ECLI:NL:RBASS:2012:BW8015

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810426-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord en bewezenverklaring poging doodslag met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, namelijk poging tot moord, omdat de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de tijd tussen het opvatten van het plan om te schieten en de uitvoering daarvan zo kort was dat er geen sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag. Dit oordeel was gebaseerd op de verklaringen van de aangever en getuigen, die bevestigden dat de verdachte met een vuurwapen op de aangever had geschoten, waarbij de aangever in zijn voet werd geraakt. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde en dat er veel mensen op straat waren tijdens het schietincident, wat de ernst van het feit vergrootte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van zijn alcoholproblematiek en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij openstaat voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810426-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 29 mei 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonadres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 februari 2012 en 15 mei 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. P. Keijzer, advocaat te Emmen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 10 september 2011 te [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met behulp van een vuurwapen een of meer kogel(s) heeft afgevuurd op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 10 september 2011 te [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met behulp van een vuurwapen een of meer kogel(s) heeft afgevuurd op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 september 2011 te [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met behulp van een vuurwapen een of meer kogel(s) heeft afgevuurd op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals nader omschreven in de over verdachte uitgebrachte rapportages.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat de tijd tussen het opvatten van het plan (om te schieten) en de uitvoering daarvan zo gering was dat van voorbedachte raad geen sprake kan zijn, temeer niet daar uit de gang van zaken en de verklaring van verdachte blijkt dat sprake was van een (dronken) opwelling.
Bewijsmotivering
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [slachtoffer/aangever], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij in de nacht van 9 op 10 september 2011 in [een bar] in [plaats delict] was, dat hij in de bar woorden kreeg met een Antilliaanse jongen die erg dronken was omdat deze aan hem vroeg of de dronken vrouw die naast hem zat zijn moeder was, dat hij toen de bar ging sluiten naar buiten ging met de andere bezoekers en dat hij naar zijn auto liep, dat de Antilliaanse jongen bij een auto stond die achter de auto van aangever was geparkeerd, dat hij weer woorden kreeg met deze Antilliaanse jongen, dat hij zag dat de Antilliaanse jongen om de auto heen liep en iets bij zijn riem vandaan pakte, dat de jongen vervolgens zijn arm in de lucht deed en in de lucht schoot, dat aangever en de Antilliaanse jongen op afstand van ongeveer 4 meter tegenover elkaar stonden, dat de jongen het wapen op aangever richtte, dat aangever achteruitliep en de jongen op hem afliep, dat aangever omhoog sprong op het moment dat de jongen voor de tweede keer schoot en dat aangever voelde dat hij in zijn voet geraakt werd, dat aangever zich na het tweede schot heeft omgedraaid en is weggerend en dat hij toen nog een derde schot heeft gehoord.
- de geneeskundige verklaring inhoudende het bij aangever geconstateerde letsel, een schampschot aan zijn linker enkel;
- de verklaring van getuige [getuige 1] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij met [getuige 2] uit ging in [plaats delict], dat hij had afgesproken met [getuige 3] en haar vriendin, dat hij [bijnaam verdachte] ontmoette in [een bar], dat [bijnaam verdachte] samen was met een andere jongen, dat [bijnaam verdachte] een Antilliaanse jongen is met lang rastahaar, dat [bijnaam verdachte] die avond een rood T-shirt met korte mouwen, een spijkerbroek, witte Nike schoenen en een pet droeg, dat [bijnaam verdachte] oorbellen droeg en een gouden tand heeft, dat hij zag dat [slachtoffer] en [bijnaam verdachte] in de bar ruzie hadden, dat hij [bijnaam verdachte] mee naar buiten heeft genomen en dat zij bij de auto van [getuige 2] stonden tegenover de bar, dat [slachtoffer] naar buiten kwam en in hun richting liep, dat [bijnaam verdachte] en [slachtoffer] weer woorden kregen, dat hij zag dat [bijnaam verdachte] zijn hand omhoog deed en schoot, dat hij een pistool in de hand van [bijnaam verdachte] zag, dat hij zag dat [bijnaam verdachte] zijn hand met het pistool omlaag deed en gericht schoot op [slachtoffer], dat [slachtoffer] daarna wegrende, dat hij daarna met [getuige 2], [getuige 3], de vriendin van [getuige 3] en [bijnaam verdachte] en de vriend van [bijnaam verdachte] in de auto van [getuige 2] is weggereden naar zijn (getuige’s) woning, dat zijn moeder [getuige 2], [bijnaam verdachte] de vriend van [bijnaam verdachte] en getuige heeft weggebracht naar [woonplaats verdachte], dat [bijnaam verdachte] en zijn vriend ergens voorbij het station in [woonplaats verdachte] zijn uitgestapt.
- de verklaring van getuige [getuige 4] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij in de nacht van 9 op 10 september 2011 met haar nicht [getuige 5] in [een bar] in [plaats delict] was, dat haar zoon [getuige 1] er ook was, dat zij buiten geschreeuw hoorde en een knal, dat zij naar buiten liep en een Antilliaanse jongen zag staan met een pistool, dat zij op de fiets naar huis is gegaan met [getuige 5], dat [getuige 1] toen ook al thuis was samen met een jongen in een grijze BMW, dat er ook twee meisjes waren, [getuige 3] en haar vriendin, dat er nog twee jongens waren waaronder die jongen die geschoten had, dat de jongen die geschoten had een Antilliaanse jongen is met lange dreads en dat hij een spijkerbroek en een rood T-shirt droeg, dat zij de jongens, waaronder de schutter, naar [woonplaats verdachte] heeft gebracht.
- de verklaring van [getuige 5], inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij met [getuige 4] in [een bar] in [plaats delict] was, dat [getuige 1] er ook was en [getuige 3] en haar vriendin, dat er op een gegeven moment twee Antilliaanse jongens binnen kwamen, dat zij één van deze jongens wel eens in [woonplaats verdachte] ziet en dat hij [bijnaam verdachte] wordt genoemd, dat [bijnaam verdachte] dreads heeft, dat hij die avond een pet op had, dat hij een wijde spijkerbroek en een rood T-shirt aan had, dat hij een tatoeage in zijn hals heeft en een gouden tand, dat om 04:00 uur de bar ging sluiten en dat iedereen naar buiten ging, dat zij de Antillianen bij de auto’s tegenover de bar zag staan, dat zij zag dat [bijnaam verdachte] schoot.
- de verklaring van [getuige 3] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij met haar vriendin [getuige 6] in [plaats delict] was, dat zij [getuige 1] en [getuige 2] tegenkwamen in de stad, dat zij op een parkeerterrein bij de AH XL twee Antilliaanse jongens tegenkwamen, dat één van die jongens [bijnaam verdachte] was, dat zij [bijnaam verdachte] kan omschrijven als niet zo groot, met lange rastaharen, een getatoeëerd traantje onder zijn oog, een lelijke tatoeage op zijn voorhoofd, een gouden tand, en dat hij een spijkerbroek en een rood T-shirt en Nike schoenen droeg, dat [getuige 1] en [getuige 2] en de twee Antillianen met de auto weggingen en dat zij samen met [getuige 6] naar [een bar] is gegaan, dat zij toen de bar ging sluiten naar buiten is gegaan, dat zij mensen waaronder [bijnaam verdachte] en [slachtoffer] bij de auto van [getuige 2] zag staan, dat zij zag dat [bijnaam verdachte] een klein zilverkleurig pistool uit zijn broeksband pakte, dat zij zag dat [bijnaam verdachte] iets in klikte bij dat pistool, dat zij zag dat [bijnaam verdachte] met het pistool in de richting van [slachtoffer] wees, dat hij schoot, dat zij denkt dat er drie keer is geschoten, dat hij in de richting van de benen schoot, dat hij de derde keer hoger richtte, dat [slachtoffer] wegrende, dat zij zag dat [bijnaam verdachte] het pistool in zijn zak stopte, dat zij met [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 6] in de auto is gestapt, dat zij onderweg [bijnaam verdachte] en die ander Antilliaanse jongen hebben opgepikt, dat zij naar het huis van [getuige 1] zijn gereden, dat zij hoorde dat [bijnaam verdachte] zei “Die jongen zei dat ik geen pistool had, maar die heb ik wel laten zien”.
- de verklaring van [getuige 6] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij op 9 september 2011 met [getuige 3] in was, dat zij naar een snackbar zijn geweest en wat hebben gegeten en dat zij daarna [getuige 1] en [getuige 2] tegen kwamen, dat zij met [getuige 1] en [getuige 2] naar de parkeergarage zijn gelopen, dat zij daar [bijnaam verdachte] en [getuige 7] tegen kwamen, dat zij uit het contact tussen [getuige 1] en [bijnaam verdachte] opmaakte dat de twee elkaar goed kenden, dat zij [bijnaam verdachte] kan omschrijven als een man met rastahaar tot over de schouders, dat hij een tatoeage van een traan had bij zijn linker oog en een tatoeage op zijn voorhoofd, dat hij een lage spijkerbroek droeg en een pet op had, dat de jongen die zich voorstelde als [getuige 7] lichter getint was dan [bijnaam verdachte] , dat hij lang en dun van postuur was en kort gemillimeterd haar had, dat zij daarna naar [een bar] is gegaan, dat zij toen zij de bar weer verliet zag dat [bijnaam verdachte] bij de auto van [getuige 2] stond, dat zij zag dat [bijnaam verdachte] een zilverkleurig geweertje in zijn hand hield, dat zij zag dat [bijnaam verdachte] het geweertje richtte op een persoon die zij verderop zag weglopen, dat zij zag en hoorde dat [bijnaam verdachte] met het geweertje schoot, dat zij twee schoten heeft gehoord, dat zij met [getuige 3] en [getuige 1] en [getuige 2] in de auto is gestapt en is weggereden, dat zij onderweg [bijnaam verdachte] en [getuige 7] hebben opgepikt, dat zij naar het huis van [getuige 1] zijn gereden.
- de verklaring van de getuige [getuige 7] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij op 9 september 2011 in de middag met verdachte met de trein naar [plaats delict] is gegaan, dat zij op een parkeerterrein twee jongens en twee meisjes hebben ontmoet, dat zij ([getuige 7], verdachte, [getuige 2] en nog een jongen) met de auto van [getuige 2] naar [woonplaats verdachte] naar de kamer van verdachte zijn gereden en toen weer terug naar [plaats delict], dat zij daarna naar [een bar] zijn gegaan in [plaats delict], dat er een Marokkaan was die zat te praten met een oudere vrouw, dat verdachte aan die Marokkaan vroeg “is dat je moeder”, dat die Marokkaan toen heel erg agressief werd, dat hij toen hij buiten kwam zag dat de Marokkaan hard wegrende, dat verdachte […], [bijnaam verdachte] of […] wordt genoemd, dat verdachte die avond heel erg dronken was.
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende dat de onder verdachte in beslag genomen GSM toestellen simkaarten bevatten die behoren bij de mobiele telefoonnummers 06-[…….9] en 06-[…….8].
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende een analyse van de historische gegevens van telefoonaansluiting 06-[…….9]. Uit deze analyse blijkt dat de gebruiker van voornoemde telefoonaansluiting zich op 9 september 2011 tot 14:51 uur in [woonplaats verdachte] bevindt, dat hij zich op 9 september 2011 tussen 15:00 uur en 23:42 uur in [plaats delict] bevindt, dat hij zich op 10 september 2011 tussen 00:23 uur en 00:54 uur in [woonplaats verdachte] bevindt, dat hij zich op 10 september 2011 tussen 03:29 uur en 05:09 uur in [plaats delict] bevindt, en dat hij zich op 10 september 2011 vanaf 05:49 uur in [woonplaats verdachte] bevindt. Op 19 oktober 2011 werd door een politieambtenaar telefonisch contact opgenomen met dit telefoonnummer en de gebruiker maakte zich als […] bekend.
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de gegevens voortkomende uit de tap op het telefoonnummer 06-[…….8]. Uit deze gegevens blijkt dat er op 4 november 2011 telefonisch contact is tussen […] en een NN man waarbij […] vraagt om een wapen (“Ding om geluid te maken broeder, er is een man die eentje nodig heeft daarom”, “regel een wapen voor mij afz […]”, “ki sorto = welke soort”, “25: lady killer hoeveel?”).
- de verklaring van verdachte , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij door iedereen [bijnaam verdachte] wordt genoemd en soms ook […] of […] of […], dat hij verschillende tatoeages heeft, [beschrijving tatoeages], dat hij twee telefoons gebruikt, een met nummer 06-[…….9] en een met nummer 06-[…….8], dat hij in [plaats delict] in een café is geweest met [getuige 7] en twee andere jongens, dat er twee meisjes waren met wie hij heeft gepraat en gedanst, dat hij in het café ruzie kreeg met een andere jongen omdat hij een opmerking maakte over een vrouw waar die jongen mee praatte (“is dat je moeder”), dat de ruzie buiten bij de auto verder ging, dat hij die dag erg dronken was en zich niet veel kan herinneren, dat hij met de auto is weggegaan uit [plaats delict] en dat hij door iemand naar [woonplaats verdachte] is gebracht.
- de verklaring van verdachte , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij overdag met de trein naar [plaats delict] is gekomen om iemands haar te doen, dat hij terug is geweest naar [woonplaats verdachte] en daarna weer naar [plaats delict] is gegaan naar het café, dat hij niet meer weet hoe hij heen en weer is gegaan omdat hij dronken was.
- de verklaring van verdachte , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat een kennis hem heeft gevraagd of hij een pistool kon regelen en dat hij heeft gezegd dat hij zou gaan bellen om te kijken of hij iets kon regelen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Verdachte is samen met [getuige 7] op 9 september 2011 met de trein van [woonplaats verdachte] naar [plaats delict] gereisd. In de loop van de avond ontmoetten zij op een parkeerterrein in [plaats delict] [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 6]. [getuige 1] is een bekende van verdachte. Verdachte gaat met [getuige 7], [getuige 1] en [getuige 2], in de auto van [getuige 2] naar [woonplaats verdachte] naar zijn kamer en daarna weer terug naar [plaats delict]. Vervolgens gaan zij naar [een bar] in [plaats delict]. [getuige 3] en [getuige 6] zijn dan al in de bar. In [de bar] ontstaat een woordenwisseling tussen verdachte en aangever [slachtoffer] over een opmerking die verdachte tegen [slachtoffer] maakt. Verdachte is erg dronken. Als het café gaat sluiten gaan de bezoekers naar buiten. [slachtoffer] steekt de straat over naar zijn auto die tegenover [de bar] geparkeerd staat. De auto van [getuige 2] staat achter die van [slachtoffer] geparkeerd. Hij ziet verdachte achter de auto van [getuige 2] staan. Er wordt tussen [slachtoffer] en verdachte nog wat geroepen en gescholden. Verdachte loopt dan om de auto van [getuige 2] heen. Terwijl hij loopt pakt hij een vuurwapen uit zijn broeksband. Verdachte schiet dan eenmaal in de lucht en richt vervolgens zijn wapen op [slachtoffer]. Verdachte en [slachtoffer] staan op ongeveer 4 meter afstand van elkaar. [slachtoffer] loopt achteruit en verdachte loopt op hem af terwijl hij het wapen op [slachtoffer] gericht houdt. Op het moment dat verdachte voor de tweede maal schiet springt [slachtoffer] in de lucht. [slachtoffer] wordt in zijn voet geraakt (schampschot). De verklaringen over het aantal schoten lopen uiteen. De rechtbank gaat er gelet op de verklaringen van aangever, [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 6] vanuit dat er tenminste twee schoten zijn afgevuurd: een in de lucht en het schot dat [slachtoffer] in de voet heeft geraakt. Mogelijk is er nog een derde keer geschoten toen [slachtoffer] wegrende. Na het schieten rent verdachte weg. [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 6] vertrekken in de auto van [getuige 2] en pikken verdachte en [getuige 7] onderweg op. Bij de woning van [getuige 1] blijven [getuige 3] en [getuige 6] achter en neemt [getuige 4], de moeder van [getuige 1], het stuur over van [getuige 2] omdat deze te dronken is om auto te rijden. [getuige 4] brengt vervolgens verdachte en [getuige 7] met de auto van [getuige 2] terug naar [woonplaats verdachte].
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard over zijn aanwezigheid in [plaats delict], over de ruzie met een jongen ([slachtoffer]) in [de bar] en over het vertrek in de auto. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij ook wel [bijnaam verdachte], […] of […] wordt genoemd. De uiterlijke kenmerken van de schutter zoals daarover door de getuigen is verklaard komen overeen met het uiterlijk van verdachte. Verdachte heeft, geconfronteerd met de verklaringen van de getuigen dat hij degene was die op [slachtoffer] heeft geschoten, verklaard dat hij het verhaal over het schieten ook heeft gehoord maar dat hij zich daarvan niets kan herinneren omdat hij die dag erg dronken was. Voorts heeft hij verklaard dat hij zich niet kan voorstellen dat hij zoiets zou doen omdat hij geen wapen heeft en ook nooit iets te maken heeft gehad met wapens. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Dat verdachte die dag erg dronken was blijkt ook uit de verklaringen van de getuigen. Dat verdachte zich hierdoor niet meer kan herinneren of hij heeft geschoten en wat zich op dat moment precies heeft afgespeeld, is mogelijk maar niet waarschijnlijk, gelet op de omstandigheid dat verdachte zich wel kan herinneren wat zich die avond vóór en ná het schieten heeft afgespeeld. Voorts is uit getapte telefoongesprekken gebleken dat verdachte is benaderd om een pistool voor iemand te regelen, hetgeen door verdachte ook is toegegeven. Dit maakt zijn verklaring dat hij nooit een wapen heeft gehad ongeloofwaardig.
De rechtbank acht, gelet op het hiervoor overwogene, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene was die op [slachtoffer] heeft geschoten. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte zich, gelet op de geringe afstand (ongeveer 4 meter) tussen aangever en verdachte, gelet op de omstandigheid dat verdachte heel veel gedronken had en gelet op de omstandigheid dat verdachte het wapen (de tweede keer) op aangever heeft gericht en heeft geschoten, willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever dodelijk zou worden verwond. Dat aangever in zijn voet is geraakt terwijl hij omhoog sprong maakt dit niet anders. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer].
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 september 2011 te [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met behulp van een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het subsidiair bewezen geachte levert op:
Poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
Over verdachte is multidisciplinair gerapporteerd door de deskundigen P.A. de Mon, psychiater (7 mei 2012) en N.A. Schoenmaker, gz-psycholoog (10 mei 2012).
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van het psychiatrisch onderzoek van P.A. de Mon d.d. 7 mei 2012 komt het volgende naar voren.
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis namelijk van periodiek alcoholmisbruik en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens namelijk van zwakbegaafdheid.
Het is voorts niet uitgesloten dat er sprake is van antisociale persoonlijkheidstrekken.
Gezien de duurzaamheid van de diagnose zwakbegaafdheid en aangezien het alcoholmisbruik sinds jaren bestaat, was van beide diagnoses ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde feit. Onderzoekster acht het niet ondenkbaar dat verdachte zich door aangever geprovoceerd voelde en dat het feit dat hij dronken was hem daar extra gevoelig voor maakte. Omdat onderzoekster geen zicht heeft gekregen op de (exacte) toedracht van het tenlastegelegde, kan de vraag met betrekking tot de mate van toerekeningsvatbaarheid niet beantwoord worden.
Om de kans op recidive te minimaliseren acht onderzoekster het van belang dat verdachte behandeld wordt voor de aanwezige alcoholproblematiek. Tijdens een behandeling dient rekening gehouden te worden met de verstandelijke beperking van verdachte. Daarnaast is langdurige ondersteuning en begeleiding aangewezen om de zelfredzaamheid van verdachte te verbeteren en om te voorkomen dat hij overvraagd wordt.
In geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt adviseert onderzoekster een ambulante behandeling in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Een dergelijke behandeling zou kunnen plaatsvinden bij een polikliniek voor forensische psychiatrie zoals de AFPN te Assen dan wel een soortgelijke instelling. Tevens dient reclasseringstoezicht te worden opgelegd.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van het psychologisch onderzoek van N.A. Schoenmaker d.d. 10 mei 2012 komt het volgende naar voren.
Ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, was er sprake van een stoornis in de vorm van alcoholmisbruik. Verdachte had dusdanig veel alcohol gedronken dat er gesproken kan worden van een alcoholintoxicatie. Deze intoxicatie kan leiden tot een ontremming in gedrag, tot oordeels- en kritiekstoornissen, of tot overschatting van iemands eigen vermogens.
Daarnaast was er ten tijde van het tenlastegelegde bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid. Daardoor weet verdachte sociale situaties niet altijd goed in te schatten, wordt hij snel overvraagd, kan hij gemakkelijk onder druk komen te staan en ziet hij niet altijd de consequenties van zijn eigen gedrag. Onverwachte complexe situaties kunnen zo leiden tot een inadequate coping.
Alle factoren in ogenschouw nemende, adviseert onderzoekster om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen met betrekking tot het tenlastegelegde.
Onderzoekster adviseert om een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Daarbij dient verdachte zich te laten behandelen door de AFPN. Als gedragsinterventies kan gedacht worden aan een individuele leefstijltraining (VNN) en een CoVa + training of iets soortgelijks. Bij een individuele leefstijltraining staat het delictscenario en de rol en invloed van middelengebruik centraal. De training dient individueel gegeven te worden vanwege de beïnvloedbaarheid, de begrenzingproblematiek en de lage intelligentie van verdachte.
De CoVa + training is een training cognitieve vaardigheden voor verstandelijk minder begaafden. Een training waar gewerkt wordt aan het op adequate wijze oplossen van problemen, het leren beheersen van impulsen, moreel kritisch redeneren en het leren perspectief te nemen in de positie van een ander. Dit alles om de kans op recidive te verminderen. Zowel met de leefstijltraining als met de CoVa + training kan tijdens de detentie al een aanvang genomen worden.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over in die zin dat zij verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwt voor het bewezen verklaarde feit.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal is veroordeeld wegens een gepleegde vernieling maar overigens niet eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte rapportages van de reclassering (d.d. 18 januari 2012 opgemaakt door reclasseringswerker A. de Jong), het NIFP (trajectconsult d.d. 13 december 2011 opgemaakt door J.A.W.M. Weijzen, psychiater), psychiater P.A. de Mon (Pro Justitia rapportage d.d. 7 mei 2012) en psycholoog N.A. Schoenmaker (Pro Justitia rapportage d.d. 10 mei 2012).
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Er heeft een schietpartij plaatsgevonden in [plaats delict], tijdens een uitgaansavond terwijl er veel mensen op straat waren. Verdachte had een pistool in zijn broeksband zitten dat hij (kennelijk) van huis heeft meegenomen. Verdachte had voorts de hele dag en avond veel alcohol gedronken. Uitgaansgeweld en geweld op straat veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij uitgaanspubliek in het bijzonder. Dat het schietincident (relatief) goed is afgelopen is enkel een kwestie van geluk geweest en geenszins de verdienste van verdachte. Dit zijn omstandigheden die de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Ten voordele van verdachte laat de rechtbank meewegen dat hij geen (relevante) justitiële documentatie heeft, dat hij jong is en dat hij heeft aangegeven dat hij inziet dat hij een alcoholprobleem heeft en dat hij openstaat voor behandeling.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Zij komt daarbij, gelet op voornoemde omstandigheden tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden, zoals door de psycholoog is geadviseerd.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht het onder verdachte in beslag genomen mes vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 63, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen mede inhoudt:
- een meldingsgebod: verdachte dient zich binnen 14 dagen na ommekomst van zijn detentie te melden bij Reclassering Nederland, Nijlandstraat 147-155 te 9401 AL Assen;
- dat verdachte zich ambulant laat behandelen door de AFPN;
- dat verdachte een leefstijltraining en
- een CoVa + training volgt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende in beslag genomen voorwerp:
- een groot mes in folie.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- 1 rood T-shirt;
- 1 foto;
- 1 telefoon, merk Samsung, T-mobile, kleur zilvergrijs;
- 1 netje;
- 1 hoesje van papier;
- 1 computer, merk Fuji Siemens.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.M. van Woensel, voorzitter en mrs. E.C.M. Wolfert en C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 mei 2012, zijnde mr. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.