ECLI:NL:RBASS:2012:BW8470

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.605754-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.J. Schoemaker
  • H.T. van Voorst
  • M. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een minderjarige met letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 15 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling van een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van het delict bijna 29 jaar oud was, het slachtoffer, een 12-jarige jongen, ernstig letsel heeft toegebracht. De mishandeling vond plaats op 25 april 2011 te Zwartemeer, waar de verdachte het slachtoffer mishandelde omdat hij ontdekte dat het slachtoffer zijn quad zonder toestemming had meegenomen. De verdachte heeft het slachtoffer bij de keel gepakt, hem in het gezicht getrapt en met kracht geslagen, wat resulteerde in zichtbaar letsel, waaronder een schoenzoolafdruk in het gezicht van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer als voldoende onderbouwd beschouwd, mede door de getuigenverklaring van een getuige die het slachtoffer met bloed op zijn gezicht zag. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en heeft de strafmaat bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar, alsook een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 300 aan het slachtoffer.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven was veroordeeld. De rechtbank heeft benadrukt dat, hoewel het slachtoffer de quad zonder toestemming had meegenomen, dit niet rechtvaardigt dat de verdachte op zo'n gewelddadige wijze reageerde. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de minderjarige slachtoffers van geweld.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605754-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 15 juni 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1982,
wonende Waanderweg 202, 7812 HZ Emmen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 juni 2012.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 25 april 2011 te Zwartemeer, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) in het gezicht, althans op het hoofd heeft getrapt en/of (meermalen) met kracht met een vuist in het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen en/of met kracht bij de hals heeft vastgepakt en/of gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 25 april 2011 te Zwartemeer, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten :[slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans op het hoofd heeft getrapt en/of (meermalen) met kracht met een vuist in het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen en/of met kracht bij de hals heeft vastgepakt en/of gehouden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis;
* 3 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Met betrekking tot het primair tenlastegelegde gaat de rechtbank uit van de volgende bewijsmiddelen.
[opgave van de bewijsmiddelen]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte komt er achter dat het slachtoffer zijn quad heeft meegenomen zonder zijn toestemming. Als verdachte het slachtoffer gaat zoeken ziet hij het slachtoffer in het bouwland rijden met de quad. Verdachte rent naar het slachtoffer toe en mishandelt hem door het slachtoffer eerst bij de keel vast te pakken en hem op die wijze enige tijd vast te houden. Vervolgens wordt het slachtoffer door verdachte in het gezicht getrapt en met kracht in het gezicht geslagen.
Het slachtoffer gaat vervolgens hulp zoeken bij de getuige [naam getuige] die ziet dat het gezicht van het slachtoffer onder het bloed zat.
De rechtbank acht daarmee het primair tenlastegelegde bewezen. De aangifte van het slachtoffer vindt voldoende steun in de getuigenverklaring van [naam getuige].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 april 2011 te Zwartemeer, gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] in het gezicht heeft getrapt en meermalen met kracht met een vuist in het gezicht heeft geslagen en met kracht bij de hals heeft vastgepakt en gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het primair bewezen geachte levert op:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte het slachtoffer letsel heeft toegebracht zoals dat hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven.
Verdachte is zijn quad gaan zoeken en toen hij het slachtoffer met zijn quad zag rijden heeft verdachte gemeend het recht in eigen hand te moeten nemen door het slachtoffer te mishandelen voor het wegnemen van de quad. Die mishandeling is buitengewoon ernstig geweest gelet op het feit dat op één van de foto's die bij de geneeskundige verklaring zijn gevoegd, een schoenzoolafdruk in het gezicht van het slachtoffer is te zien. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van het delict bijna 29 jaren oud was en het slachtoffer nog maar 12 jaren oud.
Hoewel het slachtoffer zonder toestemming de quad van verdachte heeft meegenomen past het niet om die daad op die wijze af te straffen. De rechtbank rekent verdachte dat zwaar aan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het bewezen geachte wordt afgedaan met een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals hiervoor is aangegeven. De officier heeft daarbij meegewogen het strafblad van verdachte en het grote leeftijdsverschil met het slachtoffer.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 07 mei 2012 waaruit blijkt dat verdachte recentelijk niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een straf geboden zoals deze door de officier van justitie is geëist.
De wetgeving met betrekking tot het vaststellen van een proeftijd is recentelijk gewijzigd in die zin dat de proeftijd ten hoogste drie jaren bedraagt. De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken en zal daarom de proeftijd bepalen op drie jaren.
Benadeelde partij [naam slachtoffer]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt omdat de rechtbank enige matiging op zijn plaats acht. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de rol van het slachtoffer met betrekking tot onderhavig feit en de gemoedstoestand van het slachtoffer zoals die uit de verklaring van getuige [naam getuige] naar voren komt.
De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlaste-gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* een gevangenisstraf voor de duur van DRIE MAANDEN geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
* een taakstraf bestaande uit 180 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 300,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 300,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. H.T. van Voorst en mr M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 juni 2012, zijnde mrs. Van Voorst en Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
Parketnummer: 19.605754-11
Uitspraak d.d.: 15 juni 2012 4
vonnis