenzine gedaan en deze hebben ze toen aangestoken.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van feit 3 de navolgende bewijsmiddelen:
5. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2012.
6. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Noord,
Unit Recherche Noord, zaaknummer 2012024357 d.d. 5 april 2012, met bijlagen, onder
meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012011194-1 d.d. 12 februari 2011, houdende de aangifte van T, wonende te Assen, (pagina's 203 t/m 205):
Aangever woont aan de Boekweitveld 39 met vrouw en kinderen. Zij lagen toen te slapen. Hij werd gewekt door zijn zoon die riep dat de caravan in de fik stond. Hij is naar beneden gerend en heeft 112 gebeld. Vrouw en kinderen zijn het huis uitgegaan. De caravan was al half verbrand. Aangever heeft zijn auto nog naar de straat geduwd.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek van politie SSC-Noord Politie Noord Nederland, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Forensisch-technische Expertise, proces-verbaalnummer 03-2012011194 d.d. 20 februari 2012, met als bijlage 6 foto's, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant HH (pagina's 208 t/m 213):
Er was gemeen gevaar voor goederen en ook levensgevaar en gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel te duchten.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-33 d.d. 25 februari 2012, houdende de verklaring van medeverdachte Z (pagina's 372 t/m 377):
Medeverdachte Z verklaart (pagina 375) dat ze wasbenzine op de trekhaak van de caravan heeft gedaan, dit fikte een beetje. Ze zegt dat ze toen ook druppeltjes op het raam heeft gedaan en dat ze vervolgens de caravan hebben aangestoken. Volgens Z heeft verdachte de caravan aangestoken.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden Drenthe, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-46 d.d. 28 februari 2012, houdende de verklaring van medeverdachte B (pagina's 430 t/m 442):
Medeverdachte B verklaart (pagina 434) dat hij zag dat Z iets op het raam van de caravan spoot. Hij zag dat Z en verdachte er allebei dichtbij stonden.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden Drenthe, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-54 d.d. 1 maart 2012, houdende de verklaring van verdachte (pagina's 482 t/m 492):
Verdachte verklaart (pagina 485) dat ze de caravan zagen en dat Z er wat van dat spul op deed. Zij zegt vervolgens "en toen staken wij dit in de brand".
De rechtbank hanteert voor het bewijs van feit 4 de navolgende bewijsmiddelen:
7. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2012.
8. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Noord, Unit Recherche Noord, zaaknummer 2012024357 d.d. 5 april 2012, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-1 d.d. 11 februari 2011, houdende de aangifte van B, wonende te Assen, (pagina's 224 en 225):
B doet aangifte van brandstichting op 11 februari 2012 tussen 03:30 en 04:02 uur. In de nacht van 10 op 11 februari 2012 werden zijn containers in de brand gestoken. Ze stonden achter een houten afscheiding tegen zijn schuur. Van de containers is niets meer overgebleven. De schuur is ernstig beschadigd. De dakgoot, gevel, oprit en schutting zijn beschadigd. Gelukkig heeft een jongen hun tijdig wakker gemaakt.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek van politie SSC-Noord Politie Noord Nederland, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Forensisch-technische Expertise, proces-verbaalnummer 03-2012011002 d.d. 17 februari 2012, met als bijlage 2 foto's, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant HH (pagina's 226 t/m 229):
Er was gemeen gevaar voor goederen en ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012011002-33 d.d. 25 februari 2012, houdende de verklaring van medeverdachte Z (pagina's 372 t/m 377):
Medeverdachte verklaart (pagina 374) dat Dave (medeverdachte B) een rode bus onder zijn jas had. Het was een bus waarmee je kunt spuiten. Zij zegt dat de containers op de Iemstukken tegen een schuurtje aan stonden. Zij verklaart dat verdachte de containers met een aansteker heeft aangestoken: "Melanie (verdachte) heeft deze container aangestoken met een aansteker en stukje papier". Medeverdachte Z heeft toen de bus van Dave gepakt. Zij heeft toen met de bus op het vuur gespoten. Elke keer dat zij spoot werd het vuur groter.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2012011002-51 d.d. 29 februari 2012, houdende de verklaring van verdachte (pagina's 472 t/m 481):
Verdachte verklaart (pagina 479) dat de containers tegen een schuurtje aan stonden. Zij verklaart verder dat ze de container niet alleen heeft aangestoken. De container was in eerste instantie aangestoken door verdachte Z met haarlak en een aansteker, daarna heeft zij, verdachte, er deo bijgespoten.
De raadsman heeft aangevoerd dat er ten aanzien van geen van de feiten sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op brandstichting. Er was wel ter sprake geweest dat men kattekwaad zou uithalen. Verdachte was zwaar onder invloed en was uit op een lolletje. Het initiatief tot de brandstichting lag bij de medeverdachte Z. Naar de mening van de raadsman kan verdachte hooguit beschouwd worden als medeplichtige, maar de medeplichtigheid is niet ten laste gelegd, zodat vrijspraak moet volgen.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog. Over de branden die in de nacht van 11 februari 2012 verklaren alle verdachten dat zij (Z, J, JJ en B) bij B thuis waren en dat ze op een gegeven moment naar buiten gingen. Z verklaart (pagina 373) dat ze buiten bespraken dat ze de boel in de fik gingen steken. Verdachte verklaart (pagina 483) dat op een gegeven moment Z met het idee kwam om brandjes te stichten. Met betrekking tot de brand bij de Iemstukken (feit 4) verklaart Z (pagina's 370 t/m 374) dat de containers op de Iemstukken tegen een schuurtje aan stonden. Zij verklaart dat verdachte de containers met een aansteker heeft aangestoken. Verdachte verklaart (pagina 479) dat Z en zij de brand in de container hebben gesticht. Zij zegt dat de brand door Z is aangestoken en dat zij er deodrant heeft bij gespoten.
Met betrekking tot de brand bij het Boekweitveld 59 (feit 2) verklaart B (pagina 434) dat hij zag dat verdachte en Z weer een container in brand staken en dat ze dat weer met een deodorantbus deden.
Met betrekking tot de brand bij het Boekweitveld 39 (feit 3) verklaart B (pagina 434) dat hij zag dat Z iets op het raam van de caravan spoot. Hij zag dat Z en verdachte er allebei dichtbij stonden.
Z verklaart (pagina 375) dat ze wasbenzine op de trekhaak van de caravan heeft gedaan, dit fikte een beetje. Ze zegt dat ze toen ook druppeltjes op het raam heeft gedaan en dat ze vervolgens de caravan hebben aangestoken. Volgens Z heeft verdachte de caravan aangestoken.
Verdachte verklaart (pagina 485) dat ze de caravan zagen en dat Z er wat van dat spul op deed. Zij zegt vervolgens en toen staken wij dit in de brand".
Met betrekking tot de brand bij het Boekweitveld 1(feit 1) verklaart B (pagina 434) dat hij zag dat verdachte een kleed van een auto pakte en dat Z dit vervolgens aan stak. Z verklaart (pagina 375 en 376) dat er auto stond met een doek er over. Zij verklaart dat ze hier ook wat wasbenzine over hebben gedaan en dat ze deze toen hebben aangestoken Zij heeft er wasbenzine over gedaan en verdachte heeft de doek aangestoken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte Z de tenlastegelegde feiten samen hebben gepleegd. Er is sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking zowel ten aanzien van de planning als de uitvoering dat sprake is van medeplegen.
Daarbij is van belang dat uit hun eigen verklaringen volgt dat ze de hele avond samen op pad zijn en dat vanaf het begin al duidelijk was dat er brand gesticht zou worden. Z neemt tot tweemaal toe brandbare vloeistof mee, waarvan verdachte wetenschap moet hebben gehad. Z en verdachte hebben allebei uitvoeringshandelingen verricht met betrekking tot de branden. Er is van begin af aan een gezamenlijkheid van optreden geweest.
Er was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij het opzet was gericht op brandstichting.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. zij op 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto, staande aan de Boekweitveld (nr. 1), immers hebben verdachte en haar medeverdachte toen aldaar opzettelijk wasbenzine gegoten/gesprenkeld op de over die auto heen liggende beschermhoes en vervolgens die wasbenzine en die beschermhoes in brand gestoken, ten gevolge waarvan die auto is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor in die auto aanwezige voorwerpen en voor op korte afstand van die auto staande woningen en voor de inboedel daarvan, en
levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woningen aanwezige personen te duchten was;
2. zij op 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in afvalcontainers, staande tegen een woning aan de Boekweitveld (nr. 59), immers hebben verdachte en haar medeverdachte toen aldaar opzettelijk die afvalcontainers en de inhoud daarvan in brand gestoken, ten gevolge waarvan die afvalcontainers zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en andere belendende woningen en voor de inboedel van die woningen en voor een op korte afstand van die afvalcontainers staande auto en voor de daarin aanwezige voorwerpen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woningen aanwezige personen te duchten was;
3. zij op 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht aan een caravan, staande aan de Boekweitveld (nr. 39), immers hebben verdachte en haar medeverdachte toen aldaar opzettelijk wasbenzine gegoten/gesprenkeld op onderdelen van die caravan en vervolgens die wasbenzine en die onderdelen in brand gestoken, ten gevolge waarvan die caravan is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor op korte afstand van die caravan staande woningen en voor de inboedel daarvan en voor op korte afstand van die caravan staande auto's en voor de daarin aanwezige voorwerpen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woningen aanwezige personen te duchten was;
4. zij op 11 februari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in afvalcontainers, staande bij een schuur van een woning aan de Iemstukken nr. 81, immers hebben verdachte en haar medeverdachten toen aldaar opzettelijk een stuk papier en die containers in brand gestoken, ten gevolge waarvan die containers zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en voor een belendende schuur en voor de in die schuren aanwezige inboedel en voor op korte afstand van die containers en die schuur staan woningen en voor de inboedel daarvan, en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woningen aanwezige personen, te duchten was;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het onder 1 bewezen geachte levert respectievelijk op:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar van goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, en
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen geachte levert respectievelijk op:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar van goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, en
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 bewezen geachte levert respectievelijk op:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar van goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, en
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4 bewezen geachte levert respectievelijk op:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar van goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, en
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 11 april 2012, opgemaakt door drs. F.M. V, klinisch psycholoog te Breda/Middelburg en gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Bij verdachte kon binnen het onderhavige psychologische onderzoek geen psychiatrisch toestandsbeeld worden gediagnosteerd, maar er was wel sprake van misbruik van zowel alcohol als cannabis. Op As-II werd tijdens het onderhavige onderzoek geen wezenlijke vorm van persoonlijkheidsproblematiek vastgesteld.
Ten tijde van de haar tenlastegelegde feiten was er sprake van misbruik van alcohol en cannabis. Los van het misbruik van zowel alcohol als cannabis in het verleden kon in het onderhavige onderzoek geen nauw omschreven vorm van een ziekelijke stoornis worden aangetoond, noch bleek er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Verdachte was ten tijde van de tenlastegelegde feiten onder sterke invloed van alcohol.
De werking van dit middel zorgde ervoor dat de afhankelijke trekken binnen haar persoonlijkheidsstructuur en haar neiging tot regressie benadrukt werden en dat zij meer dan onder normale -i.e. nuchtere- omstandigheden vatbaar was voor sociale druk waaronder zij op dat moment stond. Verdachte voelde geen neiging om een kwaadaardige daad te stellen maar verzette zich evenmin tegen hetgeen zij door haar mededaders aangericht zag worden. Zij had uit de situatie kunnen vluchten maar deed dat niet omdat haar persoonlijkheidsorganisatie haar ertoe noopte om de sociale groep waarin zij op dat moment verkeerde trouw te blijven. Een meer autonome en zelfstandige opstelling in zaken als deze was haar op dat moment vooralsnog vreemd, waarbij de effecten van de gebruikte hoeveelheid alcohol bij dit alles een bekrachtigende werking hadden. Een en ander geschiedde in enige mate.
Naar de mening van de psycholoog dient verdachte op basis van bovenstaande gegevens met betrekking tot de haar tenlastegelegde feiten thans dan ook als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie van voornoemde psychologe en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 11 mei 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft voor de feiten 1, 2, 3 en 4 een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering en dat het toezicht tevens zal inhouden een meldplicht en een ambulante behandeling en begeleiding door Verslavingszorg Noord Nederland en/of Zorgbureau de Stellingwerven en/of een GGZ of soortgelijke instelling. Daarnaast dient de verdachte deel te nemen aan een leefstijltraining en dient de verdachte zich te onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zal daartoe mee te werken aan urine- en bloedcontroles, gericht op middelengebruik, zolang de reclassering dit nodig acht.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair dat de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk zal zijn aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met oplegging van de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De door de verdachte gepleegde feiten zijn zeer ernstige delicten. De rechtbank rekent deze de verdachte zwaar aan.
Verdachte maakte deel uit van een groep personen die zich in de nachtelijke uren schuldig maakte aan het stichten van brand in onder meer containers. Ook werd door een deel van de groep brand gesticht aan auto's en een caravan. Niet alleen is hierdoor aanzienlijke schade aangericht, maar er is bovendien gemeen gevaar voor goederen, belendende woningen en schuren en de inboedel daarvan te duchten geweest, voorts is er levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor personen, die in die belendende woningen lagen te slapen, te duchten geweest.
De serie brandstichtingen heeft grote indruk gemaakt op de bewoners in de wijk Peelo. Door de serie branden waren er gevoelens van grote angst ontstaan en men voelde zich niet meer veilig in eigen huis.
Voor dergelijke feiten worden in het algemeen onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van enige jaren opgelegd.
De psycholoog V stelt in zijn rapport van 11 april 2012 dat de hulpverlening die verdachte thans krijgt aangereikt van het Zorgbureau de Stellingwerven dient te worden aangevuld met gespecialiseerde verslavingshulpverlening, wil er in de toekomst sprake zijn van een situatie waarin verdachte kan werken in de richting van een evenwichtig bestaan waarin zij voldoende oog heeft ontwikkeld voor haar eigen mogelijkheden en valkuilen.
De psycholoog adviseert een vrijheidsstraf met een maximaal voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich richt naar de directieven zoals haar die worden gegeven door VNN Reclasseringstoezicht op de achtergrond is bij dit alles geïndiceerd.
De rechtbank zal in haar oordeel, net als de officier van justitie dat heeft gedaan, rekening houden met de rol die verdachte heeft gespeeld bij de brandstichtingen, haar jeugdige leeftijd en het feit dat zij eerder is veroordeeld.
Bovendien zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheden van de verdachte zoals omschreven in het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, adviesunit Breda, van 25 april 2012 en in het voormelde psychologische rapport van drs. Vuister van 11 april 2012.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd rechtvaardigen, zal de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden deson-danks de deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden als door de officier van justitie is gevorderd opleggen. De officier heeft in haar eis op een evenwichtige wijze rekening gehouden met de omstandigheden van verdachte waaraan de verdediging heeft gerefereerd. De rechtbank zal bij het voorwaardelijk deel het reclasseringstoezicht met de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd opleggen.
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 3.317,98.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
Uit de bij de vordering overgelegde stukken leidt de rechtbank af dat de schade door de verzekeringsmaatschappij is vergoed, behoudens een bedrag van € 70,00, zijnde het bedrag dat door de verzekeringsmaatschappij wegens eigen risico in mindering is gebracht.
De vordering van de benadeelde partij acht zij dan ook gegrond en toewijsbaar tot dat bedrag van € 70,00.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel M en K
Met betrekking tot de in het onder 1 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 70,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 5.015,97.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De rechtbank acht de post eigen risico van € 200,00 en de post inkomstenderving van
€ 685,74 voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij gegrond en toewijsbaar tot een bedrag van € 885,74.
De overige posten het overspuiten en bestikkeren van de bestelbus van de benadeelde partij betreffen mogelijk nog te lijden schade.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan daarom thans voor dat deel in haar vordering niet worden ontvangen.
Zij kan haar vordering voor dat gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel F
Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 885,74 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 5.472,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 3 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De rechtbank acht de post eigen risico van € 150,00 en de post schade caravan van
€ 3.500,00 voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij gegrond en toewijsbaar tot een bedrag van € 3.650,00.
Het overig gevorderde betreft de caravanuitrusting en accessoires die niet door de verzekering worden vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan daarom thans voor dat deel in haar vordering niet worden ontvangen.
Zij kan haar vordering voor dat gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel T
Met betrekking tot de in het onder 3 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 3.650,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan een gedeelte groot 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich zo spoedig mogelijk meldt bij de toegewezen reclasseringsorganisatie, in casu Verslavingszorg Noord Nederland, dan wel Reclassering Nederland, Adviesunit Assen, zodra zij daartoe wordt uitgenodigd en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt een ambulante behandeling en begeleiding door Verslavingszorg Noord Nederland en/of Zorgbureau de Stellingwerven en/of een GGZ of soortgelijke instelling;
- deelneemt aan een leefstijltraining;
- zich onthoudt van het gebruik van drugs en alcohol en daartoe meewerkt aan urine- en bloedcontroles, gericht op middelengebruik, zolang de reclassering dit nodig acht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij M en K te Assen van de som van € 70,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoer-legging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer M en K, een bedrag van € 70,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij F te Assen van de som van € 885,74 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overig deel van haar vordering daarin niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer F, een bedrag van € 885,74 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 17 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij T te Assen van de som van € 3.650,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overig deel van haar vordering daarin niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer T, een bedrag van € 3.650,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 46 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 juni 2012, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
Parketnummer: 19.830053-12
Uitspraak d.d.: 22 juni 2012 16