ECLI:NL:RBASS:2012:BW9053

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91420 / HA RK 12-18
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verklaring voor recht in deelgeschilprocedure letselschade

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen [verweerster]. Het verzoek van [verzoeker] was gericht op het verkrijgen van een rechterlijke uitspraak over de aansprakelijkheid van [verweerster] voor de schade die hij had geleden als gevolg van een verkeersongeval op 21 oktober 2008. Dit ongeval vond plaats op de Groningerstraatweg in Assen, waarbij een aanrijding plaatsvond tussen de quad van [verzoeker] en de auto van [verweerster]. [verzoeker] stelde dat hij met de verzekeraar van [verweerster] geen overeenstemming had kunnen bereiken over de aansprakelijkheid en dat hij daarom het geschil aan de rechtbank voorlegde om het minnelijk traject ter vaststelling van de schade te kunnen vervolgen.

De rechtbank overwoog dat de deelgeschilprocedure bedoeld is om partijen de mogelijkheid te bieden een rechterlijke beslissing te krijgen op een geschilpunt dat de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de weg staat. Echter, de rechtbank kon niet begrijpen welk belang [verzoeker] had bij de toewijzing van zijn verzoek tegen [verweerster], aangezien hij kennelijk verder wilde onderhandelen met de verzekeraar, London Verzekeringen N.V. De rechtbank concludeerde dat [verzoeker] in zijn verzoekschrift geen concrete feiten of omstandigheden had gesteld die de verzochte beslissing konden onderbouwen.

Tijdens de mondelinge behandeling gaf [verzoeker] geen nadere toelichting die de situatie verduidelijkte. De rechtbank oordeelde dat het verzoek volstrekt onnodig en onterecht was ingesteld, waardoor de kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek af, met de overweging dat de deelgeschilprocedure niet was bedoeld voor dergelijke onduidelijke verzoeken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 91420 / HA RK 12-18
Beschikking van 12 juni 2012
in de zaak van
[Verzoeker],
die woont in [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. A. Speksnijder te Leeuwarden,
en
[Verweerster],
die woont in [woonplaats],
verweerster,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerster] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 20 februari 2012, ingekomen ter griffie op 21 februari 2012;
- de mondelinge behandeling van 5 april 2012;
- het tegen [verweerster] verleende verstek.
Tenslotte is beschikking bepaald op heden.
2. De beoordeling
Het verzoek strekt ertoe een beslissing te krijgen in het kader van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade. [verzoeker] verzoekt, verkort weergegeven, te verklaren voor recht dat [verweerster] aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die hij lijdt als gevolg van een verkeersongeval. Volgens [verzoeker] vond dat verkeersongeval plaats op 21 oktober 2008 doordat op de Groningerstraatweg in Assen een aanrijding plaatsvond tussen de door hem bestuurde quad en een door [verweerster] bestuurde auto. [verzoeker] stelt dat hij met de verzekeraar van [verweerster] geen overeenstemming bereikt over de aansprakelijkheid voor zijn schade. [verzoeker] stelt dat hij zich daarom genoodzaakt ziet het geschil over de aansprakelijkheid thans aan de rechtbank voor te leggen, om het minnelijk traject ter vaststelling van de te vergoeden schade te kunnen vervolgen.
[verweerster] is niet in de procedure verschenen en tegen haar is verstek verleend.
De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure de partijen in die procedure de mogelijkheid biedt een rechterlijke beslissing te krijgen op een geschilpunt dat aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst in de weg staat. De wet beoogt daarmee buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen.
Door [verzoeker] worden in het verzoekschrift geen concrete feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. [verzoeker] stelt niets meer dan dat hij met de verzekeraar van [verweerster] geen overeenstemming kan bereiken. De rechtbank begrijpt zonder nadere toelichting die [verzoeker] niet geeft daarom niet op welke wijze de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek heeft [verzoeker] ondanks de toen geboden mogelijkheid, evenmin een nadere toelichting gegeven die een en ander alsnog begrijpelijk maakt. [verzoeker] heeft toen volstaan met een in algemene termen vervatte toelichting dat er bij de verzekeraar van [verweerster] geen bereidheid bestaat om te gaan onderhandelen, ondanks de pogingen die hij daartoe heeft ondernomen.
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat niet of nauwelijks is onderhandeld op zichzelf genomen niet aan een beslissing in deze procedure in de weg hoeft te staan. Wanneer niet of nauwelijks wordt onderhandeld, kan een beslissing juist met zich brengen dat die onderhandelingen alsnog plaatsvinden en bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Wat in dit concrete geval echter klemt is dat het verzoek zich inhoudelijk richt tegen de verzekeraar van [verweerster] maar [verweerster] de formele procespartij betreft. De rechtbank kan zonder nadere toelichting die [verzoeker] niet geeft, niet begrijpen welk belang [verzoeker] heeft bij toewijzing van zijn verzoek tegen [verweerster] als hij kennelijk beoogt (verder) te onderhandelen met London Verzekeringen N.V. De verzochte verklaring voor recht zal daarom op grond van artikel 1019z Rv worden afgewezen.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt dient te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Uit de wetsgeschiedenis volgt echter ook dat wanneer de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie Kamerstukken II 2007/08, 31 518 nr. 3, p.12). De rechtbank oordeelt dat in deze zaak het verzoekschrift volstrekt onnodig en onterecht is ingesteld, zodat zij de kosten van [verzoeker] niet zal begroten.
3. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, mr. H. Wolthuis en mr. F. Brekelmans en door mr. B.R. Tromp in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2012, in tegenwoordigheid van mr. A. Hut, griffier.