ECLI:NL:RBASS:2012:BW7836

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
345572 / VV EXPL 12-36
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding pachtovereenkomst en verplichting tot overschrijving melkquotum na faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 9 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verpachter en een ex-pachter die failliet is gegaan. De pachtrelatie tussen de partijen is beëindigd door ontbinding van de pachtovereenkomst, waarbij de ex-pachter verplicht was om het op zijn naam geregistreerde melkquotum over te schrijven naar de verpachter. De ex-pachter is echter failliet gegaan voordat deze overschrijving kon plaatsvinden. De verpachter heeft daarom een voorlopige voorziening gevorderd, waarin de curator in het faillissement van de ex-pachter werd verboden om het melkquotum te verkopen of op andere wijze aan de verpachter te onttrekken. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, waarbij het belang van de verpachter in het melkquotum werd erkend. De rechtbank oordeelde dat de curator niet bevoegd was om over het melkquotum te beschikken, omdat de verplichting tot overschrijving van het quotum niet onder het faillissementsregime valt. De rechtbank heeft de curator ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. Dit vonnis benadrukt de juridische implicaties van de ontbinding van de pachtovereenkomst en de rechten van de verpachter in het geval van faillissement van de pachter.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 345572 / VV EXPL 12-36
vonnis van de pachtkamer ex art. 254 lid 4 Rv van 9 mei 2012
in de zaak van
[eiser], wonende te [adres],
hierna te noemen: de eiseres,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.P. de Lange, bijgestaan door mr. V.M.J. Both,
tegen
[curator], in zijn hoedanigheid van curator in het op 19 juli 2011 door de rechtbank Assen uitgesproken faillissement van [gedaagden], kantoorhoudende te [adres],
hierna te noemen: de curator,
in persoon verschenen.
De procedure
1. Bij dagvaarding van 28 maart 2012, aangebracht bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, sector civiel, heeft de eiseres bij wege van voorlopige voorziening gevorderd
a. de gedaagde te verbieden om het in de tussen [partijen] gesloten pachtovereenkomst omschreven melkquotum te verkopen, over te dragen, te verhuren, in gebruik te geven of anders aan haar macht te onttrekken, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 150.000,00
en
b. de gedaagde te veroordelen mee te werken aan de overschrijving van het quotum, dan wel het huidige equivalent daarvan, bij het Productschap Zuivel op verbeurte van een dwangsom,
c. de gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
In verband met de exclusieve bevoegdheid van de pachtkamer om te oordelen in zaken betreffende pacht is de zaak op de voet van artikel 71 lid 3 jo lid 2 Rv alsmede artikel 1019k Rv in handen gesteld van de pachtkamer bij de sector kanton van de rechtbank Assen.
Nadat de zaak ter terechtzitting door mr. A. van der Meer, als de door de pachtkamer aangewezen rechter-commissaris ex art. 1019s Wetboek Burg. Rv., werd behandeld, van welke behandeling aantekeningen werden gemaakt, werd door de pachtkamer het vonnis op heden bepaald.
De inhoud van alle stukken geldt als hier herhaald.
De vaststaande feiten
De pachtkamer gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist.
Tussen partijen heeft sinds 1 mei 2002 een pachtovereenkomst bestaan mei betrekking tot een hoeve en land gelegen aan de [adres].
De pachtovereenkomst is bij vonnis van 1 december 2009 ontbonden door de pachtkamer van deze rechtbank.
In artikel 12 van de pachtovereenkomst is vastgesteld dat bij de aanvang van de pacht op het gepachte bedrijf een melkquotum rust van 150.000 kg ingaande het melkprijsjaar 2002-2003, welke quotum niet door toedoen van de pachter is verworven en dat de pachter bij het einde van de pachtovereenkomst het quotum vrij en onbelast zal opleveren aan de verpachtster.
De pachter gebruikt het quotum om niet.
Bij vonnis van 19 juli 2011 van deze rechtbank zijn [gedaagden] in staat van faillissement verklaard met benoeming van de gedaagde tot curator.
De standpunten van partijen.
Hetgeen door de partijen is aangevoerd zal, voor zover van belang geacht voor de beslissing, hierna bij de beoordeling worden besproken.
De beoordeling
Voor de beoordeling van het gevorderde is van belang vast te stellen of de sinds de ontbinding van de pachtovereenkomst op de pachter(s), thans gefailleerden, rustende verplichting tot oplevering van het quotum aan de verpachtster [eiser] met het failliet van [gedaagden] in de faillissementsboedel van de gefailleerden is komen te vallen en dus wordt beheerst door het regiem van de Faillissementswet.
Het toegekende en om niet aan de gefailleerden ter beschikking gestelde quotum is grondgebonden en daarmede accessoir aan het eigendomsrecht van de verpachtster van die gronden.
Met de curator deelt de pachtkamer op zich de opvatting dat met het sluiten van de pachtovereenkomst overdracht van quotum heeft plaats gehad, het quotum een waarde vertegenwoordigt en als zodanig is aan merken als een vermogensrecht.
Anders dan de curator meent de pachtkamer evenwel dat het in gebruik geven van het quotum niet is gelijk te stellen aan het overdragen (en leveren) van een vermogensrecht.
Overgedragen is slechts het recht om het quotum, tijdelijk, tot het einde van de pachtovereenkomst, in samenhang met de gepachte gronden te gebruiken, anders gezegd het recht om met gebruikmaking van dat land melk te produceren tot een hoeveelheid, gelijk aan de aan het land toegekende hoeveelheid heffingsvrije melk.
Het feit dat het quotum bij het COS van het Productschap Zuivel is geregistreerd op naam van de gefailleerden, is slechts de voorwaarde om tot aan het quotum heffingsvrij melk te leveren, maar leidt er ook niet toe dat met die registratie overdracht in vermogensrechtelijke zin heeft plaats gevonden.
Met het vorenstaande wordt dan ook aangenomen dat de plicht van de pachters om er aan mee te werken dat het quotum bij het einde van de pachtovereenkomst, in casu per datum van de ontbinding van die overeenkomst, geen vorderingsrecht is dat zijn grondslag vindt in het feit dat een vermogensrecht zou zijn overgedragen maar, naast hetgeen dienaangaande in het pachtcontract is opgenomen, enkel het gevolg is van nationale en supra-nationale (de geldende regeling Superheffing) afspraken om het quotum door terugoverschrijving aan de verpachter binnen het areaal van de nationale reserve van de in Europees verband toegestane quotum te houden, zulks teneinde te waarborgen dat het quotum opnieuw ter beschikking kan komen aan een opvolgende pachter/producent.
Al het vorenstaande geeft de pachtkamer de overtuiging dat noch het gebruik van het quotum, noch de plicht tot terugoverschrijving aan de verpachtster door het regiem van de Faillissementswet wordt beheerst en dus de curator niet bevoegd is daarover te beschikken.
Vorenstaande leidt er dan ook toe dat het gevorderde wordt toegewezen, zij het slechts het eerste deel van het gevorderde, immers kan de curator op grond van het hiervoor overwogene niet meewerken aan de overschrijving van het quotum naar de eiseres.
De gedaagde zal als degene die in het ongelijk wordt gesteld in de proceskosten van de eiseres worden verwezen.
De beslissing
De pachtkamer recht doende als voorzieningenrechter:
Verbiedt de curator om het in artikel 12 van de -ontbonden- pachtovereenkomst en de paragrafen 4 en 8 van de dagvaarding omschreven melkquotum te verkopen, over te dragen, te verhuren, in gebruik te geven of anderszins aan de macht van de eiseres te onttrekken op straffe van een aan eiseres te verbeuren dwangsom van € 150.000,00.
Veroordeelt de curator tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van de eiseres begroot op € 99,44 aan dagvaardingskosten, € 73,00 aan vast recht en € 350,00 aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A. van der Meer als voorzitter van de pachtkamer en H. Prins en W. Steenbergen als leden, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2012
typ/conc: 3=JHB
coll: